Een messentrekker is niet eerst zelf slachtoffer van onveiligheid

07 oktober 2022Leestijd: 5 minuten
Politie neemt mes in beslag waarmee minderjarigen elkaar te lijf gaan. Foto: ANP/ Hollandse Hoogte / Jeffrey Groeneweg

Steekincidenten komen steeds vaker voor onder jongeren. Onderzoek gaat vaak uit van sociale achterstand, maar negeert de cultuur van geweldsverheerlijking waarin jongeren worden meegezogen. Het is tijd dat de maatschappij keihard de morele ondergrens gaat bewaken, schrijft filosoof en veiligheidsdeskundige Gerben Bakker op EW Podium.

Het aantal steekincidenten veroorzaakt door jongeren onder 17 jaar is tussen 2017 en 2021 meer dan verdubbeld (van 130 naar 295). Ook bij jongvolwassenen zien we over deze periode een forse toename. Het bevestigt dat de media-aandacht voor geruchtmakende zaken niet alleen maar berust op maatschappelijke verontwaardiging. Geen wonder dat de grote gemeenten bezorgd zijn en zoeken naar een effectieve aanpak.

Ouders niet in staat op te voeden

Foto: Romy Koch.

Gerben Bakker (1982) studeerde wijsbegeerte en werkt als hogeschooldocent Integrale veiligheidskunde aan de Haagse Hogeschool. Hij is auteur van onder meer Dansen met de hydra (2022) en, samen met Gert Jan Geling, Over politieke correctheid (2018).

EW Podium publiceert opinies van (vooral jonge) schrijvers, die vanuit eigen onderzoek of werkervaring bijdragen aan het debat. De artikelen reflecteren niet noodzakelijkerwijs de opvatting van de redactie.

In 2020 opperde de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb al dat ouders van jongeren die voor de tweede keer worden betrapt op wapenbezit, een boete moeten krijgen van 2.500 euro. Dat idee stuitte op weerstand van criminologen. Frank Weerman (Erasmus Universiteit Rotterdam) stelde in de Volkskrant dat ‘sommige ouders simpelweg niet in staat [zijn] om op te voeden. Ze hebben vaak hulp nodig.’ Het leidt tot meer zachte heelmeesters: hulp is beter dan repressie.

De vakgroep van Weerman heeft nu een omvangrijk onderzoek gepubliceerd naar de achtergrond van wapenbezit en -geweld onder jongeren in Rotterdam, uitgevoerd in opdracht van de gemeente. Er is een flink aantal leerlingen geënquêteerd.

Een op de vijf jongens blijkt een wapen te hebben gedragen of gebruikt, of in bezit te hebben gehad. Dit cijfer is vertekend doordat bijvoorbeeld ook een flink aantal zakmessen wordt meegeteld, een heel andere categorie dan een machete. Een niet gering percentage van de ondervraagden (tussen 3 en 5) geeft aan wapens te gebruiken voor bedreiging of geweldpleging. Opvallend is dat meisjes geen te verwaarlozen dadergroep vormen. Verder valt te lezen dat geweldplegers meestal jongeren zijn met ‘multiproblematiek’: er is meestal van alles aan de hand.

Jongeren voelen zich ‘veiliger’ met mes op zak?

En nu? Waarom hebben jongeren volgens henzelf (steek)wapens nodig? Het onderzoeksteam rapporteert: hoofdzakelijk uit zelfbescherming, omdat zij zich zélf onveilig voelen. Wie deze uitkomst kritiekloos overneemt – want het is wetenschappelijk onderzocht!) – komt inderdaad, zoals NRC, tot de slotsom dat het allemaal te wijten is aan achterstand en het brute straatleven. Niks drill rap, niks gezagsprobleem. Ga praten, begrijp ze, probeer te de-escaleren met positieve rolmodellen. Sociaal geneigde onderzoekers en beleidsmakers kunnen elkaar innig omhelzen in sprookjesland.

Er is wel wat aan te merken op de onderzoeksmethode. Gevraagd naar hun motieven, waarbij ze antwoorden konden aanklikken variërend van ‘kunnen verdedigen’ tot ‘om te bedreigen’, zullen jongeren al snel iets sociaal wenselijks hebben ingevuld. Ga maar na: bijna iedereen die niet overloopt van criminele bravoure zal aangeven dat je wapens hebt uit zelfverdediging. Zeg je dat niet uit wenselijkheid, dan wel uit misplaatste overtuiging. Als je niet wilt uitkomen op sociale platitudes (‘zie je wel, ze voelen zich onveilig!’), moet je meer werk maken van de ethische vragen achter de keuzes van de jongeren. Je zou moeten corrigeren naar hoe de straatcultuur uitnodigt om met twee tongen te spreken.

Onderzoekers negeren moreel failliet straatcultuur

Je kunt geen beleidswerkelijkheid scheppen op basis van enquêtes als je het morele echec van de straatcultuur negeert. Wanneer je alleen braaf met de ogen knippert als jongeren leeglopen over zware omstandigheden, en je tegelijk de ogen sluit voor de implosie van elk verantwoordelijkheidsgevoel. De straatcultuur is niet alleen een factor voor verharding, maar ook een oorzaak van trotse legitimatie van onverantwoord gedrag in eigen kring.

De ‘diepte-interviews’ schetsen een even grimmig als onnodig beeld van steekpartijen door opgeklopte vetes om kleine beledigingen op Snapchat, ‘hete jongens’ (‘geïnitieerd’ in de drill rap-scene) die niet meer kunnen afkoelen, blocks die verdedigd moeten worden alsof men in getto’s leeft, Rambo-filmpjes en jongetjes die elkaars gebrek aan lef en spierballen willen aantonen (‘catching lacking’). Vooral de meisjes lijken oprecht bang om verkracht of aangevallen te worden en dragen daarom warempel een mes, schrijnend genoeg.

Repressie wel degelijk nodig tegen geweldsspiraal

Waar blijkt dat de ene geweldsdreiging de andere uitlokt, zou je zeggen dat repressie wel degelijk nodig is om deze cyclus te doorbreken. Maar als je hoofdzakelijk redeneert vanuit het sociale onveiligheidsgevoel waarin jongeren verdrinken, kom je algauw uit bij het gebruikelijke recept van meer invoelen, meer praten en meer voorlichtingsfoldertjes. Wie mag er tijd voor inruimen? De scholen uiteraard, aldus een van de aanbevelingen van de criminologen.

Laat deze scholen nu zelf al de noodklok hebben geluid, bijvoorbeeld in 2020 in Amsterdam. Toen gaven tien scholen samen te kennen dat ze de geweldspiraal niet meer alleen aankonden, doordat ‘er een generatie [is] die gezagsongevoelig is.’ Hoewel zij lieten weten dat alleen sancties niet genoeg zijn, is een strakke handhavende structuur wel wenselijk, waarbij scholen samen met de politie en andere partijen grenzen stellen aan de jeugdige poldergangsters. Niet de scholen dragen de eerste verantwoordelijkheid voor deze geweldscultus, maar de jongeren zelf. En in de tweede plaats zijn het de ouders, die hun kinderen hebben laten begaan op straat zonder ze een werkend moreel kompas te hebben meegegeven. Laat daar geen misverstand over bestaan.

Morele ondergrens keihard aangeven

Harde middelen, zoals preventief fouilleren, wapeninzamelingen en sancties voor ouders zijn er niet alleen omdat ze wel of niet effectief zouden zijn. Op grond van die overweging worden ze vaak van de hand gewezen. Maar ze hebben ook de maatschappelijke functie om aan te geven waar de absolute ondergrens ligt van wat we moreel aanvaardbaar vinden. Je moet ze niet zien als zaligmakend, maar als een keerdam tegen excessen. Steun de politie dan ook in die belangrijke maar vaak ondankbare taak.

Dat neemt niet weg dat er ook sociale interventies nodig zijn om probleemjongeren op te vangen en te voorkomen dat ze nog verder wegzakken. Positieve rolmodellen, zelf van de straat, kunnen ze een beetje helpen op het rechte pad te blijven. Maar dit is individueel maatwerk en vaak niet controleerbaar. Bovendien zullen grote probleemgevallen altijd blijven bestaan. Het is belangrijker de aandacht te richten op de groep die dreigt mee af te glijden door een algehele geweldsnormverschuiving.

De sociale wetenschappen zouden er goed aan doen te bedenken dat dit soort criminele verschijnselen niet alleen verklaard en benaderd kunnen worden via analyse van sociale voedingsbodems. Daardoor kunnen we niet volstaan met sociaal preventief beleid, ook al suggereert het criminologisch onderzoek dat wel. Natuurlijk is het bepalend waar je wieg staat. Maar deze geweldscultus is zeker ook een moreel-cultureel probleem waarop we verantwoordelijken moeten kunnen aanpakken en aanspreken. Onveilig gevoel of niet.