Hoe molens, grachten en dijken de Amerikanen verleidden

30 mei 2017Leestijd: 13 minuten
Nederlandse molen geschilderd door John Henry Twachtman

Nederland was ooit hét voorbeeld voor de Amerikaanse culturele elite. Kunst speelde grote rol bij de instandhouding van clichés.

Oorspronkelijk artikel van dr. Annette Stott. Stott is directeur van de School of Art and Art History, University of Denver, Verenigde Staten. In 1998 verscheen haar boek Hollandgekte. De onbekende Nederlandse periode in de Amerikaanse kunst en cultuur (De Olifant Pers/Anthos).

Vóór 1876 gebruiken kunstschilders uit de Verenigde Staten Nederland niet als onderwerp voor hun schilderkunst – enkele uitzonderingen daargelaten. Wel hadden veel Amerikaanse kunstenaars zich voor die tijd door een eerder tijdperk van de Hollandse en Vlaamse schilderkunst laten inspireren en namen ze aspecten van de Hollandse stijl over. Ook hadden de eerste Amerikaanse kunstverzamelaars al zestiende- en zeventiende-eeuwse Hollandse schilderijen aangekocht vóór 1876.

Eeuwfeest als omslagpunt

Maar pas toen in 1876 het eeuwfeest van de Onafhankelijkheidsverklaring werd gevierd, begonnen Amerikanen serieus te kijken naar de oorsprong van hun land en Nederland als onderdeel van hun nationaal erfgoed te beschouwen. Toen de oorsprongsmythen aan nieuw onderzoek werden onderworpen, begon de aandacht ook uit te gaan naar het land waar de bonthandelaren en kolonisten vandaan kwamen die ooit aan de wieg hadden gestaan van Nieuw-Nederland in de Hudsonvallei, die zich hadden gevestigd in Delaware, delen van Connecticut en New Jersey en die bovendien Nieuw-Amsterdam hadden gesticht (nu New York).

Het laatste kwart van de negentiende eeuw was een tijd dat er uit politiek, historisch bewustzijn en cultuur gezamenlijk een ongewone belangstelling ontstond voor verschillende Europese landen die voordien geen plaats op de nationale agenda innamen en geen bijzonder sterke economische of politieke betrekkingen met de Verenigde Staten onderhielden. Als gevolg van de historische binding gaven Amerikanen aan het eind van de negentiende eeuw aandacht aan het Nederland van hun eigen tijd, en de beeldende kunsten zorgden er meer dan welke andere levenssfeer dan ook voor dat ze Nederland begonnen te begrijpen zoals het was.

De Eeuwfeesttentoonstelling die in 1876 in Philadelphia werd gehouden, was de eerste wereldtentoonstelling die ooit door de Verenigde Staten werd gefinancierd. Alle staten deden mee, waarbij sommige uit eerbied voor het thema van de tentoonstelling hun koloniale wortels benadrukten. Een aparte koloniale New England-keuken, met kelners in klederdracht, fungeerde als restaurant. De bijdrage van New York bevatte ook herinneringen aan de koloniale Nederlandse wortels van de stad. Daarbij hield Nederland zelf nog een grote expositie in het hoofdgebouw, met bijdragen uit de Oost-Indische koloniën, en bovendien nog exposities in het kunstgebouw en het landbouwhuis.

Nederlanders maken indruk

J.S. Ingram, die de exposities van alle landen afzonderlijk beschreef, stelde het volgende vast: ‘De expositie van Nederland was niet enkel een verzameling verhandelbare artikelen die voor het profijt van de fabrikanten naar de tentoonstelling waren gestuurd, maar het resultaat van een intelligente poging van de Nederlandse regering om ons volk de gelegenheid te bieden de publieke werken, onderwijssystemen, industrieën, landbouwproducten en koloniale bezittingen te bestuderen van dat nijvere volk dat het “lage land” aan de Noordzee bewoont. Het was een waardevol museum van informatie over het land…’

Adverteren met de Nederlandse huisvrouw

Omdat kinderen vaak de hoofdpersonen in kinderboeken waren en omdat dit de gouden eeuw was van de kinderboekenillustratie, groeide het beeld van het Nederlandse jongetje en meisje uit tot een alom aanwezig motief. Het kinderpaar, steevast gehuld in traditioneel kostuum, stond dan hand in hand te dansen of aan tulpen te ruiken. De twee werden door massa’s illustratoren getekend bij verhalen in kindertijdschriften en in advertenties en gebruikt als motief voor behang en kleding. Grafische ontwerpers benutten het jongetje en meisje om producten te verkopen met eigenschappen die door het Amerikaanse publiek het sterkst met Nederland werden geassocieerd.

Inmiddels had het stereotype van de Nederlandse huisvrouw als de meest efficiënte schoonmaakster ter wereld zich al stevig geworteld. In elke reisgids en elk kinderboek werd er melding van gemaakt, en kunstenaars hadden al heel wat afbeeldingen geproduceerd waarop Nederlandse vrouwen stonden die koperen kannen poetsten, ramen wasten en de straat van onkruid ontdeden. Old Dutch Cleanser werd na de eeuwwisseling het bestverkopende schoonmaakproduct, maar tal van andere merken gebruikten het beeld van de Nederlandse huisvrouw om hun producten af te zetten. In een advertentie voor Electro Silicon zilverpoets in het populaire huishoudblad Good Housekeeping, daterend van 1905, staat een meisje, voorzien van een Hollandse kap en schort en lopend op klompen, een kop met twee oren te poetsen op de schoorsteenmantel van een met Hollandse tegeltjes belegde schouw. In de tekst wordt nergens naar iets Nederlands verwezen – het beeld spreekt kennelijk boekdelen. Tot de overige producten die bij het Amerikaanse publiek werden aanbevolen met Nederlands beeldmateriaal, behoorden onder meer verf (het bekendst werd de Hollandse jongensverf), tandpasta, sigaren, cacao en meubilair. Ook kon voor producten die werden gemaakt door een bedrijf met een Nederlands klinkende naam, het best met Nederlandse motieven worden geadverteerd, zelfs als dat beeld inconsistenties vertoonde. De firma Van Camp gebruikte om de verkoop van zijn soep in blik te bevorderen in tal van advertenties een Nederlands jongetje en meisje, en in een van die advertenties was ook de grote tempel van de mormonen in Salt Lake City (Utah) te zien.

De bezoekers van de tentoonstelling – al gefascineerd door de geografische ligging van de lage landen, die vele Amerikanen kenden door schoollessen en kinderboeken als Hans Brinker van Mary Maples Dodge (een decennium eerder verschenen) – leerden meer over de windmolens en dijken met behulp waarvan rijke landbouwgronden werden gecreëerd en in stand gehouden. In de landbouwhal getuigden verder, zoals Ingram verklaarde, het ‘fijnste fruit en de fijnste groente, bewaard in glazen potten die je op de tentoonstelling aantreft, visnetten en modellen van vissersboten, een admirabele keuze uit de spiritualiën en luxelikeuren waarom Amsterdam bekendstaat, en talloze stapels harde, ronde, kleine rode of in tinfolie verpakte kazen uit Edam’ van de Nederlandse productiviteit. Hoewel de nadruk op vernuft, productiviteit en wetenschap het Amerikaanse publiek erg aansprak, was het de pittoreske aanwezigheid van windmolen, grachten, zandduinen en Nederlandse plattelanders die indruk op schilders maakte – iets waarvan je op de kunstexpositie de resultaten kon aanschouwen.

Op de Nederlandse expositie beeldende kunst hingen zowel zeventiende-eeuwse meesterwerken als werk van de contemporaine Haagse School. Het was voor veel Amerikaanse kunstenaars de eerste gelegenheid om zelf eigentijdse Nederlandse schilderijen te bekijken, en het gevolg daarvan was dat kunstenaars die in Parijs of München wilden studeren Nederland nogal eens als tweede bestemming kozen gedurende de zomers buiten het academie-curriculum. Het verplichte bezoek aan Nederland om daar de kunst uit de Gouden Eeuw te bezichtigen, in het kader van de ‘grand tour’, begon in de vroege jaren tachtig van de negentiende eeuw plaats te maken voor uitgebreidere visites, nu kunstenaars meer en meer de hele zomer doorbrachten in nieuwe landelijke kunstkolonies en van stad naar stad begonnen te reizen.

Arbeidsmoraal en geloof

Door al deze factoren ontstond er in de Amerikaanse schilderkunst een tak die zich richtte op het schilderen van Nederland. Gedurende de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw vestigden verschillende kunstenaars hun nationale en internationale reputatie met Nederlandse onderwerpen.

ons-amerika-11
Schilderij van Gari Melchers, gemaakt rond 1888. Foto: Gari Melchers Home and Studio Fredericksburg Virginia.

Gari Melchers (1860-1932), een jonge schilder uit Detroit die als zeventienjarige de Eeuwfeesttentoonstelling bezocht, studeerde in de late jaren zeventig aan de kunstacademie in Düsseldorf en koos toen Egmond aan Zee uit als atelierlocatie, waar hij in dertig jaar een grote hoeveelheid schilderijen van Nederland en Nederlanders maakte. Melchers concentreerde zich op vissers, herderinnen, jonge moeders en boeren uit het gebied rond Egmond. In de vele doeken waarop hij zijn modellen in de duinen en in de kerk portretteerde, liet hij vooral hun sterke arbeidsmoraal en hun protestantse geloof krachtig uitkomen. Hij woonde een deel van het jaar in Egmond en sprak al snel vloeiend Nederlands. Het grootste deel van zijn schilderijen belandde in de Verenigde Staten, om daar te worden geëxposeerd en verkocht. Na 1903 richtte Melchers zich op het schilderen van verfijnde interieurdoeken, met rijke, kosmopolitische dames en hun dienstmeiden, à la Johannes Vermeer.

Kunstbestemming

Populaire plaatsen bij Amerikaanse schilders rond 1900 waren Amsterdam, Egmond aan Zee, Den Haag, Dordrecht, Goes, Haarlem, Hattem, Heeze, Katwijk, Laren, Marken, Noordwijk, Nunspeet, Rijsoord, Scheveningen, Veere, Volendam en Zandvoort.

Walter MacEwen (1860-1943), afkomstig uit Chicago, maakte naam met historiewerk waarin hij terugkeerde naar de zestiende en zeventiende eeuw in Nederland, met contemporaine genrestukken en met werk waarop hij het historische Nieuw-Nederland afbeeldde. Hij had zijn zomeratelier in Hattem, vanwaar hij elke winter terugkeerde naar Parijs. Meer dan welke andere Amerikaanse schilder ook maakte MacEwen visuele verbindingen tussen Nederlandse en Amerikaanse nationale figuren en verhalen. Hij gebruikte dezelfde figuren in klederdracht in zijn verbeelding van een stadhuis in Nieuw-Amsterdam, een oude werkkamer van een Amsterdamse burgemeester en een Nederlands dorpje uit zijn eigen tijd. Zijn historische werk herinnert aan de grote tijd van de Nederlandse kunst en aan de opkomst van de Republiek der Nederlanden. Op MacEwens contemporaine werk waren dikwijls spelende of lerende Nederlandse kinderen te zien.

Vrouwen in tulpenvelden

hitchcock_pinktulips
Portret van George Hitchcock van roze tulpen en molen in Nederland. Foto: Wikimedia

George Hitchcock (1850-1913) kwam in het begin van de jaren tachtig van de negentiende eeuw naar Nederland vanuit Rhode Island en vestigde zich in Egmond om daar zeegezichten te schilderen in de trant van Willem Hendrik Mesdag. Hij verlegde zijn aandacht echter al snel naar de bollenvelden. Hitchcocks schilderijen van vrouwen in tulpenvelden bezorgden hem grote faam en voerden heel wat beginnende kunstschilders naar Egmond. Net als Melchers maakte Hitchcock zijn Nederlandse figuren intens spiritueel en fysiek sterk, maar de laatste legde grotere nadruk op het vrouwelijk schoon.

William Henry Howe (1846-1929) vestigde zijn reputatie als dierenschilder zowel op basis van Franse als Nederlandse onderwerpen. In Nederland werd hij zeer aangetrokken door het vee, dat hij nogal eens afbeeldde met windmolens, grachten en de Zuiderzee op de achtergrond. Hij gaf zijn veestukken dikwijls titels die de locatie aangaven of het Nederlandse karakter identificeerden. Het extreme naturalisme en de foktechnische kwaliteiten van de melkkoeien die hij schilderde, deden denken aan de portretten die Amerikaanse boeren maakten van hun prijsstieren en -paarden en spraken zijn Amerikaanse publiek evenzeer aan als de romantische elementen die zijn stukken vaak binnenslopen. De Amerikanen lieten zich voorstaan op hun landbouwkundige bekwaamheid en bewonderden de Nederlandse boeren, met wier geïmporteerde vee ze veelal hun eigen veestapels waren begonnen.

In de ban van…

De Amerikaanse stad Cincinnati is rond 1790 gesticht door pioniers van vooral Engelse en Duitse komaf. Er was geen Nederlands-Amerikaanse gemeenschap van betekenis. Toch ontstond er rond het begin van de twintigste eeuw dankzij in Nederland werkende Amerikaanse schilders uit Cincinnati een ‘Hollandgekte’. Zo raakten Nederlandse motieven voor interieurdecoratie in de mode en experimenteerden veel vrouwen met het beschilderen van aardewerk.

Naast deze kunstenaars, die lange zomers en soms winters in Nederland doorbrachten en vooral bekendheid kregen als schilders van Nederlandse onderwerpen, werkten honderden anderen gedurende kortere perioden van hun carrières in Nederland. John Henry Twachtman (1853-1902) uit Cincinnati maakte in zijn vroege jaren verschillende schilderijen van Nederlandse windmolens, in Zuid-Holland. Charles Ulrich (1858-1908), uit New York City, schilderde een belangrijk genrestuk in een drukkerij in Haarlem, dat suggereerde hoezeer Nederland en Amerika vernuft, technologie en persvrijheid deelden.

Conservatieve ideeën

ons-amerika-8
Drukkerij in Haarlem. Olieverf van Amerikaanse schilder Charles Frederick Ulrich, 1884. Foto: Charles Frederick Ulrich/Terra Foundation for American Art Chicago

De drukkerij van Ulrich en nog een beperkt aantal andere werken vormden de uitzondering op de regel. Het Amerikaanse beeld van Nederland dreef hoofdzakelijk op de afbeeldingen die in 1876 door de Nederlandse overheid als typisch Nederlands werden gepresenteerd. De progressieve impuls van de wereldtentoonstelling, met haar nadruk op de moderne industrie en technologie, werd in de Amerikaanse kunst in hoge mate getemperd door de historische bindingen en door vergelijkingen die Amerikanen trokken met hun eigen land. Over het geheel genomen waren de Amerikaanse verbeeldingen van Nederland eerder conservatief dan modernistisch.

Terwijl schilders de Amerikaanse markt overspoelden met schilderijen van Nederland, die in veel gevallen subtiele verwijzingen bevatten naar de zeventiende eeuw en de kolonie Nieuw-Nederland in Noord-Amerika, werden Amerikaanse verzamelaars en kunstliefhebbers zich steeds meer bewust van het contemporaine Nederland en zijn historische betekenis voor een Amerikaans publiek.

Stereotiep beeld

Amerikaanse kunstenaars, illustratoren en adverteerders brachten rond 1900 de Volendamse klederdracht zo vaak in beeld dat het een symbool werd voor het hele land. Door de eindeloze herhaling werden de pijprokende visser op klompen en zijn vrouw als ouderwets geklede breister in Amerika gezien als hét Nederlandse stereotype.

ons-amerika-10
Foto: Stott Collection

Het comfort, de snelheid en de toegankelijkheid van het reizen over de oceaan waren rond 1880 dusdanig verbeterd dat er tussen de Verenigde Staten en Europa een omvangrijke toeristenindustrie opbloeide. Veel Amerikaanse vakantiegangers kozen voor bestemmingen waarmee ze al vertrouwd waren via plaatselijke kunstenaars of illustraties in nationale publicaties. Zo kozen gegoede winkeliers uit Cincinnati dikwijls Volendam uit als bestemming omdat de plaatselijke kunstschilder John Rettig honderden schilderijen van dit vissersdorp maakte en verkocht tijdens jaarlijkse exposities.

Hoogsels, tonen en pigmenten

Uitgevers brachten meer en meer reisboeken op de markt. Heel wat daarvan richtten zich op Nederland, en waren dan geschreven vanuit het perspectief van de kunstschilders. Dat perspectief werd ook gehanteerd voor andere landen, maar reisboekenauteurs lijken het erover eens te zijn geweest dat het in het bijzonder diende te worden gebruikt voor het land dat zo bekend werd om zijn kunst. De auteurs beschreven vrijwel alles wat ze zagen door vergelijkingen te trekken met schilderijen van Rembrandt, Hals en Ruysdael – schilders wier werk door het Amerikaanse publiek werd gekoesterd. In navolging van de Engels-Amerikaanse kunstenaar George Henry Boughton, wiens serie reisartikelen over Nederland in het populaire Scribner’s Monthly Magazine (1883-1884) en het boek Sketching Rambles in Holland (1885) de toon had gezet, ontleenden deze auteurs hun vocabulaire aan het schildersatelier. Ze schreven over Nederland in termen van voorgrond en achtergrond, hoogsels en tonen, en beschreven kleuren met de namen van pigmenten. Ze illustreerden hun teksten uitvoerig met foto’s of prenten die op schilderijen en tekeningen waren gebaseerd.

De reiziger die Nederland op advies van de reisboekenauteur door de artiestenbril bekeek, werd bij zijn terugkeer verleid om Nederlandse schilderijen te kopen. Afhankelijk van de financiële mogelijkheden varieerden dergelijke aankopen van uit tijdschriften geknipte illustraties en goedkope aquarellen en tekeningen van plaatselijke Amerikaanse kunstenaars tot prenten en schilderijen van de Haagse School, die via een Amerikaanse handelaar werden aangeschaft, en zelfs tot topstukken uit de zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst

Kinderboeken

Niet alleen illustratoren van reisliteratuur, maar ook illustratoren die zich specialiseerden in kinderliteratuur tekenden Nederland. Talloze verhalen over Nederlandse kinderen werden aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw gelezen en geïllustreerd. Sommige daarvan, zoals Witch Winnie in Holland (1896), dat voor oudere kinderen was geschreven, gingen over het verschijnsel dat Amerikaanse kunstenaars in Nederland studeerden of ateliers vestigden. Het boek was geschreven door Elizabeth Champney, vrouw van de schilder James Wells Champney, en volgde de loopbaan van een verzonnen vrouwelijk personage dat zich door het bezichtigen van de Nederlandse kunst op de World’s Columbian Exposition, in 1893 in Chicago, liet inspireren om naar Laren te gaan, het dorp waar de schilderijen van Anton Mauve waren gemaakt die ze op de expositie had gezien. Winnie en haar vriendin Milly Roseveldt uit New York reisden door Nederland, gechaperonneerd door Milly’s moeder. Ze ontmoetten daar Nederlandse kunstenaars, zaten buiten te schetsen en bezochten historische plekken. Terwijl ze zich in Nederland met de kunststudie bezighouden, wordt er in een subplot onthuld dat Winnies verloofde van Nederlandse afkomst is, wat de schrijfster in staat stelt om tal van verbindingen tussen de Nederlandse en Amerikaanse geschiedenis ter sprake te brengen.

Invloedrijk

Wat historicus William Elliot Griffis (1843-1928) toeschreef aan de Nederlandse invloed op Amerika:

 Achternamen als Brown, Dwight en Cooper (van Bruin, De Wit en Kuiper)

 De Engelse taal (van het Fries)

 De dollar (van daalder)

 De vrijheidsklok (van stadsklokken)

 Het rood-wit-blauw in de Amerikaanse vlag (van de watergeuzen en de Republiek)

In andere kinderboeken werd de historische connectie weer gebruikt als uitgangspunt. De schrijfster Blanche McManus begon haar boek Our Little Dutch Cousin (1906) met deze woorden: ‘Onze Nederlandse neefjes en nichtjes hebben veel gemeen met onze Amerikaanse neefjes en nichtjes, misschien niet zozeer wat de tegenwoordige gebruiken, gewoontes en manieren betreft, maar met betrekking tot de overlevering en tradities van vroeger dagen, toen de Nederlanders zo’n belangrijke rol speelden bij het stichten van het nieuwe Amerika. … Buiten Engeland boezemt geen enkel Europees land de Amerikaanse lezer of reiziger meer belang in dan “het kleine landje van de dijken en windmolens”, en tal van jonge Amerikanen zijn alleen al vertrouwd met de manieren van hun neefjes en nichtjes van overzee door het feit dat zovelen van hen naar Nederland gaan om daar de fraaie musea, de fameuze historische gebouwen, de bollenvelden en de pittoreske straten en grachten te bezoeken waardoor het land een paradijs voor kunstenaars wordt.’ Dit soort kinderboeken werd op de openbare scholen dikwijls gebruikt voor het lees-, schrijf- en aardrijkskundeonderwijs.

Hollandgekte

ons-amerika-9
Plaatjes van Nederlandse kinderen waren populair felicitatiekaartje. Foto: Stott Collection

Behalve op schilderijen, foto’s, prenten, boekillustraties en in advertenties dook Nederland op als thema van Amerikaanse kunst op ansichtkaarten. Thanksgiving, Kerstmis, Nieuwjaarsdag, Valentijnsdag en verjaardagen werden gevierd met post- of ansichtkaarten waarop dikwijls Nederlandse iconen waren afgebeeld: het Nederlandse kinderpaar, klompen, tulpen en windmolens. Het beeld van Nederland en het Nederlandse volk in de populaire Amerikaanse populaire beeldcultuur werd in toenemende mate stereotiep en decoratief.

In 1909 werd met de Hudson-Fulton Celebration de driehonderdste verjaardag herdacht van Henry Hudsons ontdekking van de Hudson, die de weg had geplaveid voor de Nederlandse kolonisering in Noord-Amerika. Dit gedenkjaar vormde de culminatie van de periode die bekendstaat als de ‘Hollandgekte’, waarin Nederland voor het voetlicht trad als onderwerp van de Amerikaanse kunst en van illustraties en decoraties (en een rol speelde in de architectuur, de geschiedenis, de literatuur, de mode en het amusement).

Kanten muts

Rond 1912 raakte de traditionele Nederlandse kanten muts bij Amerikaanse vrouwen in de mode als ochtendkleding. Vrouwen maakten deze ‘boudoirmuts’ zelf van stukjes kant en gaas, maar hij was ook te koop in exclusieve modezaken. De muts raakte dankzij het indertijd beroemde danspaar Vernon en Irene Castle al snel ook in het openbaar populair. Irene Castle droeg een authentieke Nederlandse muts waarmee ze zich tijdens haar optredens vertoonde.

Op een ter gelegenheid van dit evenement ontworpen ansichtkaart zien we niet alleen Nederlandse en Amerikaanse vlaggen rond afbeeldingen van Hudson en zijn Nederlandse schip de Halve Maen, maar ook een windmolen en klompen om het Nederlandse aspect te benadrukken. Tijdens het gedenkfeest was een grote tentoonstelling te zien van zeventiende-eeuwse kunst, geleend uit Amerikaanse collecties, en liep er een nationaal onderwijsprogramma waarin Nederland centraal stond. Een populaire thuiseducatiecursus, The Chatauquan, wijdde zijn jaargang 1908-1909 aan de studie van Nederland en zijn betekenis voor de Amerikanen, waarbij de nadruk werd gelegd op de zeventiende- en negentiende-eeuwse Nederland­se en Amerikaanse kunst.

In de jaren daarna begonnen Nederland en zijn historische connecties met de Verenigde Staten uit het Amerikaanse bewustzijn te verdwijnen, de Eerste Wereldoorlog markeerde het einde van de Hollandgekte. Maar zo’n veertig jaar lang had Nederland dan toch een belangrijke plaats ingenomen in de Amerikaanse kunst en cultuur.