Hoe Nederland zich verslikte in Afghanistan

10 september 2021Leestijd: 4 minuten
Ontheemden in Afghanistan. Foto: ANP

Twintig jaar lang veranderde er verrassend weinig in de Nederlandse missie in Afghanistan, totdat deze zomer die olietanker plots een Titanic bleek. Jorrit Kamminga publiceert op 11 september zijn boek Je wordt bedankt Bin Laden. Op EW Podium geeft hij alvast een voorproefje.

De afgelopen tweeënhalf jaar schreef ik aan een boek over twintig jaar Nederland in Afghanistan. Dat er in de afgelopen weken ineens zoveel zou veranderen, had ik niet voorspeld. Niemand in het leger ‘Afghanistan-deskundigen’, vermoed ik. De diagnose in de afgelopen jaren was Afghanistan-moeheid en politieke inertie: we zaten er te lang en de missiebijdragen kabbelden maar voort. Een duurzame verbetering van de veiligheid en stabiliteit bleef uit. Een politieke oplossing ook.

Jorrit Kamminga (1976) is Afghanistanvolger en schrijver van het boek Je wordt bedankt Bin Laden: 20 jaar Nederland in Afghanistan. Het boek verschijnt op 11 september. De auteur werkt sinds 2005 in Afghanistan, vooral op het snijvlak van ontwikkeling en veiligheid.

Zelf waren we al lang deel van het probleem

Dat de Amerikaanse president Joe Biden ons, twintig jaar na 9/11, eindelijk uit de groef van de langspeelplaat haalde door de Amerikaanse troepen uit Afghanistan terug te trekken, was bijna een godsgeschenk. De trainingsmissie wilde in de laatste zes jaar maar niet overgaan in de tweede fase (coaching vanuit Kabul) en we waren al lang zelf deel van het probleem geworden: hoelang kun je internationale militairen in een land stationeren als een van de strijdende partijen (de Taliban) de terugtrekking van die militairen eist – als onderdeel van het vredesproces – en de andere partij (de Afghaanse regering) wordt afgeschilderd als marionettenregime?

De snelle opmars van de Taliban en hun machtsovername van Afghanistan gooiden de exit-plannen op het laatste moment nog flink in de war. Opeens kwam de terugtrekking van de westerse militaire troepen en trainers ‘te vroeg’. Ook Biden kreeg daarvoor de volle laag. Maar wat hadden ze dan moeten doen? Nog tien jaar met troepen aanwezig blijven in Afghanistan? Twintig jaar? Waarom, als je weet dat een militaire oplossing een contradictio in terminis is?

De missiemachine: van olietanker opeens een Titanic

Terwijl het demissionaire kabinet en de Tweede Kamer voor het zomerreces nadachten over de toekomstige rol van Nederland in Afghanistan, werd de ‘Haagse werkelijkheid’ zoals zo vaak ingehaald door de Afghaanse realiteit. Binnen enkele weken verschoof het debat van continuïteit (‘we moeten de Afghanen ook na het eind van de missie blijven steunen’) naar evacuatie (‘we moeten redden wat er te redden valt’). Jaren zaten we op een logge olietanker die nauwelijks van koers veranderde en opeens zaten we op de Titanic.

Het was de eerste grote plotwending in twintig jaar. In mijn boek beschrijf ik in vijf hoofdstukken hoe de Nederlandse missiemachine twee decennia lang eigenlijk gewoon blijft doordraaien. Zelfs bij onduidelijke mandaten, groeiende onveiligheid, Nederlandse slachtoffers en onenigheid in het kabinet.

Opmerkelijke steun in het politieke midden

Dit komt door het Nederlandse idealistische buitenlandbeleid, dat wordt gedragen door wat ik het ‘politieke midden’ noem: een zeer groot blok met zowel ‘linkse’ partijen als GroenLinks en PvdA, ‘centrum’-partijen als D66, CDA en ChristenUnie, en ‘rechtse’ partijen als VVD en SGP. De eensgezindheid in het dominante politieke midden is opmerkelijk. Het zorgt voor een constante in het buitenlandbeleid.

Op basis van internationale solidariteit, moreel plichtsgevoel of buitenlandse ambities blijven al deze partijen meestal instemmen met missiebijdragen. Het gedeelde idealistische buitenlandbeleid zorgt ervoor dat geen enkele partij in dit blok consequent tegen stemt. Omdat dit blok met rond de honderd zetels in de Tweede Kamer tweederde van het parlement vertegenwoordigt, is een brede Kamersteun eerder regel dan uitzondering en blijft de missiemachine draaien.

Nederland was in slaap gesukkeld

De voorganger van president Biden, Donald Trump, zette een beëindiging van de missiemachine in door in 2018 met de Taliban te gaan onderhandelen. Biden maakte dat karwei alleen af. Nederland ging, net als de afgelopen twintig jaar, hierin gewoon mee met de Amerikanen. Even hoopten we op een mooie afsluiting. We waren in slaap gesukkeld met het idee dat er een intra-Afghaans vredesproces op gang was gekomen – hoe gebrekkig ook – en dat de terugtrekking van de westerse militairen daarop juist een positieve uitwerking zou hebben.

Terugtrekking was immers altijd al een belangrijke politieke eis van de Taliban. Ook ik dacht dat de Taliban hun sterke positie aan de onderhandelingstafel zouden gebruiken om uiteindelijk een gedeelde regering tot stand te brengen, waarin ze een grote stempel zouden drukken op de politieke richting van Afghanistan. De Taliban dachten daar duidelijk anders over.

Evacuatie als onvoorzien eindspel

Toen ontvouwde zich het meest bizarre hoofdstuk van de afgelopen twintig jaar. Terwijl we eigenlijk al tien jaar lang bezig waren met terugtrekken, bleek Nederland hierop toch niet voorbereid. De evacuatie van Nederlanders en Afghanen werd improvisatietheater, een dramatisch schouwspel waarin ‘nieuwe helden’ moesten opstaan, zoals veteraan Roy Grinwis en Tweede Kamerlid Derk Boswijk (CDA), om het allemaal nog enigszins goed te laten verlopen. Dat was niet het einde van twintig jaar Nederland in Afghanistan waarop we hadden gehoopt. Het idealistische buitenlandbeleid liep keihard stuk op de realistische rotsen van de Afghaanse werkelijkheid.

Demissionair minister van Buitenlandse Zaken Sigrid Kaag (D66) noemde de evacuatie een geloofwaardigheidstest voor de NAVO. Alsof de twintig jaar daarvoor niet hebben bestaan en het niet uitmaakt wat in twee decennia allemaal niet goed is gegaan. Alle spotlights op de evacuatie. Niet alleen om mensen te redden, maar vooral om het imago van twintig jaar ‘missie in Afghanistan’ te bewaken. Triester kon dit niet eindigen.