Slechts 11 procent van de statushouders heeft werk. Hoe komt dat?

17 april 2018Leestijd: 3 minuten
Archiefbeeld van een asielzoeker in het asielzoekerscentrum in Weert - Foto: ANP

Asielzoekers met een verblijfsstatus hebben nog altijd nauwelijks werk. Anderhalf jaar na het verkrijgen van een verblijfsvergunning in 2014 had gemiddeld 4 procent van de statushouders werk. Een jaar later is dat hoger, maar nog steeds slechts 11 procent, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Van de groep die wel werkt, doet het merendeel dat in deeltijd, in bijvoorbeeld de horeca. Slechts 15 procent van de werkende statushouders werkt fulltime.

Het CBS constateert dat er grote verschillen zijn naar herkomstland: zo heeft slechts 6 procent van de Eritreeërs werk, tegenover 29 procent van de Afghanen. Die laatste groep is wel relatief klein.

Afghanen scoren goed

Volgens het CBS zijn veel statushouders nog aan het inburgeren. Een ander probleem is dat veel asielzoekers een uitkering hebben, en er vrijwel geen financiële prikkel is om werk te zoeken. In 2014 had 90 procent van de asielzoekers een uitkering, een jaar later was dat gedaald tot 84 procent. Wie met een uitkering ongeschoold werk gaat doen, gaat daar financieel nauwelijks op vooruit.

Vooralsnog zorgen de Syriërs dus allerminst voor de trendbreuk die al die BN’ers Nederland twee jaar geleden voorspiegelden. Is dat een verrassing? Nee, schreef Syp Wynia eerder. 

Ook hier doen Afghanen het relatief goed ten opzichte van anderen: die groep is het minst afhankelijk van een uitkering. Voor Syriërs en Eritreeërs gold dat tweeënhalf jaar nadat zij een verblijfsvergunning hadden gekregen 90 procent nog in de bijstand zat.

Die lichte stijging van 4 naar 11 procent bij het aantal statushouders biedt volgens immigratie-expert Jan van de Beek weinig hoop voor de toekomst: ‘Als je kijkt naar cijfers uit eerdere cohorten dan zie je dat er toch meer immigranten in een uitkering zitten dan aan het werk zijn.’ Volgens de berekeningen van Van de Beek zijn er bij asielimmigranten na 10 jaar in Nederland meer uitkeringstrekkers en gepensioneerden dan werkenden.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Een uitkering kan zoeken naar werk ontmoedigen

In 2017 bleek dat de explosieve groei van het aantal bijstandstrekkers een gevolg van de grote groep asielzoekers die tijdens de migratiecrisis in 20o16 naar Nederland kwam. Wie eenmaal statushouder is, kan een beroep doen op de bijstand. Dat gebeurde massaal: tussen juni 2016 en juni 2017 nam het aantal bijstandsontvangers onder niet-westerse allochtonen toe met 16.000 tot ruim 239.000.

Wie vervolgens gaat werken, wordt in het begin vaak gekort op zijn uitkering. Dat kan asielzoekers ontmoedigen om een baan te zoeken. Overigens kan een uitkering pas worden aangevraagd als de asielzoeker de opvang verlaat. Bewoners van asielzoekerscentra krijgen leefgeld.

Ook de inburgering verloopt stroef. Een asielzoeker die een verblijfsvergunning heeft gekregen, moet binnen drie jaar het inburgeringsexamen halen. In oktober 2016 was dat gemiddeld 6 procent van de statushouders gelukt. Voor statushouders uit Syrië en Eritrea gold dat respectievelijk slechts voor 5 en 4 procent.