Bedrijfsethiek is modieus, maar ook cynisch

28 januari 2022Leestijd: 5 minuten
Foto: ANP/David Rozing

In alle sectoren voelen Nederlandse bedrijven de noodzaak om een eigen ‘bedrijfsethiek’ te formuleren. Zij doen alles om deugdelijk en verantwoord over te komen, maar in feite is die tendens diep cynisch, schrijft rechtsfilosoof Bart Jansen voor EW Podium. Vandaag, vrijdag 28 januari, promoveert hij aan Nyenrode Business Universiteit op dit onderwerp.

Bart Jansen (1989) is rechtsfilosoof. Hij doceert aan de Nyenrode Business Universiteit, de Universiteit Leiden, de Universiteit van Amsterdam en de Airlangga University in Soerabaja, Indonesië. Op 28 januari 2022 promoveerde hij aan Nyenrode op zijn proefschrift over juridisering van bedrijfsethiek, getiteld: Nomomorphology: Specters of Law in the Margins of Ethics.

 

EW Podium publiceert opinies van jonge schrijvers, die vanuit eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het debat. Plaatsing hoeft geen redactionele instemming te betekenen.

Er is iets grondig mis met bedrijfsethiek: die is cynisch. In het bedrijfsleven heeft ethiek de vorm aangenomen van simpele procedures, zoals de ‘ethische code’. We komen zulke codes overal tegen: in de bankensector, de verzekeringssector, uiteraard bij beursgenoteerde bedrijven, maar ook de cultuursector tooit zich met zijn eigen codes.

Bedrijfsethiek is in de ban geraakt van nalevingsprocedures, handhavingsmechanismen, sancties en andere juridische benaderingen die kinderlijk voorschrijven hoe mensen zich moeten gedragen. De bedrijfsethiek is kortom gejuridiseerd.

Wantrouwen en ethiek in verval

Juridisering van bedrijfsethiek betekent dat juridische denkwijzen de ethische verdringen of helemaal vervangen. Het resultaat is een bedrijfsethiek die meer en meer op het recht is gaan lijken en cynische bedrijfsethici die zich ontpoppen als juridische overlopers: spijt-ethici. Juridisering kan in het klein een aanwijzing zijn van verminderd vertrouwen in bedrijfsethiek, maar in het groot als vervanging dienen voor een bedrijfsethiek die al in verval is.

Dit verminderde vertrouwen of dit verval is in de praktijk merkbaar. We hoeven niet stil te staan bij de wrange haastigheid waarmee bedrijven zich committeren aan allerlei zogenoemde forces for good, zoals maatschappelijk verantwoord ondernemen, diversiteit, inclusie en duurzaamheid: uiterlijk vertoon dat de harde werkelijkheid vaak niet overleeft, dat helaas op grote schaal uitmondt in greenwashing (zich groener of maatschappelijk verantwoordelijker voordoen dan een bedrijf of organisatie daadwerkelijk is) of aanverwante zaken en dat amper de interesse van het personeel geniet.

Ook op wereldschaal zien we verval. De immense omvang van bedrijven en bedrijfssectoren leidt er vandaag toe dat zij zich steeds meer als concurrerende landen gedragen. Neem Big Pharma en Big Tech. In de bedrijfsethiek is daarom de term ‘politiek en maatschappelijk verantwoord ondernemen’ bedacht. Het uitgangspunt is: omdat bedrijven net zo ‘Big’ zijn als sommige landen, moeten deze bedrijven zich ook als landen gedragen.

Waar in het eerste voorbeeld de bedrijfsethiek nog wordt gewantrouwd, vervangt in het tweede voorbeeld de bedrijfsethiek zichzelf door politiek.

Teleurstellende ethiek leidt tot cynisme

Laat dit twee keer anekdotisch bewijs zijn dat er in de bedrijfsethiek inderdaad sprake is van cynisme. Het is een wantrouwen tegenover andermans ethische bedoelingen, tegenover het nut van organisaties en instituties die die ethiek op de een of andere manier moeten uitdragen, of een apathie voor de gevolgen van de eigen onethische daden.

Abonnee worden?Dagelijks op de hoogte blijven van de laatste actualiteiten, achtergronden en commentaren van onze redactie? Bekijk ons aanbod en krijg onbeperkt toegang tot alle digitale artikelen en edities van EW.

Bekijk de mogelijkheden voor een (digitaal) abonnement hier

Vanwaar dit cynisme? Het kan te maken hebben met de hoge verwachtingen van ‘bedrijfsethiek’. In veel sectoren is dat een afgodsbeeld geworden dat meer belooft en minder veeleisend is. Bedrijven beelden zich in dat zij ethisch handelen door het volgen van regels, met de compliance officer (die toeziet op de naleving van wet- en regelgeving in de organisatie) en de boekhouder als hun beste vriend.

Ethiek als geforceerd keurslijf

Bedrijfsethiek is toegesneden op de verbetering van de productiviteit van het bedrijf onder het mom van ethiek. Ethiek raakt op die manier opzettelijk verward met economie. Het bedrijf wordt in die context gezien als een gemeenschap van mensen die zijn verenigd door eenzelfde ‘purpose’  (doelstelling), of zelfs door een gedeeld ‘DNA’ – lelijke modewoorden bedacht in dito kantoortuinen. Ethiek is een keurslijf waaraan werknemers zich moeten houden. Degenen die weigeren die relatie aan te gaan, zijn een deloyaal en ondankbaar gevaar voor hun collega’s en de ethische en maatschappelijk verantwoorde purpose van de organisatie.

Uit de vicieuze cirkel van de bedrijfsethiek?

Bedrijfsethiek is er dus om de ware economische motivaties te verbergen. Dit cynisme is zorgelijk, omdat cynisme alleen maar meer cynisme voortbrengt – wat weer zorgelijk is op ethische gronden. Op deze manier blijft bedrijfsethiek dus in haar eigen cynisme hangen. Hoe komen we uit deze vicieuze cirkel?

Het lijkt er vaak niet op, maar gelukkig heeft bedrijfsethiek ook nog iets te maken met filosofie. Het probleem van deze filosofische bedrijfsethiek is alleen dat dit moeilijk praktisch te organiseren of te institutionaliseren is. De filosoof Paul Ricœur (1913-2005) hechtte aan praktische ethiek de volgende omschrijving: ‘het goede leven, met en voor anderen, in rechtvaardige organisaties en instituties’. Als we dit als uitgangspunt nemen, kunnen we twee zinnige dingen zeggen over bedrijfsethiek.

Bedrijfsethiek zit goed management in de weg

In de eerste plaats wil Ricœurs uitgangspunt, toegepast op bedrijfsethiek, niet zeggen dat organisaties en instituties automatisch ‘rechtvaardig’ mogen heten. Sterker nog: er moet omwille van die rechtvaardigheid een bepaalde argwaan van bedrijfsethiek uitgaan. Met het bedrijf begint hopelijk de organisatie en institutie van ethiek, maar het bedrijf mag zelf nooit het doel ervan zijn. Dit heeft tot gevolg dat bedrijfsethiek efficiënt en effectief management zelfs mogelijk in de weg zit.

In de tweede plaats is bedrijfsethiek niet veroordeeld tot kuddedieren die zich hebben gecommitteerd aan een purpose. Bedrijfsethiek heeft namelijk zeker ook betrekking op het individu – en dat individu hoeft anders dan bijvoorbeeld een klokkenluider niet eens onderdeel te zijn van het bedrijf. Denk bijvoorbeeld aan de kritische rol van een documentairemaker, komediant of activist. In die individuele benadering zit een mogelijkheid om van de juridische bedrijfsethiek af te komen.

Toch weer cynisch

Wat is het belang voor de individuele onderneming die van deze twee constateringen uitgaat? Allereerst is het zo dat personeel simpelweg niet op de hoogte is van bedrijfsethische codes. Wanneer mensen zich dus aan codes houden, houden ze zich er per ongeluk aan. Wanneer personeel wel op de hoogte is van codes, blijkt dat die codes zo bol staan van sociale vanzelfsprekendheden en eigentijdse platitudes dat de tijd die is besteed aan het maken of lezen ervan, verloren tijd is.

De twee redenen om bedrijfsethiek in nalevingsprocedures, handhavingsmechanismen, sancties en andere quasi-juridische benaderingen te gieten, is voor de pr en om bij iemands fout een stok te hebben om mee te slaan. In beide gevallen blijkt deze bedrijfsethiek toch weer cynisch.