Waarom Nederland zo’n grote rol heeft in Europese voedselproductie

18 augustus 2022Leestijd: 5 minuten
Melkveehouderij in Urmond. Foto: ANP / Hollandse Hoogte / Roger Dohmen

Door stikstof staat het land op zijn kop. Maar wat is het en kan het kwaad? Is er inderdaad een ‘stikstofcrisis’? EW beantwoordt in het omslagartikel van deze week 111 vragen over stikstof. In dit artikel negen vragen, onder meer over hoe de Nederlandse landbouw groot werd en hoe boeren hun stikstofuitstoot kunnen reduceren.

1. Waarom produceert Nederland ten opzichte van andere landen meer melk en vlees?

De Nederlandse grond en het klimaat zijn gunstig om dieren te houden. De Nederlandse delta, waar veel smeltwater uit de bergen door rivieren als de Rijn en de Maas naar de zee stroomt, zorgt voor vruchtbare grond. Gras kan op veel plekken makkelijk groeien, ook vanwege de relatief zachte winters en koele zomers. Het gras kan een koe met haar magen efficiënt omzetten in melk en vlees.

2. Is dat de enige reden?

Na de Tweede Wereldoorlog koos Nederland bewust voor de strategie om sterk in te zetten op landbouw. Dit zorgde voor voldoende en goedkoop voedsel, en voor buitenlandse valuta door de toegenomen export. Het is lastig gebleken om van dit pad af te wijken. In vergelijking met omringende landen is landbouw hier nog altijd een relatief grote sector.

Later heeft Nederland ook een flinke rol op zich genomen in de Europese voedselproductie. In de jaren vijftig ontwikkelden de  Europese regeringsleiders het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Oud-minister van Landbouw en latere Europese landbouwcommissaris Sicco Mansholt – een van oorsprong Groningse, socialistische herenboer – was een van de grondleggers.

Het beleid zorgde voor Europese voedselzekerheid door boeren een goed inkomen te garanderen met gestandaardiseerde voedselprijzen en importheffingen. Dit beleid, in combinatie met forse investeringen in mechanisatie en schaalvergroting, maakte dat er een voedsel­overschot dreigde. Daarom kwamen er nieuwe regels, waaronder een Europees melkquotum. Tussen 1984 en 2015 had elk EU-land een maximale hoeveelheid melk die het mocht produceren.

3. Wat heeft dat te maken met de huidige stikstofdiscussie?

In 2018 is het melkquotum vervangen door een fosfaatplafond. Dit is niet een melk-, maar een mestbeperking. Het komt op hetzelfde neer, want voor elke liter melk of kilo vlees is een koe nodig, en die zorgt voor mest. Omdat Nederland een zeer efficiënte voedselproducent is, kreeg het extra ruimte om de mest over het land te verspreiden, de zogeheten derogatie. Goed voor de voedselproductie, export en dus de economie. Aan de andere kant meer stikstof­uitstoot, een hogere belasting voor het milieu.

4. Wat heeft de Hongerwinter te maken met de omvang van de Nederlandse landbouw?

Minder dan wordt gedacht en gezegd. Europees waren de voedseltekorten in en na de oorlog een van de drijfveren voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Maar natio­naal? Historicus Auke van der Woud beschrijft in Het landschap, de mensen. Nederland 1850-1940 hoe Nederland al sinds de tweede helft van de negentiende eeuw door intensivering een moderne, op de export gerichte landbouwnatie werd. Daarbij werden dankzij kunstmest en ondernemingen als de Heidemaatschappij ook gebieden ontgonnen die altijd als ‘onland’ golden, zoals de heide en andere ‘woeste grond’ op de Veluwe en in De Peel. Dat zijn juist de gebieden die nu worden ‘teruggegeven’ als Natura 2000- gebieden.

Van der Wouds wrange conclusie luidt dat Nederland, ruim vóór de oorlog, om economische redenen al massaal voedsel exporteerde toen vele Nederlanders nog voedselgebrek leden. Van der Woud: ‘“Nooit meer honger” was nimmer een argument om de landbouw te intensiveren, niet voor en niet na 1945.’

5.De ammoniakuitstoot door de veehouderij is al veel lager, zeggen veel boeren. Klopt dat?

Ja. Tussen 1990 en 2010 daalde de uitstoot van ammoniak met bijna 70 procent. Er werden strengere regels voor mestverspreiding ingevoerd om de ammoniakuitstoot te verlagen en boeren moesten een mineralenboekhouding bijhouden. Daardoor kregen ze ook inzicht in hoeveel mineralen ze te veel toedienden. Veel mensen zullen zich nog wel de giertank herinneren waarmee de boer de drijfmest uit de stal over het land sproeide. Inmiddels zijn deze vervangen door andere bemesters, zoals een zodenbemester, die de mest via geultjes direct de grond inbrengt. Maar sinds 2010 stagneert de afname van stikstofdepositie. Verdere dalingen vragen om technisch ingewikkelde maatregelen of het verkleinen van het aantal dieren. Tegenover een aanhoudende daling van de depositie van stikstofoxiden staat sinds het loslaten van het melkquotum een weer licht stijgende ammoniakdepositie.

6. Wat deden boeren nog meer om de uitstoot te verlagen?

Koeien staan in open stallen en de meeste komen in het voorjaar en zomer een paar uur per dag buiten. Als koeien buiten lopen, verspreidt de mest en urine zich beter dan in de stal, waardoor de ammoniakuitstoot lager is. De mest en urine in de stal komen terecht in de mestput, direct onder de stal. Deze pompt de boer op om te verspreiden over het land. De afgelopen jaren, na de invoering van het Programma Aanpak Stikstof (PAS), waarover zo meer, investeerden boeren in duurzame stallen, waar de mest en urine beter worden gescheiden en sneller afgevoerd via speciale roosters in de vloer. Later bleken deze stallen minder ammoniakverlagend dan gedacht.

7. Waarom staan koeien dan niet altijd buiten?

De hoeveelheid grond, weersomstandigheden en het management van de boer spelen een rol bij het buiten of binnen houden van koeien. De meeste boerderijen zijn meer dieren gaan houden en efficiënter gaan produceren. Als koeien straks meer ‘extensief’ worden gehouden, kan de kostprijs van melk en vlees stijgen. Nu krijgen boeren die hun koeien voorjaar en zomer buiten laten grazen een extra vergoeding van de melkfabriek voor de ‘weidemelk’. Ook biologische boeren krijgen een hogere melkprijs.

8. Wat kunnen boeren nog meer doen?

Wageningen University experimenteert samen met boeren met maatregelen op de boerderij die de uitstoot verlagen. Denk aan voeraanpassingen (minder eiwit), minder kunstmest, mest verdunnen, stalvloeren vaker schoonmaken, koeien meer naar buiten. Daarnaast kan een boer ook nieuwe technologieën gebruiken om de stikstof in de stal af te vangen. Al deze maatregelen kunnen in theorie leiden tot reducties van tussen de 50 en 70 procent per boerderij.

9. Probleem opgelost! Toch?

Was het maar waar. Daarvoor zijn de problemen op veel plaatsen al te groot. Innovatie is ‘een van de oplossingsrichtingen’. Het probleem van rekenen op innovatie is bovendien dat is gebleken dat innovaties in de praktijk niet altijd tot voldoende stikstofverlaging leiden. De politiek is daarom huiverig om het van innovatie te laten afhangen. De veestapel moet ook krimpen, naar verwachting met gemiddeld 30 procent.