Waarom drinken we geen hondenmelk?

15 december 2021Leestijd: 4 minuten
Koe met een hond in een biologische melkveehouderij. Foto: ANP

Mensen gaan inconsistent met dieren om. Voor onze huisdieren doen we alles, maar over hoe dieren in de vlees- en zuivelindustrie worden behandeld, willen we liever niets weten. Dat is ondoordacht en hypocriet, schrijft Bart Collard op EW Podium.

Bart Collard (1988) heeft een master Opsporingscriminologie afgerond. Momenteel volgt hij een master Contraterrorisme in Israël. Tevens werkt hij aan een proefschrift over islamitisch terrorisme aan de Universiteit Leiden.

 

Dit is een artikel van EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week meerdere artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.

Waarom vinden we het verwerpelijk om hondenpuppy’s direct na hun geboorte weg te halen bij hun moeder om ze vet te mesten en te slachten? Of om de melk die bestemd is voor de pup te gebruiken voor menselijke consumptie? En waarom vinden we het wel normaal om dat te doen bij koeien? Hoe komt het dat een koe in 1950 jaarlijks 4.000 liter melk gaf en in 2020 ruim 9.000 liter? En dat koeien regelmatig last hebben van uierontsteking?

Waarom accepteren we dat varkens een halve minuut bij bewustzijn zijn terwijl zij worden vergast, terwijl dat bij honden ondenkbaar is? Waarom slachten we koeien als ze nog geen zes jaar oud zijn, ‘terwijl een koe makkelijker twintig jaar kan leven’? In zijn boek Waarom we geen hondenmelk drinken gaat filosoof Willem Vermaat in op deze vragen.

Wanneer is sprake van ‘onnodig lijden’?

‘Wat er in slachthuizen en stallen gebeurt, blijft voor het grote publiek verborgen,’ zo schrijft Vermaat. Maar inmiddels kennen we allemaal wel de horrorbeelden van dieren die onder erbarmelijke omstandigheden in stallen worden gehouden. Ook in Nederland. De meeste mensen worden geraakt door beelden van gewonde, dode of ondervoede dieren. Niemand wil dat dieren onnodig lijden. Maar wanneer is leed onnodig?

Mensen hebben niet snel medelijden met de varkens, koeien en kippen die op hun borden belanden. Is dat vreemd? Nee. In de moderne samenleving is sprake van wat ik eerder de ‘carnistische indoctrinatie’ noemde. Vermaat omschrijft carnisme als ‘de ideologie die stelt dat het gerechtvaardigd is om dieren als instrument voor menselijke doeleinden te gebruiken’. Van kinds af aan worden we met die rechtvaardiging geïndoctrineerd.

Wat je eet, niet wie je eet

Er zijn tal van praktische voorbeelden van dat carnisme – en die indoctrinatie – te benoemen. Veel van die voorbeelden zijn te vinden in de gangbare taal en beeldspraak, zo stelt Vermaat. In die taal ‘geven’ koeien melk; de mens neemt die niet. Boeren verkrachten koeien niet, maar insemineren ze ‘kunstmatig’. En op een bepaald moment volgt niet een geplande executie, maar ‘is het tijd’ voor de slacht.

Op verpakkingen van alledaagse producten prijken afbeeldingen van lachende koeien. Op vrachtwagens die varkens naar de slachthuizen rijden, zien we plaatjes van vrolijke varkens. Die dieren geven hun leven graag voor de consument, zo is het geprojecteerde beeld. Sommige dieren gelden voor de mens als ‘huisdieren’, andere als ‘vee’. Zoals Vermaat stelt: je hebt het ‘over wat je eet, niet over wie je eet’. Waarom eigenlijk?

Mensen zijn zelf ook dieren

Mensen gaan er graag aan voorbij dat zij zelf ook dieren zijn. ‘Zelfs als we het hebben over melk van onze eigen soort, spreken we doorgaans niet van melk in het algemeen, maar van borstvoeding of moedermelk,’ aldus Vermaat. Filosoof Paul Cliteur schreef in 2001: ‘Als we accepteren dat mensen en dieren dezelfde oorsprong hebben, is het niet meer vanzelfsprekend dat mensen rechten hebben en dieren niet.’ Dat is niet direct een pleidooi om alle dieren rechten te geven, maar het betekent dat je goed zult moeten overdenken waarom je dieren, of bepaalde dieren, buiten onze morele cirkel sluit.

Vermaat is geen biocentrist, dus niet iemand die het ‘ecosysteem’ of ‘leven’ centraal stelt. Hem gaat het primair om het vermogen van wezens om te lijden. Maar toch plaatst hij die wezens niet alleen in de dichotomie van ‘lijden’ of ‘niet-lijden’ en – volgens hem – dus ‘rechten’ of ‘geen rechten’.

Toch zijn er verschillen tussen diersoorten

Vermaat stelt: ‘Diersoorten verschillen onderling van elkaar.’ Hij erkent dat de mens anders is dan de hond, de hond anders dan de papegaai, en de papegaai anders dan de Mexicaanse roodrompvogelspin. Dergelijke verschillen neemt Vermaat mee in zijn belangenafweging tussen alle diersoorten, waaronder de mens.

Binnen de categorie ‘lijden’ bestaan er voor Vermaat allerlei gradaties en dus ook verschillende belangen en rechten. Zo merkt hij terecht op: ‘Een relevant verschil tussen mensen en honden is dat mensen in staat zijn toekomstplannen te maken.’  Vermaats gedachten impliceren geen gelijke rechten tussen mensen en honden, maar wel bepaalde basisrechten op basis van de belangen van de soort.

Dieren beter behandelen

Het boek van Willem Vermaat legt de vinger op een gevoelige plek in onze samenleving en zet aan tot nadenken. Het valt ernstig te betwijfelen of we dieren wel op de juiste manier behandelen. Dat wij mensen zo machtig zijn dat we koeien en varkens risicoloos in megastallen kunnen proppen, betekent nog niet dat we dat moeten, of zouden mogen, doen. Dat we koemelk omarmen, maar hondenmelk verafschuwen lijkt te duiden op een opmerkelijke inconsistentie in ons denken.

Kortom, het is tijd dat mensen beter nadenken over hun omgang met (andere) dieren. Bijvoorbeeld aan de hand van die ene simpele vraag van Vermaat: waarom drinken we eigenlijk geen hondenmelk?