Praat met Rusland, zonder te zwijgen over MH17 en Krim

27 november 2019Leestijd: 3 minuten
Rutte ontmoet Poetin in Sotsji (februari 2014). Foto: ANP.

Zowel in Nederland als in de Verenigde Staten gaan stemmen op voor een meer pragmatische opstelling tegenover Moskou. Hoewel we voldongen feiten als de Russische betrokkenheid bij de MH17-ramp en de bezetting van de Krim niet moeten accepteren, is meer dialoog met de Russen een stap in de goede richting, schrijft Bram Boxhoorn.

De Nederlandse regering werkt momenteel aan een zogeheten Rusland-strategie. Deze moet, net als de China-strategie voor China, als leidraad dienen bij het te voeren buitenlandse beleid ten aanzien van Rusland. In dit verband maakte Renée Jones-Bos, oud-ambassadeur in Moskou, een interessante opening tijdens een recent openbaar debat in Brussel.

Bram Boxhoorn

Bram Boxhoorn is historicus en directeur van de Atlantische Commissie. Hij is tevens gastdocent bij Webster University, Leiden. Boxhoorn schrijft wekelijks een blog voor Elsevier Weekblad over buitenlandse politieke kwesties.

Daar trad zij op met twee andere net afgezwaaide Nederlandse topdiplomaten. Zij sprak zich ‘om instrumentele redenen’ uit voor ‘meer dialoog’ met Rusland. Een opmerkelijk gegeven, gezien de nog steeds beladen relatie tussen Rusland en Nederland door de kwestie MH-17. Maar, zo betoogde zij onder meer, het ontbreekt aan een echte Europees-Russische dialoog. Er is dus ruimte voor een dieper bilateraal gesprek tussen de landen. Ook zouden het Nederlandse bedrijfsleven en de cultuursector baat hebben bij intensiever contact vanwege de kansen op de Russische markt.

Pleidooi voor pragmatisme

Ook in de Verenigde Staten blijft Rusland volop in het nieuws en niet alleen vanwege de Russische inmenging in de Amerikaanse verkiezingen van 2016. Er is een flink aantal geschillen in de onderlinge relatie (over Europa, Midden-Oosten, Afrika). Thomas Graham (Council of Foreign Relations) houdt in een brede historische analyse in het laatste nummer van Foreign Affairs een vergaand pleidooi  voor wat hij een ‘pragmatische’ benadering van Rusland door de Verenigde Staten noemt. Zijn voorstel komt erop neer de relatie met Rusland te ‘ontideologiseren’ en te ‘normaliseren’. Hij gaat daarmee veel verder dan de uitspraken van de Nederlandse topdiplomaat.

De twee meest vergaande voorstellen van Graham gaan over de door Rusland bezette Krim en de Donbas, het oostelijk deel van Oekraïne, waar separatisten gesteund door Rusland zich sinds 2014 tegen het centrale gezag in Kiev hebben gekeerd. De strijd daar is nog steeds niet gestreden.

Graham: Uitruil Krim en Donbas, financiële, militaire hulp voor Oekraïne

Graham stelt als onderdeel van de ‘pragmatische’ benadering van Rusland in feite een ‘uitruil’ voor van de Krim tegen de Donbas: Rusland mag de Krim dan definitief aan zijn grondgebied toevoegen in ruil voor ‘terugkeer’ van de Donbas bij Oekraïne, dat een flink financieel en militair hulppakket tegemoet kan zien om de weerbaarheid tegen Rusland te vergroten.

Het lidmaatschap van de NAVO maakt overigens geen deel uit van Grahams pragmatiek. Op deze manier wordt volgens hem tegemoet gekomen aan de heersende Oekraïne-moeheid bij de Europese leiders en tegelijk aan een weinig succesvol Russisch beleid. Immers, de kosten voor Rusland van de bezetting van de Krim en steun aan de opstandelingen in de Donbas zijn torenhoog.

Veranderende grenzen zijn geen onbekend fenomeen in de Europese geschiedenis. Echter, er zijn weinig bemoedigende voorbeelden te vinden van een langdurig succes daarvan. Sterker: de gevolgen zijn vaak desastreus geweest. Revisionisme steekt snel de kop op, zelfs decennia later. Zie bijvoorbeeld de kwestie Zuid-Tirol. De erkenning van de herziene naoorlogse Duits-Poolse grens (1990) is een van de sporadische voorbeelden van een bestendige afspraak. Van Grahams ‘uitruil’ kan kortom alleen maar ellende komen.

Dialoog met Rusland nodig zonder voldongen feiten te accepteren

Het voorstel van de Nederlandse diplomate Jones-Bos tot een intensivering van ‘de dialoog’ met Rusland, zonder daarbij voldongen feiten te accepteren – de Russische betrokkenheid bij MH-17 of de annexatie van de Krim – verdient het serieus te worden uitgewerkt. Het sluit beter aan bij Nederlandse buitenlandse politieke tradities en belangen dan Grahams alomvattende geopolitieke voorstel.

Het voorstel van Jones-Bos tot meer dialoog, hoe onuitgewerkt het ook moge zijn, is echter zeker een stap in de goede richting. De gelaagdheid en complexiteit van de Nederlands-Russische relatie vereist juist meer, niet minder contact met Russische vertegenwoordigers. Dat is geen teken van zwakte of toegeeflijkheid, maar juist van zelfbewustzijn.