Zelfs omgang met verdedigers van het Zuiden wordt afgestraft

30 juli 2016Leestijd: 3 minuten
Oorspronkelijk slavenverblijf, te zien in het Whitney Plantation slavernijmuseum

Historicus Geerten Waling reist deze zomer voor elsevier.nl door de Verenigde Staten, op zoek naar de ziel van de Amerikaanse democratie. 

 ‘In Amerika trekt de meerderheid een geweldige cirkel om het denken heen. Binnen die cirkel is de schrijver vrij, maar wee hem die de grens waagt te overschrijden. Niet dat hij voor de brandstapel moet vrezen, maar hij is wel het mikpunt van allerhande uitingen van afkeer en van dagelijkse vervolgingen.’

  • Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika (1835-1840)

Geschiedenis is een discussie zonder eind, schreef historicus Pieter Geyl ooit. Neem Willem van Oranje. Was dat nu een vrijheidsstrijder, een geloofsheld of een terrorist? Was Napoleon een brenger van de Verlichting of juist een traditionele despoot? Historici en de samenleving raken er nooit over uitgepraat.

En dat is maar goed ook: absolute waarheid is de vijand van de democratie, haar beste vriend is het open debat. Daarom is de observatie van De   Tocqueville, dat juist in een democratie de marges van het debat zo smal zijn, verontrustend. Dat geldt voor Amerika, maar inmiddels ook voor het oude continent.

Het diepe Zuiden

Deze week was ik in New Orleans, Louisiana. De havenstad ligt in the deep south, waar de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) woedde. Over dit bloedige conflict, dat meer dan 600.000 levens eiste, sprak ik met James Ronald Kennedy – een historicus en propagandist van het southern nationalism die samen met zijn tweelingbroer polemische boeken heeft geschreven over wat zij liever de ‘Oorlog van de Noordelijke Agressie’ noemen. Zij vertellen het verhaal dat in de gangbare Amerikaanse geschiedschrijving taboe is: het verhaal van de verliezers, van de zuiderlingen, van de Confederatie van dertien staten die zich tevergeefs probeerden af te scheiden van de federatie, de Verenigde Staten.

Morele diskwalificatie

Tegenwoordig is het gangbaar om de afschaffing van de slavernij (1863) als voornaamste strijdpunt (en verworvenheid van president Lincoln) te zien. Dat is niet onwaar – slavernij was belangrijker in het agrarische zuiden dan in het industriële noorden van Amerika.

De afschaffing was dan ook het enige lichtpuntje in een diep duistere oorlog: de slavernij was hier hard en vreselijk, zoals ik leerde in het confronterende slavernijmuseum op de Whitney Plantation, net buiten New Orleans aan de Mississippi. Toch heeft de focus op slavernij het nare bijeffect dat iedereen die de geschiedenis van het Zuiden beschrijft, direct wordt ‘verdacht’ van het verdedigen van die slavernij en het daaraan inherente racisme.

Hoewel me die gevolgtrekking voor de gebroeders Kennedy niet eens lijkt op te gaan, is de morele afkeur van het zuidelijke verhaal zó sterk, dat zelfs de omgang met verdedigers van het Zuiden moet worden afgestraft. Dat bemerkte ik toen Thierry Baudet, mijn reisgenoot voor even, en ikzelf een foto met Kennedy op Twitter plaatsten. De commentaren waren niet van de lucht – zelfs het guurrechtse GeenStijl meende de ‘associatie’ te moeten veroordelen. Allen zonder een boek van de man gelezen te hebben.

Federatie versus confederatie

Deze aangeleerde verontwaardiging laat geen ruimte voor een interessant argument dat prominent in zijn boeken, zoals The South was right! (2010), voorkomt: het Zuiden vocht voor state rights, tegen de dominante inmenging van de federale overheid vanuit Washington DC. Al sinds de uitvinding van de Verenigde Staten is dat een fundamenteel staatsrechtelijk thema – en nog steeds is het een rode draad in vrijwel alle politieke conflicten in dit land. Thomas Jefferson was ooit uiterst beducht op een tirannieke centralistische overheid, maar door toedoen van onder anderen Alexander Hamilton is die er toch gekomen.

Precies dezelfde frictie heeft ooit Nederland gevormd in de twee eeuwen dat zij nog een (con)federale republiek was, die stuk liep op een staatsstelsel (Unie van Utrecht, 1579) dat op termijn onwerkbaar was. De founding fathers trokken daar lering uit en gaven Amerika een duidelijke centrale overheid, met veel check and balances in de Grondwet van 1787. Daar is de Europese Unie op haar beurt weer op gebaseerd, maar zonder dat we ons afvroegen: werkt die Amerikaanse federatie nou echt zo goed?

Democratie

Met de nederlaag van het Zuiden in de Burgeroorlog is definitief het confederale verhaal begraven onder bloed, modder en verdachtmakingen. De morele diskwalificatie van mensen als Kennedy (en zelfs van Nederlanders die hun verhaal willen horen), verhindert een serieus debat. Dat zou moeten gaan over zelfbestuur, democratie en prangende staatkundige kwesties, niet over wie het hardste de slavernij veroordeelt.