Politieke inmenging in de wetenschap is niet verkeerd, maar gebeurt nu op de verkeerde manier. Rechts moet niet bezuinigen maar juist investeren in tegendraads onderzoek, schrijft Steije Hofhuis in een essay.
‘You are basically just a bunch of useless idiots,’ sneerde een anti-Israëldemonstrant op 15 april via de telefoon tegen een bestuurder van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Kort daarna vroeg het bestuur de studenten hun bezetting te beëindigen, maar na daartoe te zijn gesommeerd, schakelden ze meteen over op Engels.
Het past in een breder patroon: eerder gaf Peter-Paul Verbeek, rector van de Universiteit van Amsterdam (UvA), toe aan tafel te zitten met studentenonderhandelaars die hij vanwege hun Engels en gezichtsbedekking niet goed kon verstaan. Eigenlijk was gezichtsbedekking verboden, maar goed, hij wilde ‘de-escaleren’. Enkele dagen later trokken demonstranten plunderend door de UvA-gebouwen.
Als reactie bereikten maatschappelijke zorgen over academisch ‘woke’ nieuwe hoogtepunten.
Dergelijke fragmenten gaan viraal omdat ze de gedachte bevestigen die bij een breed publiek al langer leeft: onverdraagzaam activisme heeft binnen onze academische instellingen vrij spel.
Universiteiten waren niet in alles toegeeflijk, maar het afgelopen jaar zagen we activisten die ‘zionisten’ konden weren van campussen, gastsprekers die voor hun veiligheid de benen moesten nemen, demonstranten die opriepen tot ‘one solution intifada revolution’, en Joodse studenten die zich onveilig voelden. Als reactie bereikten maatschappelijke zorgen over academisch ‘woke’ nieuwe hoogtepunten.
Politieke invloed op wetenschap: het kabinet grijpt in
Met het huidige kabinet laat die reactie nu haar tanden zien. ‘Te lang is de activistische woke-cultuur dominant geweest,’ zei PVV-Tweede Kamerlid Reinder Blaauw. Maar ‘die tijd is gelukkig voorbij’, want door stevige bezuinigingen is het nu aan universiteiten ‘hun prioriteiten te overwegen’.
Onduidelijk is alleen hoe dit de beoogde resultaten gaat opleveren. Universiteiten snijden vooral in essentiële opleidingen als talen en aardwetenschappen. Ook jonge onderzoekers krijgen minder geld. De bezuinigingsbijl schaadt dus vooral de wetenschap – en daarmee ons land. Dat de politiek iets wil doen, is begrijpelijk. Maar zijn er geen betere instrumenten tegen woke-excessen en ter bevordering van het open academisch debat?
Om dit probleem te begrijpen helpt het om terug te grijpen op de grondlegger van het moderne academische vrijheidsbegrip, Wilhelm von Humboldt (1767-1835). Hij had inspirerende ideeën over de complexe relatie tussen wetenschap en politiek.
Allereerst een probleemanalyse. De aanloop naar dit conflict tussen wetenschap en politiek begon al in 2017, toen VVD-Tweede Kamerlid Pieter Duisenberg een Kamerdebat initieerde over vermeende linkse eenzijdigheid op universiteiten. Hij wilde weten of er een glazen plafond was voor politieke opvattingen.
Duisenberg kreeg steun van een Kamermeerderheid voor een vraag aan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW): speelden zelfcensuur en beperking van perspectieven een rol en hoe konden open debat en waarheidsvinding worden bevorderd?
Het leidde tot consternatie. Toenmalig onderwijsminister Jet Bussemaker (PvdA) dacht dat de politieke voorkeuren vrij divers waren, en vond het sowieso geen onderwerp voor politieke bemoeienis.
Een wetenschappelijk advies zonder wetenschap
Onbedoeld toonde het briefadvies toch problemen. De KNAW stelde dat er ‘geen signalen van zelfcensuur’ waren, maar onderbouwde dat niet wetenschappelijk. Een eerstejaarsstudent zou daar niet meer dan een 3 of 4 voor krijgen, maar de KNAW kreeg vooral lof vanuit de academische wereld. Sindsdien is het document geregeld gebruikt als excuus dat er niets mis is.
Ook hoogleraar geschiedenis Leo Lucassen viel de KNAW bij. In de geschiedschrijving waren er immers niet-linkse professoren als Frank Ankersmit, Piet Emmer, Henk Wesseling en Cees Fasseur. Wat Lucassen zich niet realiseerde, was dat die professoren toen al dood of met pensioen waren. Het ontbreken van actuele voorbeelden is tekenend – ook in veel andere disciplines is het met een lantaarntje zoeken naar herkenbaar niet-linkse stemmen.
In onze wetenschap stond de deur naar alternatieve waarheden al open, lang voordat het trumpisme over ‘alternative facts’ begon.
Er was nog een probleem. Het briefadvies achtte objectiviteit en waarheidsvinding cruciaal voor wetenschappelijk onderzoek. Maar wie al langer in de zachtere disciplines rondloopt, weet dat dit in de verste verte niet de realiteit is. Tot de invloedrijkste auteurs behoren postmoderne filosofen als Michel Foucault, die waarheid hoogstens als machtsinstrument ziet, en Bruno Latour, die stelt dat het onderscheid tussen echt en imaginair niet eens bestaat.
Samen met de Belgische filosoof Maarten Boudry onderzocht ik hoe dit denken breed ingang vond aan onze universiteiten. In de jaren voor het KNAW-briefadvies gingen bijvoorbeeld miljoenensubsidies naar een religiewetenschapper die ‘de Ander’ niet wil representeren zoals ‘hij of zij werkelijk is’, maar hooguit een ‘intersubjectieve interculturele dialoog’ wil voeren.
Of een antropoloog die vindt dat er niet alleen meerdere perspectieven op de realiteit zijn, maar dat de realiteit zelf meervoudig is. In onze wetenschap stond de deur naar alternatieve waarheden al open, lang voordat het trumpisme over ‘alternative facts’ begon.
De institutionele opmars van woke
Sindsdien is de situatie bepaald niet verbeterd. In 2017 had nog niemand het over woke, maar de afgelopen jaren is deze ideologie vanuit de Verenigde Staten in razend tempo over onze academische wereld uitgerold.
Deze beweging is lastig te definiëren maar draait in de kern om een heiligverklaring van historische achterstandsgroepen en de wens die achterstanden recht te zetten met hooggestemde idealen als ‘diversiteit’, ‘equity’ (‘uitkomstengelijkheid’) en ‘inclusie’ als leidraad.
Met emancipatie van achterstandsgroepen is natuurlijk niks mis. De nadruk bij woke ligt echter niet op het klassieke verheffingsideaal, zoals hoogstaand onderwijs dat mensen helpt zich beter te redden, maar op kunstmatige emancipatie via ingrijpende bureaucratische controle van bovenaf.
Positieve discriminatie en rigoureuze cultuurveranderingen moeten gelijke uitkomsten afdwingen. De aandacht verschuift van wat mensen te zeggen hebben – de inhoud – naar wat ze zijn – ras, gender, seksuele voorkeur, enzovoorts. Tegengeluid krijgt zelden inhoudelijk weerwoord en loopt het risico te worden gecanceld.
Tot 2014 lag in de gedragscode van de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) de nadruk nog op waarheidsvinding en onpartijdigheid, maar in 2018 verdwenen deze doelstellingen ten gunste van maatschappelijke verantwoordelijkheid.
In 2017 had de KNAW in elk geval nog de pretentie van objectiviteit en waarheidsvinding, maar in een rapport over academische vrijheid uit 2021 maakten de termen plaats voor meer ideologisch geladen begrippen als ‘diversiteit’, ‘inclusie’ en ‘veiligheid’.
Medeopsteller was de ons nu welbekende Peter-Paul Verbeek, die Foucault en Latour als cruciale inspiratiebronnen ziet. In diens toenmalige rol als voorzitter van de KNAW-commissie over academische vrijheid bleek Verbeek ook niet gediend van discussie over woke; als die term viel, was ‘het gesprek voorbij’.
Hoe politieke invloed op wetenschap zich via NWO manifesteert
Onze oppermachtige wetenschappelijke subsidieverstrekker, Nederlands Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), intimideert academische instellingen zelfs. Wie niet op de juiste manier werk maakt van diversiteit en inclusie komt ‘niet in aanmerking voor NWO-subsidies’.
Begin 2024 werd in de podcast Jortcast gesteld dat de NWO nooit onderzoek financiert dat ingaat tegen het dominante narratief. De organisatie sprak het programma aan op deze negatieve beeldvorming, maar bleek desgevraagd inderdaad geen voorbeeld van tegendraadse subsidies te kunnen noemen. En eigenlijk vonden ze zulke subsidies ook onnodig.
Interne ‘tegenstellingen en conflict’ achtte hij onmisbaar om elkaar scherp te houden.
De excessen van de anti-Israëlprotesten staan dus niet op zichzelf: ze zijn een symptoom van een structurele ideologisering van onze academische instellingen. Hoe kan de politiek hier iets tegen doen zonder zelf de academische vrijheid te bedreigen? Laten we te rade gaan bij Wilhelm von Humboldt en zijn ideeën over wetenschap en politiek.
Aan het begin van de negentiende eeuw voerde deze geleerde als onderwijsminister befaamde hervormingen door aan Duitse universiteiten. Wetenschap zag hij als doel op zichzelf en ‘als iets wat nog niet volledig gevonden is en nooit helemaal gevonden kan worden’.
Dominante opvattingen moesten in wetenschappelijk debat dus steeds opnieuw kunnen worden uitgedaagd en bevraagd. Interne ‘tegenstellingen en conflict’ achtte hij onmisbaar om elkaar scherp te houden.
Politieke invloed als correctie op interne consensus
Humboldt reflecteerde ook op potentiële gevaren voor die openheid. Bedreigingen konden van buiten de universiteiten komen – via maatschappelijke of politieke krachten die onderzoek dienstbaar maken aan ideologie en onwelgevallige perspectieven smoren. De staat moest de wetenschap dus ook bij onwelkome bevindingen blijven steunen.
Maar de dreiging kon eveneens van binnen de universiteiten komen, wanneer instellingen ‘een bepaalde geest aannemen en de opkomst van een andere verstikken’. Interne consensus drukt eventuele tegenstemmen weg. Academische vrijheid kon volgens Humboldt dus niet geheel aan de wetenschappelijke wereld zelf worden overgelaten.
De staat diende deels zeggenschap te houden over de benoeming van nieuwe hoogleraren om steeds perspectieven in te brengen die binnen de academische wereld onwelgevallig waren.
Humboldts hervormingen hielpen de Duitse wetenschap tot ongeëvenaarde bloei te brengen. De relativiteitstheorie, kwantummechanica, microbiologie, kunstmest, experimentele psychologie, historische bronnenkritiek en de geesteswetenschappen zijn er grotendeels gevormd.
Toen de beroemde natuurkundige Hermann von Helmholtz (1821-1894) dit succes in 1878 probeerde te verklaren, wees hij onder meer op de uitzonderlijke meningendiversiteit aan Duitse universiteiten.
Van de meest extreme consequenties van materialistisch denken tot het Rooms-Katholieke beginsel van de pauselijke onfeilbaarheid – volgens Von Helmholtz kon het zonder hindernissen worden voorgedragen ‘om eender welk wetenschappelijk vraagstuk wetenschappelijk te bediscussiëren’.
De ideeëndiversiteit betaalde zich uit: tegen 1933 had Duitsland meer Nobelprijzen binnengehaald dan de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk samen.
Politieke invloed op wetenschap: risico of kans?
Maar 1933 laat tegelijk zien hoe academische vrijheid ook zomaar over kan zijn. Adolf Hitler wilde niets weten van de Duitse ‘objectiviteitsmanie’ en onder zijn regime werden universiteiten ten dienste gesteld van de raciale volksgemeenschap.
‘Ideologische gelijkschakeling’ verwijderde tegenstemmen en rassenidentiteit kwam boven inhoud te staan; voor Joden was geen plek meer. Het was een klap die de sprankelende Duitse wetenschap nooit meer echt te boven is gekomen.
Wat kan deze geschiedenis ons vertellen voor het heden? Afgelopen jaren zagen we onder meer in Hongarije en Florida dat de gevestigde rechtse politiek onwelgevallige wetenschapsvelden als genderstudies en Critical Race Theory het werken onmogelijk maakt.
De politiek kan universiteiten bijvoorbeeld duidelijker verplichten open debat te garanderen.
Trump lijkt dit nu op landelijke schaal in de Verenigde Staten te gaan herhalen, onder meer door woorden als ‘gender’, ‘lhbt’ en ‘diversiteit’ taboe te verklaren. Volgens de principes van Von Humboldt is dit een ontoelaatbare inbreuk op de academische vrijheid. In Nederland dienen we dit koste wat het kost te vermijden.
Tegelijkertijd bieden Humboldts beginselen wel ruimte voor politiek ingrijpen: niet door stemmen te smoren die de politiek onwelgevallig zijn, maar wel via het inbrengen van stemmen die binnen de academische wereld onwelgevallig zijn. De politiek kan universiteiten bijvoorbeeld duidelijker verplichten open debat te garanderen.
Voor fel protest tegen Israëlische politiek moet vanzelfsprekend ruimte zijn, maar niet wanneer dat protest tegenspraak blokkeert. Als universiteiten de openheid van debat niet effectief handhaven, zijn financiële sancties voor de hand liggend.
Een fonds voor tegendraadsheid
Daarnaast kan de politiek ingrijpen in de eenzijdigheid van de subsidiestructuur. De ideologische consensusfinanciering van onze NWO staat haaks op de visie van Humboldt. Hoogleraren door de politiek laten benoemen, gaat erg ver, maar wat wel kan, is een structureel NWO-fonds optuigen voor tegendraads onderzoek.
Aanvragers zouden duidelijk moeten maken hoe hun onderzoek de gevestigde opvattingen in een vakgebied kritisch bevraagt. De politiek kan academische beoordelingscommissies dan zodanig samenstellen dat werkelijke tegendraadsheid zal worden beloond.
Bij elke politieke vinger in de pap zullen natuurlijk vooroordelen doorklinken. Ook Humboldt was zich daarvan bewust. Maar zoals hij benadrukte: die vooroordelen zullen vaak net anders zijn dan die binnen de gevestigde wetenschap.
Het is dus een vorm van risicospreiding tegen eenzijdigheid om beide een vinger in de pap te geven. Dat de zittende politiek in Nederland nu ideologisch ver verwijderd is van de consensus in de gevestigde wetenschap kunnen we in dat licht als kans zien.
Het is alleen wel aan de politiek om deze kans te grijpen. Vooralsnog hanteert het kabinet louter de sloophamer, wat ideeënarmoede verergert. Wie echt een opener academisch debat wil stimuleren, zal eveneens moeten investeren. Aan rechtse politici nu de taak om naast de kunst van het slopen ook de kunst van het scheppen te leren beheersen.