Muziek is meer dan politiek

07 februari 2022Leestijd: 4 minuten
Ahmir 'Questlove' Thompson, maker van muziekdocumentaire Summer of Soul. Foto: AP/Diane Bondareff

Soms lijkt cultuur pas relevant te worden als zij politiek geladen is. Die misvatting zien we terug in de nieuwste generatie muziekdocumentaires, zoals Summer of Soul, schrijft literatuurwetenschapper en historicus Gijs van Engelen op EW Podium.

Gijs van Engelen (1996) studeerde af als literatuurwetenschapper en historicus aan de Universiteit Leiden, zijn master volgde hij deels aan de Universiteit van Oxford en de Sorbonne (Parijs).

EW Podium publiceert opinies van jonge schrijvers, die vanuit eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het debat. Plaatsing hoeft geen redactionele instemming te betekenen.

Met de uitreiking van de Oscars voor de deur wordt de balans opgemaakt van filmjaar 2021: een geplaagd jaar, met toch genoeg kanshebbers om op in te zetten bij de gokkantoren. Summer of Soul in de categorie Beste Documentaire is een van de minst riskante investeringen, want de film is vaste prik in ‘beste-van-2021’-overzichten, uniek voor een muziekdocumentaire. Toch ben ik, als fervent liefhebber van dat genre, ongelukkig: hoe vermakelijk Summer of Soul ook is, de film is een symptoom van een denkfout die het Westen ook op andere vlakken kwelt.

De film die bovenal politiek moét zijn

Summer of Soul gaat over het Harlem Cultural Festival, een serie concerten in de zomer van 1969, vóór en grotendeels door zwarte Amerikanen. Dit was het ‘zwarte Woodstock’, gehouden in de bonte wijk Harlem in New York City. Het weer was goed, de muziek nog beter. Tragisch genoeg (maar weinig verrassend) bleek niemand in Amerika destijds geïnteresseerd in zo’n zwarte aangelegenheid, dus de concertregistraties hebben decennialang in een kelder liggen verstoffen. Zo lang dat mensen die erbij waren geweest begonnen te twijfelen of hun idyllische zomer ooit had plaatsgevonden. Soms dachten ze dat het allemaal een droom was geweest, verdampt samen met de jaren zestig.

Gelukkig zijn de opnames opgeduikeld. Nu kan iedereen eindelijk zien dat het echt is gebeurd, en genieten van de optredens van Stevie Wonder, Marvin Gaye en Nina Simone. Tenminste, een beetje, want de hele film lang wordt eindeloos naar de politieke context overgeschakeld. Regisseur Questlove (Ahmir Khalib Thompson) is erop gebrand om duidelijk te maken dat dit festival niet ‘zomaar’ muzikaal was, nee, het was een uiting van zwarte emancipatie. Juist dit aspect spreekt de laaiend enthousiaste critici aan: de film Summer of Soul is zo’n ‘zinderende’ ervaring, aldus de Volkskrant, door Questloves verbeelding van het festival als een bepalend moment in de geboorte van ‘een nieuw wereldwijd zwart bewustzijn’.

Grijsgedraaide geschiedenislesjes over Martin Luther King

Het is dezelfde politisering die is terug te vinden in bijna elke muziekdocumentaire van dit moment. Natuurlijk, muziek is sinds de jaren zestig vaak uitgesproken politiek, zeker in de Verenigde Staten. Maar het zegt iets over hoe lelijk we als westerse samenleving naar cultuur zijn gaan kijken dat elk gesprek over muziek uiteindelijk uitdraait op een herhaling van belangrijke, maar grijsgedraaide geschiedenislesjes over Martin Luther King, politiegeweld en genderidentiteit. Anders is het ‘zomaar’ cultuur.

Een mooi voorbeeld is een gesprek een paar jaar geleden bij M, de talkshow die lijkt te zijn uitgevonden om cultuur te politiseren. De uitzending ging over Lauryn Hill, een sleutelfiguur in het samenbrengen van hiphop en soul. Maar dat was niet relevant genoeg. Presentator Margriet van der Linden was pas tevreden toen ze, na eindeloos aandringen, van haar tafelgasten te horen kreeg dat de muziek van Hill moest worden gezien als uitgesproken feministisch. Terwijl Hill zich na haar doorbraak wegcijferde voor haar echtgenoot door in de ultraseksistische rastafarireligie te verdwijnen. De claim was zo krampachtig dat de tafelgasten de paniek in de ogen stond.

Cultuur stelt pas iets voor als zij politiek is

De heersende opvatting is ergerlijk en schadelijk: cultuur stelt tegenwoordig pas wat voor als de artiest een politieke zaak dient. Zien de Van der Lindens niet in wat een verarming dit betekent? De samenleving is oneindig veel interessanter dan de politiek, want die laatste is maar een afdeling van die eerstgenoemde – en een dienstbare bovendien.

Muziek hoeft niet politiek interessant te zijn om maatschappelijk relevant te zijn. In de sixties, vaak gezien als hét decennium dat kunst politiek werd in plaats van ‘zomaar’ kunst, was muziek zo belangrijk dat het alles ontsteeg en de politiek als een marginaal insect verpletterde. De hele wereld is veranderd door die ‘zomaarmuziek’ die aan de basis stond van de naoorlogse tegencultuur – simpelweg doordat ze er meer toe deed dan de heersende sociaalpolitieke mores waartoe documentaires als Summer of Soul onze cultuur proberen te reduceren.

De kracht van zomaarmuziek

Het absolute hoogtepunt van die sixties was Woodstock, het muziekfestival dat, net als dat in Harlem, plaatshad in 1969. De film Woodstock, uit 1970, wordt momenteel massaal vergeleken met Summer of Soul, in negatieve zin: eerstgenoemde is gereduceerd tot ‘voetnoot’ door die laatste, aldus de Britse krant The Guardian. Met muziek heeft dat niets te maken, want de beste act in Harlem, Sly and the Family Stone, stond ook op Woodstock, bovendien in betere vorm. Nee, het verschil zit hem in het onderliggende verhaal van zwarte emancipatie, de politieke lading.

Woodstock was inderdaad zomaarmuziek, maar dat was juist de kracht. Vergeet al die sociale duiding. De muziek en de jonge mensen in het publiek spraken voor zich, want hun energie en optimisme hadden zo’n onvermijdelijke kracht dat niemand eromheen kon. De ‘tegencultuur’ werd een wereldwijd fenomeen. Summer of Soul gaat evengoed over een prachtige cultuurgeschiedenis, maar verwart maatschappelijke en politieke relevantie. Door alles te politiseren maakt regisseur Questlove het Harlem Festival niet groter dan het was, maar oneindig veel kleiner.

Vergeet nou eens de politiek. Cultuur, dat is Jimi Hendrix’ volkslied, dat ontspoort in het geluid van vallende bommen op Vietnam. Muziek is een kracht op zich, die we moeten beschermen tegen M en dertien-in-een-dozijn-salonpolitiek. Politiek is een middel, muziek een doel op zich. Laten we die twee niet omdraaien.