Lessen uit het juridische getouwtrek rond de avondklok

21 februari 2021Leestijd: 4 minuten
Minister van Justitie en Veiligheid Ferd Grapperhaus. Foto: ANP

Er vallen veel lessen te leren uit de uitspraak over de avondklok, het hoger beroep van de staat en de razendsnel opgetuigde spoedwet in het parlement. Maar volgens Philip van Tijn is de belangrijkste oorzaak van de chaos, de gebrekkige juridische kennis bij ambtenaren. Hoog tijd om daar eens met een stofkam doorheen te gaan.

De Franse filosoof Montesquieu, baanbreker van de Verlichting, was in de eerste helft van de achttiende eeuw de grondlegger van de trias politica, ook wel de leer der machtenscheiding genoemd. De wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht dienen streng gescheiden te zijn, dus nooit in dezelfde handen te liggen. Het is het kenmerk van de (parlementaire) democratie zoals wij die kennen, maar onze Republiek der Verenigde Nederlanden (die van de Gouden Eeuw, die voor sommigen tegenwoordig doorgaat voor Grauwe Eeuw) was voor Montesquieu ook een belangrijke inspiratiebron.

Wat zou Montesquieu hebben genoten van rechtszaken over avondklok

Philip van Tijn

Philip van Tijn is bestuurder, toezichthouder en adviseur. Hij schrijft wekelijks een blog over de actualiteit.

Wat zou Montesquieu genoten hebben van de gebeurtenissen in de opvolger van de Republiek! Het begint bij de uitvoerende macht die een ingrijpende maatregel afkondigt. (Overigens was de avondklok in de tijd van Montesquieu en in de eeuwen daarvóór helemaal geen ingrijpend middel, maar dat terzijde.) Die maatregel wordt ‘opgehangen’ aan een wet die de wetgevende macht eerder heeft aangenomen.

Sommige burgers pikken dat niet en dagen de uitvoerende macht voor de rechter. De rechter geeft de burgers gelijk, waarna paniek uitbreekt bij de uitvoerende macht. Die volgt vervolgens een tweesporenbeleid (een heel verschil met het voorafgaande nulsporenbeleid): hij zoekt het hogerop bij de rechtsprekende macht én hij gaat terug naar de wetgevende macht om een aangepaste wet goed te keuren.

In een adembenemend tempo gebeurt dit in beide Kamers van de volksvertegenwoordiging (in de Eerste Kamer duurt het wat langer, misschien omdat de senatoren wat ouder zijn of wat meer nadenken, of allebei), zodat wij drie etmalen nadat de rechter de ene wet had afgeschoten alweer een vervangende wet hebben. Met nog de mogelijkheid dat weer een week later (vrijdag 26 februari) de hogere rechter het wél ziet zitten in de oorspronkelijke wet. De vraag welke van de twee wetten dan prevaleert, vereist op zichzelf alweer een uitvoerige beschouwing, maar laten we niet op de gebeurtenissen vooruit lopen.

Vrouwe Justitia is wel degelijk blind

Het is dus allemaal volgens het boekje, het boekje van Montesquieu. En dat meld ik zo nadrukkelijk, omdat je uit de chaotische berichtgeving en commentaren de indruk kon krijgen dat Nederland collectief van het padje is. (Dat dat misschien wel zo is, in een andere zaak, maar vloeit niet uit de afgelopen week voort.)

Lees ook dit commentaar van Gertjan van Schoonhoven: Felicitaties politie voor Willem Engel zijn ongepast

Al te gemakkelijk is de indruk gewekt dat zich niet zozeer viruswaanzin maar juridische waanzin van ons koninkrijk meester had gemaakt. Hoe kunnen regering en parlement in een paar dagen iets voor elkaar krijgen, waarvoor anders minstens máánden  nodig zijn? Dat lijkt me eerder een mooie les voor de toekomst als het met bepaalde wetgeving niet wil opschieten. En hoe kan op één en dezelfde dag de ene rechter A en de andere B zeggen? (Allebei vrouw, dus gekwezel over ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ benadering helpt ook al niet.)

Als die mogelijkheid niet bestond, was hoger beroep een wassen neus, want dan zou de ‘hogere’ rechter toch tot hetzelfde vonnis komen. Die divergentie leidde ook tot de grap – die geen grap was – dat voor dansschoolleraar Willem Engel, de aanstichter van dit alles, het vertrouwen in de rechtspraak terugkeerde bij de eerste uitspraak, maar bij de tweede uitspraak weer verloren ging.

Er zit nog een interessant aspect aan de betrokken rechters. De voorzieningenrechter, mr. Hoekstra, die de staat een zeperd bezorgde, is dezelfde die in juli vorig jaar werd gewraakt door dezelfde dansschoolleraar in een zaak tegen de staat, die ook samenhing met de strijd tegen corona. En raadsheer mr. Tan-de Sonnaville is juist de rechter van het Urgenda-arrest, dat hetzelfde kabinet-Rutte III in grote problemen bracht. Ook al is op de vonnissen van beide rechters wel wat aan te merken, onmiskenbaar is Vrouwe Justitia blind.

Tijd voor een ‘stofkam’ door de ministeries

Rest de vraag hoe het zo ver heeft kunnen komen. Want dat het om kreupele, onvoldragen wetgeving ging, is boven elke twijfel verheven. Ik denk dat de kwaliteit, de aanpak en de specialismen van het parlement alles daarmee te maken hebben. Het parlement begint meer en meer een goedkeuringsmachine te worden en niet vooral een medewetgever, het kritische oog. Ook is het kennisniveau achteruitgekacheld: struikelde je vroeger over de juristen – ook in de Tweede Kamer – tegenwoordig moet je ze met een lantaarntje zoeken, omdat partijen het belangrijker vinden dat hun achterban in Drenthe en Limburg proportioneel is vertegenwoordigd.

En dan de vierde macht, de ambtenaren. Ministers en ook Kamerleden kunnen niet alles weten, maar ambtenaren horen de bestuurders en politici voor onheil te behoeden, zowel als het om uitvoering als om wetgeving gaat. Ik wil niet stoken, maar ik zou bij de ministeries van Volksgezondheid en Justitie maar eens met de ‘stofkam’ (waarover iedereen rond het Binnenhof het altijd heeft) door de hogere rangen gaan. Ja, en die stofkam moet ook maar eens door de bestuurders zelf – en niet vanwege de kus voor respectievelijk schoonmoeder, de schoenen, of een babyface.

‘Beoordeel ons op het beleid!’ roepen bewindslieden altijd. En terecht.