Veel belangstelling voor bundel Godfried Bomans

29 april 2019Leestijd: 4 minuten
Godfried Bomans

Uitgeverij EW is verrast door de grote belangstelling voor het werk van Godfried Bomans. Deze week verschijnt alweer de achtste druk van de bundel met zijn beste stukken uit Elseviers Weekblad. Om dit te vieren, is een gebonden editie gemaakt, die 432 bladzijden telt.

Bomans trad in 1945 toe tot de redactie van Elseviers Weekblad (EW) en zou tot zijn dood op 58-jarige leeftijd in 1971 aan het blad verbonden blijven. Over de redactie van het blad schreef hij in 1965, toen hij terugblikte op zijn aantreden: ‘Ik ben terechtgekomen in een gekkenhuis van heel hoog niveau met uiterst begaafde patiënten.’

De schrijver maakte deel uit van een groepje getalenteerde scribenten als Piet Bakker, Eduard Elias en Anton van Duinkerken, dat wel ‘het gouden knapenkoor’ werd genoemd. Bomans genoot van de vrijheid die hij bij het blad kreeg om over van alles en nog wat te schrijven en van het gezelschap van zijn collega’s. Maar hij noteerde: ‘Ik had wél de indruk dat ze allemaal lichtelijk krankzinnig waren.’

De toetreding van Bomans tot de redactie van EW had veel te maken met het feit dat hij ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, aan de oevers van het Spaarne, in de buurt woonde van H.A. Lunshof. Hij raakte bevriend met deze kleurrijke journalist van De Telegraaf, schrijft Gerry van der List in zijn inleiding bij de bundel.

Bomans en Lunshof spraken met elkaar over literatuur en theologie. En over hun toekomstplannen, zoals het beginnen van een nieuw tijdschrift na de bevrijding van Nederland. Al in 1944 begonnen de vergaderingen over het ambitieuze project, waarbij het er, ondanks de sombere omstandigheden, soms vrolijk aan toeging. Op 25 november 1944, de verjaardag van Lunshof, hadden de redacteuren in spe bijvoorbeeld flink wat ingenomen om de verwachte bloei van het weekblad alvast te vieren. Toen de Engelse radio ’s avonds de val van Straatsburg aankondigde, zongen ze enthousiast de Marseillaise. Bomans greep met de befaamde katholieke schrijver Anton van Duinkerken een toorts om voor licht in de door de bezetters voorgeschreven duisternis te zorgen en samen stormden zij naar buiten om aan het Spaarne luidkeels het Wilhelmus in te zetten.

Door de onzekerheid die de oorlog meebracht, bestond er in brede kring behoefte aan financiële vastigheid. Bomans was dan ook blij dat hij het redacteurschap van EW kreeg aangeboden. Een ontwerp-contract ‘tusschen den heer Godfried Bomans te Haarlem enerzijds en de N.V. Bonaventura in oprichting te Amsterdam anderzijds’ voorzag in zijn verplichting om ‘iedere week een korte bijdrage te schrijven, waarvan aard en omvang in groote lijnen worden vastgesteld in overleg met den hoofdredacteur’. Zijn naam zou bij de redacteuren worden vermeld. ‘De heer Bomans zal als een volwaardig lid der redactie worden beschouwd en de redactievergaderingen bijwonen.’

Bomans bleef tot 1949 deel uitmaken van de redactie van EW. Als redacteur toonde hij zich een typische einzelgänger. Bij vergaderingen had hij geen enkele inbreng. Hij stond terzijde. Het was ook niet makkelijk om hem te bewegen tot het bijwonen van de vergaderingen, zou Lunshof zich later herinneren, en nog moeilijker om de kopij van deze tijdloze figuur binnen te krijgen. ‘Godfried zwierf, toen de vrijheid was hervonden, soms dagenlang rond, om dan ineens op te duiken en zijn bijdrage op de redactietafel te leggen.’

Na 1954 nam de medewerking van Bomans sterk af. Er gingen jaren voorbij dat er nauwelijks iets van zijn hand te vinden valt in het blad. De schrijver koos in de eerste plaats voor de Volkskrant als podium en werd verder opgeslorpt door lezingen en praatjes voor radio en televisie. Hij miste een soort manager of zaakwaarnemer die hem behoedde voor een overdaad aan activiteiten.

Bij zijn dood had hij 64 titels op zijn naam staan, maar het betrof bijna allemaal bundelingen van stukjes. Na Een halve eeuw trappistenleven (1950) publiceerde hij geen boek uit één stuk meer. Hij sprak geregeld over het schrijven van een boek over de door hem zo geliefde en bewonderde Charles Dickens, maar het kwam er niet van. Hij had ook een zekere neiging tot luiheid, een neiging die alleen kon worden bedwongen door harde deadlines.

Wat al die essays, interviews, portretten, sprookjes, columns, aforismen en andere pennenvruchten van de humorist vol tragiek verbindt, is een superieure stijl, een kwaliteit die zelfs mopperkont Jeroen Brouwers moest erkennen. Ze vallen, ondanks hun verscheidenheid, op door een genot in het zo helder en treffend mogelijk formuleren van gedachten en observaties. Een overduidelijk genot dat het lezen van de selectie van bijdragen aan Elseviers Weekblad en Elseviers Magazine in de periode van 1945 tot 1971 vast een genoegen maakt. Voor zover mijn werk enige waarde heeft, zei Godfried Bomans zelf, ‘schuilt deze niet in wat er gezegd is, maar in hoe het gezegd is’.

Noot voor de redacties, niet voor publicatie

De gebonden editie telt 432 bladzijden en kost € 20. Een recensie-exemplaar is aan te vragen bij Ingrid Pronk.