Waar komt ons één-Chinabeleid vandaan?

17 januari 2022Leestijd: 4 minuten
Helikopter met Taiwanese vlag boven hoofdstad Taipei op de nationale feestdag. Foto: Ceng Shou Yi/NurPhoto/Getty Images

In discussies over de relaties met Taiwan en China hanteert Nederland officieel het één-Chinabeleid. Wat houdt dat precies in en hoe is het tot stand gekomen? Voormalig diplomaat Gerrit van der Wees legt in een ingezonden opinie uit waarom het Nederlandse beleid aan verandering toe is.

Gerrit van der Wees is voormalig Nederlands diplomaat.  Hij doceert nu geschiedenis van Taiwan aan de George Mason Universiteit in Fairfax, Virginia en Amerikaanse betrekkingen met Oost-Azië aan de George Washington Universiteit Elliott School for International Affairs.

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van EW.

In de discussies rondom de relaties met Taiwan en China wordt steevast naar voren gebracht dat we een ‘één-Chinabeleid’ hebben, en daarmee wordt gesuggereerd dat de kous af is. Dat was ook de teneur van de opmerkingen van voormalig demissionair minister van Buitenlandse Zaken Ben Knapen (CDA) in het China-debat dat begin november 2021 in de vaste commissie Buitenlandse Zaken plaatshad.

Maar voor een goed begrip is het van belang om wat nauwkeuriger na te gaan waar ons ‘één-Chinabeleid’ vandaan komt en wat het precies inhoudt. En ook hoe het fundamenteel verschilt van het ‘één-Chinaprincipe’ dat Peking hanteert.

‘Eén-Chinabeleid’ heeft historische achtergrond

Daarvoor is het noodzakelijk terug te gaan naar het einde van de Tweede Wereldoorlog. Taiwan was vijftig jaar lang een kolonie van Japan geweest, en toen Japan de oorlog verloor, besloten de geallieerden onder generaal Douglas MacArthur dat Taiwan tijdelijk door de troepen van Chiang Kai-shek beheerd zou worden, tot het moment dat er een permanente oplossing zou zijn. Het idee was dat op een gegeven moment een referendum onder auspiciën van de Verenigde Naties (VN) zou plaatshebben.

Maar het liep anders: Chiang Kai-shek verloor de burgeroorlog in China – waarbij Taiwan dus helemaal niet betrokken was geweest – en vluchtte in 1949 met zijn regering en top van het leger naar Taiwan, waar hij de staat van beleg uitriep (die tot 1987 voortduurde) en een repressief regime opzette, waarin de autochtone Taiwanezen (85 procent van de bevolking) weinig inbreng hadden.

Twee regimes claimden de rechtmatige regering van China te zijn

Maar Chiang Kai-shek bleef volhouden de rechtmatige regering van heel China te zijn. Intussen was daar in oktober 1949 Mao Zedong en zijn Communistische Partij aan de macht gekomen, wat de westerse wereld voor het dilemma zette welke regering te erkennen: het ‘Vrije China’ (dat noch vrij, noch China was) of het nog meer repressieve communistische regime?

Er waren dus twee regimes die claimden de rechtmatige regering van China te zijn, en uiteindelijk sloeg dat door ten faveure van Peking, dat de feitelijke soevereiniteit over het vasteland bezat. We kregen een ‘één-Chinabeleid’ en erkenden de regering in Peking als de ‘enige wettige regering van China’, zoals staat vermeld in het communiqué van 16 mei 1972 waarin de diplomatieke betrekkingen op ambassadeursniveau werden aangekondigd.

Maar ‘één China’ betekende niet dat we Taiwan als onderdeel van China beschouwden: net zoals veel andere landen namen we nota van (de Verenigde Staten gebruikten ‘acknowledge’) het standpunt van de Volksrepubliek, maar deelden of erkenden dat standpunt niet.

Beleid is fundamenteel verschillend van het ‘één-Chinaprincipe’

Ons beleid is dus fundamenteel verschillend van het ‘één-Chinaprincipe’, waarmee Peking ten onrechte probeert te beklemtonen dat Taiwan altijd een onlosmakelijk onderdeel van China is geweest. Dat is simpelweg niet het geval geweest.

Het is dus van belang te benadrukken dat in 1972 de claim van Chiang Kai-shek om ‘regering van China’ te zijn de reden was van de diplomatieke breuk met de regering in Taipei. Die claim was onhoudbaar geworden en leidde tot een steeds verder toenemend politiek isolement van die regering.

Meer over dit onderwerp: China valt aan in flits of slow motion

Taiwan

Dat was ook de essentie van de opmerking van toenmalig KVP-minister van Buitenlandse Zaken Norbert Schmelzer op 26 oktober 1971 tegenover de AVRO, nadat op de dag ervoor de stemming in de Verenigde Naties over de toelating van Peking als vertegenwoordiger van China was geweest. Schmelzer stelde dat Nederland wat hem betreft niet tegen vertegenwoordiging van Taiwan in de Verenigde Naties was, maar dat hij moeite had met het standpunt van de regering van Chiang Kai-shek dat het álle Chinezen, dus ook die op het vasteland, zou vertegenwoordigen.

Taiwan maakte ommezwaai naar bruisende democratie

Maar sindsdien voltrok zich een heel ander proces: in Taiwan begonnen de autochtone Taiwanezen eind jaren zeventig een campagne voor vrijheid en democratie, en tegen het eind van de jaren tachtig maakte het land een volledige ommezwaai naar een bruisende democratie, met een vrij gekozen regering die de bevolking van Taiwan vertegenwoordigde en geen pretentie meer had om China te vertegenwoordigen.

Deze nieuwe situatie is dus een fundamenteel andere dan die van de jaren zeventig. Maar we zitten nog steeds vastgebakken aan ons verouderde ’één-Chinabeleid’. We hebben geen rekening gehouden met de nieuwe realiteit dat Taiwan nu een vrije democratie is en geen aanspraak meer maakt op soevereiniteit over China.

De bevolking en huidige regering van Taiwan zien zichzelf graag als een volwaardig lid van de internationale gemeenschap. Zij vinden het onbegrijpelijk dat de status van Taiwan nog steeds wordt bepaald door een Chinese burgeroorlog van meer dan zeventig jaar geleden, waaraan zij geen deel hadden. Tijd om ons Nederlandse beleid aan te passen.