Het jeugdvampirisme van politieke activisten

25 juli 2022Leestijd: 5 minuten
Hitler met de Hitlerjugend. Foto: BBC/History Extra

Autoritaire regimes hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat zij prioriteit geven aan de indoctrinatie van de jeugd met hun ideologie. Politieke activisten die hun eigen overtuigingen opdringen aan hun leerlingen maken zich schuldig aan dezelfde wandaad, schrijft filosoof Daan H. Teer op EW Podium.

Daan H. Teer (1997) is liberaal humanist en schrijver. Hij is alumnus in de geesteswetenschappen aan University College Utrecht, waar hij onder meer taalkunde, geschiedenis, recht en journalistiek studeerde.

EW Podium publiceert opinies van (vooral jonge) schrijvers, die vanuit eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het debat. Plaatsing hoeft geen redactionele instemming te betekenen.

Totalitaire machten trachten de wereld om te vormen naar het eigen evenbeeld. Het allerhoogste ideaal – normaal voortkomend uit religie – is voor de megalomaan simpelweg het ‘ik’. Omdat hij de macht heeft, dienen zijn naasten allen te participeren in zijn zelf-aanbiddende illusie. Een dictator ambieert zo niet alleen de controle over hun handelen, maar ook over hun denken.

Een narcistische illusie

Alle maatschappelijke instituties gaan dan dezelfde narcistische persoonlijkheidscultus dienen. ‘Al wat onze leider spreekt, is religie in de hoogste zin van het woord […],’ verkondigde Joseph Goebbels, de minister van Volksvoorlichting en Propaganda in nazi-Duitsland, publiekelijk in 1936. ‘[…] Wij behoeven geen christelijke deugd. Want onze leider, Adolf Hitler, is onze verlosser, onze voorbidder […],’ zo luidde een populair lied van de Hitlerjugend.

De zoon van Martin Bormann, Hitlers privésecretaris, vroeg ooit aan zijn vader om een heldere definitie van het nationaalsocialisme. De vraag verraste Bormann. Zijn zoon was immers drie jaar onderwezen over Mein Kampf en partijbeleid. Maar Bormanns antwoord schetste volgens zijn zoon het denkklimaat in een notendop: ‘Nationaalsocialisme is de wil van de Führer. Punt uit.’ Zover ging de toewijding van Hitlers koorknapen. Voor hen werden de woorden van een seniele drugsverslaafde onmiddellijk de absolute realiteit.

De gevaren van onderwijs

Onderwijs gaat gepaard met een existentieel risico. De maatschappelijke invloed die komt met controle op het ontwikkelingsproces van de jeugd is aanzienlijk. Jonge geesten zijn naïef, kneedbaar en daarom vruchtbaar voor utopische sprookjes. Hierdoor is het makkelijk voor extremisten om hen naar eigen idee om te vormen.

Omdat jongeren de toekomst hebben, komen zij symbool te staan voor de nieuwe, ‘perfecte’ wereld die verwezenlijkt moet worden. ‘De volksstaat zal ervoor moeten zorgen dat een generatie mensen wordt gevormd die geschikt is voor de opperste strijd die het lot van de wereld bepalen zal,’ schreef Adolf Hitler in Mein Kampf. ‘Als wij er enkel in slagen om […] bovenal in de jeugd, zowel een fanatische teamgeest als een fanatische toewijding aan het Rijk te verwerken, dan zal het Duitse Rijk opnieuw de machtigste staat in Europa worden […],’ sprak hij in 1942.

Deze verkooptruc verleidt menig kind. Het geeft hun een gevoel van morele verheffing, de rechtlijnigheid van een gemeenschappelijk doel en de belofte van een betere toekomst. In werkelijkheid zijn zij slechts een pervers bevredigingsinstrument voor de ‘grote leider’. Het is een morbide toneelstuk, met de leraar als regisseur. De psychologische valstrik kan onomkeerbaar zijn, omdat zij soms zo diep worden ondergedompeld in de ideologie dat ze haar nooit meer van zich afschudden.

De gepaste grens tussen onderwijs en indoctrinatie

Hoe trekt men een gepaste grens tussen onderwijs en indoctrinatie? De Duitse filosoof Immanuel Kant kan verlichting bieden op dit vraagstuk. In Fundering voor de Metafysica van de Zeden stelt hij dat het een morele vereiste is om onze medemens als een doel op zich te behandelen – nooit slechts als een middel – omdat ieder mens vanwege zijn autonomie een inherente waardigheid bezit.

Wie hieraan voorbijgaat, door middel van manipulatie, verraadt het basisrespect dat ten grondslag ligt aan dit morele principe. ‘Er is geen groter enthousiasme dan dat van een jonge man van tussen de dertien en zeventien jaar oud. Zij laten zich gretig in stukken hakken voor het belang van hun leraar, als het echte mannen zijn!’ sprak Hitler in 1942.

Lees deze blog van Constanteyn Roelofs: Nederlandse media zijn geobsedeerd door progressieve jeugd

Een integere leraar heeft oog voor de autonomie van zijn leerlingen en voedt hun authentieke nieuwsgierigheid. Hij verwelkomt kritische vragen. Hij tracht ze te leren hoe te denken, en niet wat. Een indoctrinerende leraar lepelt enkel lessen op. Hij duldt geen tegenspraak. Alleen de toediening van de ideologie heeft belang. Zodra deze de leerlingen in haar greep heeft, is de taak volbracht.

Activisme in de academie

Politiek activisme kan geen legitieme plaats hebben binnen de academie, omdat het niet aan de leraar is om de leerling zijn overtuigingen op te dragen; laat staan om hen aan te moedigen ze via machtswegen te implementeren. De leraar presenteert simpelweg hypothesen: theorieën die, vanwege hun waarschijnlijkheid of potentieel, behandeling verdienen.

Mocht de correctheid van een theorie twijfelachtig zijn, dan dient hij dit aan te duiden. Maar zelfs het doceren van de meest fundamentele materie – bijvoorbeeld basiswiskunde – werpt geen vruchten af als de leerling in kwestie niet zelf inziet dat de berekeningen kloppen. De ultieme conclusies over wat waar en onwaar is, dat is dus niet aan de leraar.

Wie het genoemde kantiaanse principe verraadt, doceert niet, maar indoctrineert. Hij behandelt zijn leerling niet als doel op zich, maar als middel. Zo ook iedere politieke activist – ongeacht affiliatie – die zijn denkbeelden als absolute waarheid verkondigt en zodoende jonge mensen voor zijn karretje spant. Deze ‘wijsgeer’ is in werkelijkheid een huichelachtige vampier. Hij teert op de kwetsbaarheid van naïevelingen die vooralsnog nog niet zo leeg, mislukt en verbitterd zijn als hijzelf.

Het lot van de jeugd

De Duits-Amerikaans Joodse filosoof Hannah Arendt schreef: ‘Onderwijs bepaalt het punt waar we moeten besluiten of we de wereld genoeg liefhebben om er verantwoordelijkheid voor te nemen en haar om diezelfde reden te redden van de ondergang die, zonder vernieuwing, zonder de opkomst […] van de jeugd, onvermijdelijk zou zijn.’

Abonnee worden?Dagelijks op de hoogte blijven van de laatste actualiteiten, achtergronden en commentaren van onze redactie? Bekijk ons aanbod en krijg onbeperkt toegang tot alle digitale artikelen en edities van EW.

Bekijk de mogelijkheden voor een (digitaal) abonnement hier

Als onderwijs vanuit koestering van de jeugd voortvloeit, betekent dit dat onderwijzers adolescenten voorbereiden op de tijd waarin de wereld op hun schouders zal vallen. Een dergelijk proces gaat gepaard met de voeding van hun persoonlijke groei: anders kunnen zij de last die komen gaat nooit dragen. Als onderwijs de jeugd transformeert tot een homogene massa die alleen marcheert en monotone leuzen opdreunt, verschuilt zich daarachter een sinister doel dat niets met groei te maken heeft.

Politieke indoctrinatie schendt Arendts onderwijsprincipe tot op het bot. Het ontneemt ooit kleurrijke aspirant-volwassenen hun geestelijke autonomie. Het verknipt hen tot grijze gelijken, zielendode demonstranten, kinderlijk kanonnenvoer. Het smoort hen in de kiem. Een volwassen mens heeft kans zich te beschermen tegen zulke leugens, maar wie beschermt de jeugd tegen de roofzucht van machtsverslaafde gekken?