Onderwijsverbetering begint bij leerlingen harder aanpakken

09 december 2022Leestijd: 3 minuten
Het Strabrecht College in Eindhoven. Foto: ANP / Hollandse Hoogte / Rob Engelaar

Tijdens en na de coronaperiode zijn de prestaties van scholieren hard achteruit gegaan. Niet door corona, maar doordat docenten ze met fluwelen handschoenen hebben aangepakt. Het wordt tijd dat scholen weer lef tonen en jongeren niet langer als zielige slachtoffers behandelen, schrijft docent Eric van der Plicht op EW Podium.


Eric van der Plicht (34) studeerde sociologie en werkt als docent maatschappijwetenschappen en maatschappijleer in het voortgezet onderwijs.
Dit is een artikel voor EW PodiumEW Podium publiceert opinies van jonge schrijvers, die vanuit eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het debat. Plaatsing hoeft geen redactionele instemming te betekenen.

Het afgelopen schooljaar werd steeds duidelijker dat de prestaties van leerlingen op de middelbare school slechter zijn dan in eerdere jaren. Het blijkt zelfs zo erg dat middelbare scholen in Amsterdam de overgangsnormen hebben aangepast om te voorkomen dat te veel leerlingen blijven zitten. Daarnaast zien docenten meer kinderachtig gedrag in de klas. Ook ik kom deze symptomen tegen in mijn dagelijkse werk als docent: leerlingen met weinig basisvaardigheden en basiskennis en met een gebrek aan motivatie.

Steevast wordt de coronacrisis gezien als oorzaak van deze achteruitgang. Men lijkt daarbij te vergeten dat de kwaliteit van ons onderwijs al decennia afneemt. Niet de coronacrisis, maar onze opvoeding van de jongeren is de oorzaak van de negatieve trend. De pandemie heeft geen probleem gecreëerd, maar een bestaand probleem blootgelegd. Namelijk: jongeren behandelen met fluwelen handschoenen heeft desastreuze gevolgen voor hun gedrag.

Slapen tijdens de les

Tijdens de coronacrisis werd deze behandeling al meteen duidelijk. Het leidende verhaal in het onderwijs was dat de situatie verschrikkelijk was voor jongeren – en dat we daarom vooral erg met ze mee moesten leven. Dat hebben we gemerkt. Het werd vrijwel onmogelijk om leerlingen te laten doubleren. Zoals het ook vrijwel onmogelijk werd het centraal examen niet te halen, dankzij extra herkansingen en de mogelijkheid een cijfer weg te strepen.

We lijken hierbij te vergeten dat het merendeel van de jongeren tijdens de coronaperiode flink misbruik heeft gemaakt van de situatie. Docenten konden absoluut niet fatsoenlijk online lesgeven. Leerlingen waren veelal niet aanwezig, óf deden alsof ze aanwezig waren terwijl ze lagen te slapen of vakken vulden. Dat bleek ook tijdens gesprekken die ik met leerlingen had: veel van hen gaven toe tijdens de coronacrisis vooral zo min mogelijk aan school te hebben gedaan.

Niet kennisoverdracht, maar gezelligheid centraal na corona

Dit gedrag werd in de hand gewerkt door dat leidende verhaal: we moesten vooral erg meeleven met jongeren. Het werd nog sterker toen jongeren na de heropening van scholen te horen kregen dat vooral de sociale functie van het onderwijs voorop moest staan. Niet kennisoverdracht of inhoudelijk de les volgen werd de norm, maar sociaal zijn en het vooral erg gezellig hebben.

Dat hebben we geweten. Het gevolg is dat jongeren vooral als hulpeloos slachtoffer van omstandigheden worden bestempeld. En slachtoffers kun je niet verantwoordelijk houden voor hun keuzes.

In de onderwijspraktijk blijkt dat leerlingen hierdoor niet meer gewend zijn om voor iets te werken. Met slechte cijferlijsten krijgen ze toch een bevordering naar een nieuw leerjaar. Een slechte eindlijst levert toch een diploma op. Het resultaat is dat jongeren vooral lol maken, en de kwaliteit van het onderwijs afneemt.

Jongeren zijn niet zielig en ook niet bijzonder

Het wordt tijd dat het onderwijs een ander leidend verhaal krijgt. Dat we erkennen dat de meeste jongeren vooral zo min mogelijk aan school doen. Zeker als zij niet worden gecontroleerd en verantwoordelijk worden gehouden voor hun keuzes. Jongeren zijn niet zielig en ook niet bijzonder. Ze zijn onvolgroeide mensen die nog moeite hebben consequenties te zien voor de lange termijn. De enige manier waarop ze dat leren is doordat wij – onderwijzers en ouders – hen ermee confronteren.

Het is daarbij ook tijd dat scholen lef gaan tonen. Kwaliteit van de lessen zou centraal moeten staan. En kwaliteit kan een docent alleen leveren als de leerlingen in de klas beschikken over de juiste vaardigheden en kennis. Als ze deze niet bezitten, mogen ze nooit overgaan naar het volgende schooljaar.

Laten we onze jongeren leren dat hun gedrag consequenties heeft. Dit begint vooral met hen minder zielig vinden, duidelijk grenzen aangeven, en ze harder aanpakken. Pas als scholen weer duidelijk gaan normeren – zowel inhoudelijk als qua gedrag – kunnen we kwaliteitsverbetering verwachten. Niet eerder.