Het referendum over de Deense defensie is historisch

16 maart 2022Leestijd: 6 minuten
De Deense premier Mette Frederiksen. Foto: Emil Helms / Ritzau Scanpix / AFP

Denemarken heeft zich in het verleden eurosceptisch opgesteld en heeft daardoor ook een uitzonderingspositie bedongen in de EU. Door de oorlog in Oekraïne lijkt dat beleid nu te veranderen. Een historisch referendum op 1 juni kan de Deense koers radicaal omgooien, schrijft jurist en Denemarken-kenner Fabian van Hal op EW Podium.

Fabian van Hal (1996) is masterstudent strafrecht en schrijft onder meer voor Vrij Links. Ook werkte hij in de Tweede Kamer voor de fractie Van Kooten-Arissen en was hij lid van de studentenraad van de Universiteit van Amsterdam.

EW Podium publiceert opinies van jonge schrijvers, die vanuit eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het debat. Plaatsing hoeft geen redactionele instemming te betekenen.

Het eurosceptische Denemarken kan kiezen voor een Europese afslag. Mette Frederiksen, de sociaal-democratische premier van Denemarken, kondigde aan dat haar land een internationaler defensie- en buitenlandbeleid gaat bedrijven. Althans, dat is haar plan: op 1 juni 2022 kunnen de Denen stemmen over meer Europese samenwerking op militair gebied – iets wat voor het EU-sceptische land ondenkbaar leek. Ook investeert Denemarken miljarden meer dan gepland in zijn militaire uitrusting en wil het land voldoen aan de defensieverplichtingen van de NAVO.

Vanzelfsprekend houdt deze forse beslissing verband met de Russische invasie in Oekraïne. Zo sprak Duitsland de wens uit om naar aanleiding van dit conflict op Europese bodem maar liefst 100 miljard euro te investeren in haar defensie en voortaan de 2-procentsnorm van de NAVO te eerbiedigen. Ook in ons eigen land pleiten zelfs linkse partijen ervoor om te voldoen aan de NAVO-norm. In veel westerse landen maakt de politiek nu keuzes die niemand tot voor kort had verwacht, maar de Denen gaan nog een stap verder.

Het Deense voorbehoud

Denemarken kent een traditie van euroscepticisme dat tot uitdrukking komt in de fire forbeholder – vier voorbehouden die Denemarken heeft weten te bedingen toen het tot de Europese Unie toetrad.

Lees ook dit omslagverhaal van correspondent Hans Crooijmans: Poetins pad naar oorlog

Voor de oprichting van de Europese Unie nam Denemarken deel aan de Europese Economische Gemeenschap,  die – zoals de naam al weggeeft – voornamelijk was gericht op economische samenwerking. De invloed van de centrale Europese macht werd in 1992 vergroot door het Verdrag van Maastricht, dat de Unie in de huidige vorm heeft gesmeed.

Aanvankelijk leek het vanzelfsprekend dat ook Denemarken met andere Europese landen in het huwelijksbootje zou stappen, met als huwelijkse voorwaarden een politieke, monetaire en militaire unie. Tot verbazing van de Deense en internationale politiek bleek niets minder waar: een referendum zorgde ervoor dat het Verdrag van Maastricht door de Denen werd afgewezen. Het was de eerste keer dat de Denen een verdrag met een referendum van zich afwierpen – een belangrijke en invloedrijke beslissing.

Toetreding onder voorwaarden

Dit was niet het einde van de Europees-Deense soap: de Deense politiek besloot een compromis te sluiten met de Unie om recht te doen aan de uitkomst van het referendum. Onder leiding van de Socialistische Volkspartij stelde Denemarken vier voorwaarden voor waaronder het zou toetreden tot de EU. Allereerst moest de Unie beloven om nooit de Deense nationaliteit te laten vervangen door een Europese variant – waarvoor tot op de dag van vandaag geen plannen bestaan. Ten tweede wilden de Denen niet deelnemen aan een monetaire unie: de Deense kroon is nog steeds de geldende valuta. Op de derde plaats wilde Denemarken niets weten van een vrij verkeer van personen: de Denen hebben tot op de dag van vandaag de controle over wie zij hun land in- en uitlaten. Het land heeft hierdoor de mogelijkheid minder vluchtelingen dan andere Europese landen op te vangen, tot ergernis van linkse partijen.

Tot slot, relevant voor de militaire spanningen waarin Europa zich nu bevindt, besloot Denemarken niet deel te nemen aan het defensie- en buitenlandsezakenbeleid van de Europese Unie. Concreet betekent dit voorbehoud dat de Denen niet zullen bijdragen aan een Europees leger en ze niet gedwongen kunnen worden om mee te doen aan Europese vredesmissies. Niemand kan ze dus verplichten om materieel, geld of andere steun te sturen naar Oekraïne. Kortom, de touwtjes over de defensiekostenpost en inmenging in militaire conflicten blijven in handen van Denemarken zelf. Juist over dit voorbehoud zal het referendum gaan.

De Russische inval

De stelligheid van de Denen in 1992 is niet opgewassen tegen een militaire crisis op Europees grondgebied. Premier Frederiksen geeft 9 miljard euro extra uit aan defensie en Denemarken zal voldoen aan de gevreesde en geprezen defensie-investeringen die de NAVO van haar lidstaten vraagt. De staatsschuld loopt hierdoor meer op dan begroot – mede door investeringen die op dit moment worden gedaan om onafhankelijk van Russisch gas te worden.

Denemarken, het land dat bekend staat om zijn euroscepticisme en eigenwijze houding tegenover Europese verplichtingen, biedt haar inwoners de mogelijkheid om langgekoesterde principes overboord te gooien om Oekraïne te steunen in de strijd tegen Rusland.

Lees ook dit commentaar van Robbert de Witt: Westen moet klaar zijn voor lang conflict met Poetins Rusland

Dit besluit wordt politiek breed gedragen – over de gehele linie, van links tot rechts, steunen de Deense partijen de centralistische afslag. De Russische inval is immers een uitzonderlijke situatie, zo stelt Frederiksen – zij accepteert niet dat een vrij en democratisch land wordt bezet door Rusland. Het militaire voorbehoud dat in de vorige eeuw is bedongen, staat steun aan de Oekraïners in de weg.

Een wapenwedloop?

Dat betekent niet dat elke partij in het Deense parlement te spreken is over de internationale koers. De Enhedslisten, die wordt gezien als de meest linkse partij van Denemarken met zelfs communistische trekjes, en de Dansk Folkeparti, die zich bevindt op het uiteinde van de rechterflank – vinden elkaar in euroscepsis en daarmee in de kritiek op het besluit van Mette Frederiksen. Ook de Nye Borgerlige, een economisch liberale partij, is sceptisch.

Morten Messerschmidt, partijleider van de Dansk Folkeparti, beschuldigt de coalitiepartijen ervan de crisis in Oekraïne aan te grijpen om met het Deense schip een eurocentrische koers te varen. Bovendien zouden de gevolgen van het opgeven van het defensievoorbehoud niet te overzien zijn. Daar zit wat in: laten varen van dit voorbehoud kan betekenen dat Denemarken zich in de toekomst moet mengen in andere internationale conflicten. De linkse Enhedslisten is bezorgd over een potentiële wapenwedloop waarin Denemarken zich zou storten – bovendien is het land niet opgewassen tegen de militaire kracht van Rusland. De Nye Borgerlige stelt dat voldoen aan het NAVO-vereiste om 2 procent van het BBP te besteden aan defensie ook kan zonder het voorbehoud op te geven.

Een historisch referendum over Deense defensie

Het is drie partijen tegenover de rest, maar de echte beslissing kunnen de Denen op 1 juni zelf maken. Een overgrote meerderheid van de Folketing, het Deense parlement, steunt de ‘historische overeenkomst’, zoals de Denen het zelf noemen. Denemarken kan nu en in de toekomst een grotere rol in de internationale politiek spelen dan ze in dertig jaar hebben gedaan, mits zijn burgers dat goedkeuren.

‘Wij willen dat Denemarken zich volledig kan mengen in de samenwerking binnen de EU,’ stelt Frederiksen. Het is nog maar de vraag of dit zal gebeuren – net zoals tijdens het referendum in 1992 kunnen de Denen hun regering flink verrassen. In één ding hebben Frederiksen cum suis in elk geval gelijk: het referendum is historisch en van groot belang voor de Deense internationale en militaire politiek. Van de ene op de andere dag kan Denemarken van een vreemde eend in de Europese bijt veranderen in een volwaardige speler in het militair elftal.