Den Haag ‘zucht en kreunt’ over de bevolkingsgroei

03 april 2020Leestijd: 5 minuten
Overvolle parken nog voor corona. Foto: ANP

Het volgens veel kiezers belangrijke thema bevolkingsgroei stond eindelijk op de agenda in politiek Den Haag. Tot de corona­crisis uitbrak. Gertjan van Schoonhoven zocht uit wat de stand van zaken is. Waarom ontbreekt een van de aanjagers van het debat – Jan Latten, oud-hoofddemograaf van het Centraal Bureau voor de Statistiek – in de ministeriële ‘klankbordgroep’?

Niet alleen de Olympische Spelen worden tot betere tijden uitgesteld. Hetzelfde geldt voor belangrijke politieke kwesties die niet over corona gaan. Een daarvan is de snelle groei van de Nederlandse bevolking – de hoogste in bijna een halve eeuw. Het onderwerp stond net op de agenda van de landelijke politiek. Hoe staat het ermee?

Miljoen mensen erbij in 2030, vier miljoen in 2060

Door immigratie en in (veel) mindere mate een geboorteoverschot, groeit de bevolking tot 2030 naar verwachting met zo’n honderdduizend personen per jaar. Prognoses voor de nog langere termijn komen in het hoogste scenario uit op een bevolking van 21,2 miljoen in 2060. Vier miljoen meer dan nu.

Het debat daarover kwam in 2018 op gang dankzij kenners als Paul Scheffer en Jan Latten, oud-hoofddemograaf van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Scheffer liet het CBS voor een publicatie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid vijf migratiescenario’s doorrekenen en pleitte voor begrenzing van de immigratie zoals in Canada en Australië. Latten kaartte de bevolkingsgroei aan in dagblad Trouw en pleitte in Elsevier Weekblad met Jan van de Beek voor bevolkingspolitiek.

Tweede Kamer nam verrassend breed motie aan

Het appèl ging niet verloren. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen van 21 september 2018 nam de Kamer verrassend breed een motie aan. Die wees op de consequenties van de groei voor woningbouw, sociale zekerheid, zorg, onderwijs en integratie, en vroeg het kabinet om de ‘demografische ontwikkelingen in verschillende scenario’s in kaart te brengen en beleidsopties voor te leggen bij die verschillende scenario’s’.

En toen werd het stil. Minister Wouter Koolmees (D66) van Sociale Zaken vroeg vijf instituten – demografisch instituut NIDI, het CBS, Planbureau voor de Leefomgeving, RIVM en Sociaal en Cultureel Planbureau – samen eerst een inventarisatie te maken van de bestaande kennis. En vervolgens om een tweede rapport waarin de onderzoekers ‘een samenhangend beeld’ geven van ‘de verwachte bevolkingsomvang op langere termijn’. ‘Dan moet ook duidelijk worden of aanpassingen in beleid nodig en mogelijk zijn,’ aldus Koolmees.

Eerste fase onderzoek werd half jaar te laat afgerond

Half december 2019, een half jaar te laat, werd de eerste fase van Verkenning bevolking 2050 afgerond. De Kamer kreeg niet één, maar twee documenten. Een ‘achtergronddocument’ en een ‘voortgangsrapportage’. In het eerste de gevraagde inventarisatie van bestaande kennis, in het tweede een ongevraagde verantwoording van de scenario’s die de vijf instituten willen doorrekenen. Al heetten die scenario’s nu ‘varianten’ – je bent deskundige of je bent het niet.

cover Elsevier Weekblad editie 37 2018Voor wie het essay van Jan Latten en Jan van de Beek wil teruglezen: De saamhorigheid staat op het spel

De dag voor de verschijning van de twee rapportages op 18 december 2019, stelde het CBS overigens zijn bevolkingsprognoses voor de langere termijn flink naar boven bij. Over welke kant het opgaat, is blijkbaar geen twijfel meer.

Nu tweede fase onderzoek, daarna ‘beleidsontwikkeling’

Inmiddels is de tweede fase aangebroken. Die moet, aldus het ministerie desgevraagd, ‘inzicht bieden in welke factoren van invloed zijn op de omvang en samenstelling van de bevolking’. Dat moet een fundament bieden voor ‘beleidsontwikkeling’ door het kabinet.

Het NIDI en het CBS publiceren nu eind juni eerst hun ‘demografische projecties’. Pas na de zomer publiceren de drie planbureaus hun ‘maatschappelijke projecties’. Dan is de tweede fase van het onderzoek rond, ook vele maanden te laat.

Kamer heeft geen zin ‘om twee jaar op haar handen te zitten’

Om de urgentie erin te houden, belegde de Kamercommissie Sociale Zaken een rondetafelgesprek over de eerste fase van de ‘verkenning’. Dit op voorstel van VVD-Kamerlid Bente Becker (34). Die zegt ‘het zonde te vinden als de Kamer twee jaar op haar handen gaat zitten’.

Het rondetafelgesprek had op woensdag 18 maart zullen zijn, maar is door de coronacrisis opgeschort. In het eerste uur zouden de deskundigen van de ‘projectgroep’ (NIDI, CBS, PBL, RIVM en SCP) aan het woord komen. In het tweede uur weer vijf deskundigen – maar dan andere. Onder hen wel Paul Scheffer, maar gek genoeg niet Jan Latten, zoals gezegd een van de aanjagers van het debat.

Waarom zit Jan Latten (ex-CBS) niet in de ‘klankbordgroep’?

Volgens Becker ‘zit daar verder niets achter’. De minister blijkt naast die vijf instituten ook nog een aparte ‘klankbordgroep’ te hebben ingesteld. Dat zijn die vijf extra deskundigen van het tweede uur van het rondetafelgesprek. Omdat het ministerie Latten niet vroeg voor de ‘klankbordgroep’ vroeg de Kamer hem niet voor het rondetafelgesprek. Latten zelf houdt het erop dat hij de zaak kritisch blijft volgen, maar blijkbaar niet meer voorkomt op ambtelijke lijstjes.

‘Gekozen op grond van expertise’

Minister Wouter Koolmees (D66) van Sociale Zaken laat EW weten dat er bewust voor is gekozen om naast de ‘projectgroep’ (NIDI, CBS, CPB, PBL, RIVM en SCP) ook een ‘klankbordgroep’ in het leven te roepen. ‘De projectgroep zijn de uitvoerende onderzoekers. De klankbordgroep bestaat uit wetenschappers die vanuit een onafhankelijke positie het project adviseren op inhoud.’

Het ministerie gaat niet expliciet in op de vraag waarom Jan Latten, oud-hoofddemograaf van het CBS, emeritus hoogleraar en een van de aanjagers van het debat over bevolkingsgroei, niet in de klankbordgroep zit. ‘De klankbordleden zijn gekozen op grond van hun expertise. Daarbij is een spreiding nagestreefd over disciplines.’

Wie die klankbordleden zijn? Mark Bovens (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en Universiteit Utrecht), Jet Bussemaker (Leids Universitair Medisch Centrum), Godfried Engbersen (WRR en Erasmus Universiteit Rotterdam), Pieter Hooimeijer (Universiteit Utrecht en Raad voor de leefomgeving en infrastructuur) en Paul Scheffer (Universiteit Tilburg).

Koolmees over concrete ‘beleidsopties’: ‘We zijn er over aan het zuchten en kreunen in het kabinet’

De betrokkenheid van veel deskundigen – die graag wijzen op alle ‘onzekerheden’ – verhoogt vast de wetenschappelijkheid van de ‘verkenning’, maar niet het tempo. En dan moet het kabinet na de tweede fase nog met ‘beleidsopties’ komen. Dat dat snel zal gaan, is niet waarschijnlijk. Minister Koolmees was er in februari eerlijk over tegen de Kamercommissie Sociale Zaken. ‘We zijn erover aan het stoeien en aan het zuchten en kreunen in het kabinet.’

De coronacrisis moest toen nog komen.