Ollongren: EU-landen willen nepnieuwsbureau niet opheffen

20 juni 2018Leestijd: 4 minuten
Minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren. Foto: ANP.

Na lang aandringen door de Kamer zwichtte minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren (D66) in maart alsnog: ze ging bij de Europese Unie (EU) pleiten voor de opheffing van het omstreden ‘nepnieuwsbureau’ EU vs Disinfo. Maar in Brussel krijgen zij en minister Stef Blok er de handen niet voor op elkaar.

‘Collega Blok en ik hebben gemerkt dat, hoewel er begrip is voor het standpunt van Nederland, we vooralsnog wel alleen staan,’ zei Ollongren dinsdagavond in een debat met de Tweede Kamer over vrijheid van meningsuiting. Nadat de Kamerleden Dilan Yesilgöz (VVD) en Peter Kwint (SP) drie maanden geleden al een motie indienden voor de afschaffing, schreef ze in een brief aan de Kamer dat ze samen met VVD-minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok de opheffing van het nepnieuwsbureau zou gaan bepleiten.

Bestempelde reportages onterecht als nepnieuws

Dat ging niet zonder slag of stoot. Nadat reportages van onder meer GeenStijl, The Post Online en De Gelderlander ten onrechte als nepnieuws waren bestempeld, ontstond bij veel politici verontwaardiging. Opheffen dat bureau, vonden zij. Maar in een reactie op Kamervragen van SP’er Ronald van Raak zei Ollongren in februari nog dat ze het geen probleem vond dat de EU bepaalt wat nepnieuws is. Zolang dat maar ‘zorgvuldig’ en ‘effectiever’ gebeurt, vond ze destijds.

Laat de liberale democratie vooral liberaal blijven, schreef Maartje Schulz eerder over de strijd tegen ‘nepnieuws’

Hoewel Ollongren zich door de Kamer liet overtuigen dat zo’n ‘waarheidspolitie‘ wel degelijk een probleem is, is een meerderheid van de EU-lidstaten het niet met haar eens. ‘Dan vraag je je natuurlijk af: waarom is dat?’ zei Ollongren dinsdag. Volgens haar en Blok is het zo dat bij veel landen ‘de dreiging van statelijke actoren, waaronder Rusland, zwaarder wordt gewogen’. SP’er Kwint schrok daarvan: ‘Zegt de minister nou echt dat alle andere EU-lidstaten de dreiging van desinformatie belangrijker vonden dan het garanderen van onafhankelijke journalistiek?’

Meeste EU-lidstaten willen ‘professioneler en onafhankelijker’ bureau

Nee, antwoordde Ollongren, die zei dat andere EU-landen het met haar eens zijn dat gemaakte fouten bij het aanmerken van berichtgeving als nepnieuws, zoals in de reportages van onder meer The Post Online en GeenStijl, moeten worden hersteld. Maar in Brussel is de heersende opinie dat het op een ‘goede, professionele en onafhankelijke manier’ moet gebeuren, ‘maar dat ze nog niet zo ver zijn dat ze de unit niet meer willen’.

Meer weten over de strijd die Brussel voert tegen ‘nepnieuws’?

Lees ook: EU-strijd tegen nepnieuws wakkert angst voor censuur en willekeur aan

Thierry Baudet, fractievoorzitter van Forum voor Democratie, wilde van Ollongren weten of er met ‘statelijke actoren’ ook andere landen dan Rusland worden bedoeld. Volgens hem maken bijvoorbeeld ook Turkije en de Verenigde Staten zich schuldig aan het beïnvloeden van de publieke opinie, terwijl EU vs Disinfo zich uitsluitend richt op Russische inmenging.

‘Ik wil nu niet met een beschuldigende vinger naar wie dan ook wijzen,’ antwoordde Ollongren. Ze zei dat Rusland specifiek wordt genoemd omdat ‘een aantal Europese lidstaten daar het slachtoffer van zijn geworden’. Toch benadrukte ze dat het kabinet en de veiligheidsdiensten zich ook richten op onder meer de Turkse, Eritrese en Chinese autoriteiten. Concrete voorbeelden kwamen echter niet aan bod in het debat.

Lees ook deze column van Afshin Ellian: Echt gevaarlijk nepnieuws is Turks en Arabisch

EU vs Disinfo omschrijft zichzelf als ‘onderdeel van een campagne om desinformatie door pro-Kremlin-media te identificeren, benoemen en weerleggen’. Het nepnieuwsbureau wordt gerund door veertien vaste medewerkers en honderden vrijwilligers door heel Europa. Zij werken samen met wetenschappers en non-gouvernementele organisaties, die niet zelden pro-Oekraïense motieven hebben. Volgens de NOS zijn slechts tien van de vrijwilligers echt actief.

Europese Commissie kwam eerder met ‘gedragscode’ en aanbevelingen

Omvangrijker is de zogenoemde taskforce van de Europese Commissie onder leiding van de de Nederlandse hoogleraar Madeleine de Cock Buning van de Universiteit Utrecht. Deze 39-koppige adviesgroep, onder wie ook vertegenwoordigers zijn van Google, Twitter en Facebook, presenteerde een rapport en een lijst met tien aanbevelingen waarmee (sociale) media ‘desinformatie’ tegen moeten gaan. Ook werkt Brussel aan een ‘gedragscode’ voor techplatforms die in juli klaar moet zijn, zo verklaarde eurocommissaris van Digitale Economie Mariya Gabriel.

Opvallend is dat zowel Gabriel als De Cock Buning spreekt van een complex probleem, maar nergens het probleem in al zijn complexiteit van uitleg voorzien. Door de politiek genoemde consequenties van nepnieuws, zoals de inmenging van Rusland of de opkomst van ‘populisme’, worden in het rapport van de Europese Commissie niet vermeld.