Waarom Amerikanen hun Burgeroorlog naspelen

26 juli 2018Leestijd: 2 minuten
Elke week spelen grote groepen Amerikanen veldslagen van de Burgeroorlog na. Het fenomeen startte in de jaren 60 van de vorige eeuw.

Elk weekend komen door heel Amerika duizenden mensen samen op de slagvelden van de Burgeroorlog (1861-1865). Ze trekken ouderwetse kleding aan, pakken hun wapens op en spelen de oorlog na, in de hoop dat de episode niet uit het geheugen verdwijnt.

Het is zes uur ’s ochtends, een zaterdag. Op een groot landgoed in Gettysburg, Pennsylvania, staan zo’n twee honderd witte tenten. Grote vlaggen van de Unie (het Noorden) en de Geconfedereerde Staten (het Zuiden) verraden dat dit niet zomaar een kampeerplek is.

Een voor een worden de bewoners wakker gemaakt door de zomerhitte. Ze komen naar buiten in outfits van twee eeuwen geleden. Wollen broeken, overhemden opgehouden door bretels en rieten hoeden. Een groepje mannen staat ontbijt te maken boven een kampvuur – pannekoeken. Eentje poetst zijn wapen, een meter lange musket.

In Gettysburg vond de grootste en bloedigste slag van de Amerikaanse Burgeroorlog plaats, de oorlog tussen het Noorden en het Zuiden. Naar schatting vochten 180.000 soldaten tegen elkaar – zo’n 50.000 ervan sneuvelden. De slag werd een kantelpunt in de oorlog, die voor een groot deel draaide om de slavernijkwestie.

Correspondent Emile Kossen trok een outfit aan en bracht twee dagen door in een kamp van de Confederatie.

Opdat men niet vergeet

De vijfhonderd deelnemers aan deze reenactment zeggen vrijwel allemaal dat de oorlog niet mag worden vergeten. En dus vechten ze de veldslagen na, elk weekend ergens anders en steevast voor grote groepen toeschouwers. Het is een dure hobby – een outfit en een wapen kosten samen zo meer dan duizend dollar – met een serieus randje.

‘Generaal’ John Houck is al jaren deelnemer, net als zijn zoon en kleinzoon: ‘Mijn voorouders vochten mee in de oorlog, dus dit is persoonlijk. Ik hoop vooral dat ik landgenoten kan bijbrengen hoe deze oorlog ons land heeft gevormd.’

Maar wordt de oorlog niet uitgebreid behandeld op scholen? Houck, die sympathie voelt voor de zuidelijke staten en de offers die de soldaten deden, vindt van niet. ‘De oorlog wordt verteld in mythes – het ging over veel meer dan alleen slavernij. Over de individuele rechten van staten bijvoorbeeld. Blijkbaar is het aan ons om dat te vertellen.’