Bereikt negatieve rente ook kleinere spaarder?

20 juli 2021Leestijd: 3 minuten
Foto: ANP

Tot nu toe betalen alleen spaarders die meer dan 100.000 euro bij een bank aanhouden een negatieve spaarrente. Maar die grens van 100.000 euro is niet heilig. Wanneer gaan ook kleinere spaarders worden aangeslagen voor hun spaargeld?

ING-topman Steven van Rijswijk wil in een interview met EW niet vooruitlopen op toekomstige renteverlagingen (of verhogingen). Maar verder is hij wel duidelijk. ‘Er is geen bedrijf dat langdurig diensten kan verstrekken als de kosten hoger zijn dan de baten. Op lange termijn is dat onhoudbaar.’

‘Negatieve rente aanslag op ons business model’

Banken staan onder druk doordat de Europese Centrale Bank (ECB) een negatieve rente rekent voor al het overtollige geld dat banken bij haar stallen. Voor elke euro die zij er parkeren, krijgen zij minder dan 1 euro terug. Ook geld uitlenen aan kredietwaardige overheden en grote bedrijven gaat tegenwoordig vaak tegen een negatieve rente. ‘De negatieve rente is een aanslag op ons business model,’ zegt Van Rijswijk daarover in het zomernummer van EW.

Negatieve spaarrente was lange tijd ondenkbaar, maar is in rap tempo een ingeburgerde woordcombinatie geworden. Eind 2019, toen nog geen enkele bank een negatieve spaarrente had, trok toenmalig ABN AMRO-topman Kees van Dijkhuizen een duidelijke streep in het zand. De bank zal geen negatieve rente onder de 100.000 euro gaan rekenen, zei hij. Overigens is 100.000 euro ook de grens van het depositogarantiestelsel. Daardoor konden banken gerust beginnen met het introduceren van negatieve rente voor miljonairs, zonder dat de ‘gewone spaarder’ bang werd. Die zou toch niet worden geraakt.

Morrelen aan grens 100.000 euro spaargeld

Nog geen twee jaar later hebben ING, Rabobank en de Volksbank (SNS, ASN) die grens van 100.000 euro al bereikt. Bij ABN AMRO gaat de negatieve rente ‘pas’ in bij 150.000 euro. Veel ruimte om de spaarrente verder te verlagen is er dus niet, zonder aan de geruststellende ondergrens van Van Duikhuizen te morrelen.

Van Rijswijk benadrukt dat het van belang is dat mensen een ‘gewone buffer’ moeten kunnen blijven aanhouden. Niet de situatie dus dat je net dacht genoeg opzij te hebben gezet om een nieuwe ijskast te kopen, om er achter te komen dat de bank een deel van het geld heeft afgeroomd. Van Rijswijk: ‘Je ziet nu een maatschappelijke discussie over het niveau van die 100.000 euro en wij stellen ons de vraag: is dat een normale buffer? Het gemiddelde spaarbedrag van klanten is 40.000 euro. De helft heeft minder dan 13.000 euro spaargeld.’

Waar eindigt race naar beneden voor negatieve rente?

Wie er op die manier naar kijkt, zal zeggen dat een spaarbuffer van 100.000 euro inderdaad meer is dan een ‘gewone buffer’. Maar impliciet morrelt Van Rijswijk daarmee natuurlijk wel aan de doctrine van Van Dijkhuizen. Hoe stel je spaarders gerust als je eenmaal die psychologische barrière doorbreekt en — stel — vanaf 80.000 euro een negatieve rente gaat invoeren, en daarna vanaf 70.000 euro en verder?

Nu betaalt maar een paar procent van alle spaarders negatieve rente. Verreweg de meeste Nederlanders hebben minder dan 100.00o euro op de spaarrekening. Maar de discussie over negatieve spaarrente kan de komende tijd wel eens veel meer mensen gaan raken.