Het feminisme van nu lijkt vooral een onderlinge strijd

10 maart 2021Leestijd: 3 minuten
Feministisch protest op Internationale Vrouwendag. Foto: ANP

Het lijkt Constanteyn Roelofs vreselijk veel en stressvol werk om een moderne internationale vrouw te zijn. Hij windt zich op over de feministische verkiezingscampagnes van politieke partijen.


Constanteyn Roelofs
Wekelijks verkent historicus Constanteyn Roelofs (1989) de tragikomische tegenstrijdigheden in economie en maatschappij.

Deze week was het Internationale Vrouwendag. Dat is mooi, want ik ben fan van internationale vrouwen. Met een hunner stam had ik een uitgebreide discussie over de staat van de vrouwenbeweging in Nederland.

Aan de ene kant zijn er natuurlijk altijd de klassieke vrouwenrechten die nog steeds met hand en tand moeten worden verdedigd tegen de wederkomst van het patriarchaat: op klein en christelijk rechts ruiken de reactionairen immers weer hun kans om het abortusrecht ter discussie te stellen en is het, misschien ook doordat in Nederland links en rechts graag alle opiniemosterd uit Amerika halen, voor het eerst in decennia weer een bijna mainstream thema in de verkiezingsrace.

Ook de vrouwenrechten in migrantengroepen (Mohammed was een klassieke patriarch in de originele zin des woords, presiderend over een uitgebreide groep vrouwen, kinderen, kamelen en schapen) zijn nogal een dingetje. Kortom, nog genoeg werk voor de voorvechtsters van de ‘klassieke’ vrouwenrechten.

Als vrouw aan de top vroeger makkelijker dan nu

Aan de andere kant lijkt er een andere belangrijke vraag in het publieke debat te spelen. Namelijk: kunnen vrouwen in gelijke mate op eigen kracht de elite binnenkomen (of zichzelf behoeden voor klassenverval)? Het is een immers een fabel van de soixante-huitards dat de elite altijd mannelijk is geweest. De elite, als klasse, was altijd keurig 50/50 omdat de boze patriarchen ook altijd vrouwen en dochters hadden. Het zijn van de elite is immers nooit een individueel dingetje, maar een sport in groepsverband.

Als vrouw de elite binnenkomen was vroeger ironisch genoeg een stuk makkelijker dan nu: gewoon een rijke man trouwen. Tegenwoordig moet je om bij de bovenste paar procent te horen als vrouw ook zelf iets leuks doen: zelf ook een moeilijke studie volgen, chirurg of topadvocaat worden, zelf ook dingen weten van klassieke muziek en de culinaire en esthetische smaken in het maatschappelijke penthouse. Deze strijd uit zich in het streven naar ten minste 50/50 onder politici, bestuursvoorzitters van de grotere bedrijven, hoogleraren, gezaghebbende mediamakers, topadvocatenkantoren en de chirurgenmaatschappen.

Eén inkomen is niet meer voldoende

Het klassieke verhaal van de topadvocaat die een leuke kapster van de barkruk plukt, komt daardoor steeds minder voor. In mijn omgeving van corporale yuppen bestaat dat soort ongelijke relaties helemaal niet (dat is niet alleen mijn gevoel, het blijkt ook uit onderzoek, met de aantekening dat er veel meer hoogopgeleide vrouwen zijn dan mannen. De juffrouwen doen het immers veel beter in het onderwijs, tegenwoordig.)

Er zijn bovendien ook praktische redenen waarom de partners binnen de elite tegenwoordig gematched moeten zijn: op één goed inkomen is het ondoenlijk om een huishouden te voeren dat past bij de (upper) middle class. Zodra tweeverdienen de norm is, stijgen de vastgoedprijzen en dergelijke mee. Weet u wat pianoles tegenwoordig kost?

Het feminisme is vooral een onderlinge strijd

Dat gevoel krijg je ook bij de feministische verkiezingscampagnes van alle partijen: het gaat in belangrijke mate over topfuncties, studie, ontplooiing en machtsverdeling: allemaal voorbehouden aan de paar procent van de bevolking met leuke universitaire studies en een carrièreperspectief op de betere banen (waar ook nog eens de vrouwen in de meerderheid zijn). Toevallig precies ook de obsessies van al die jonge vrouwen uit die 5 procent die we in de media en de politiek vinden.

Kortom, het feminisme van nu lijkt mij als reactionaire dinosaurus vooral een onderlinge strijd waarin steeds meer vrouwen met elkaar moeten concurreren om schaarse plaatsen (en mannen!) aan de bovenkant van de maatschappelijke ladder, terwijl zij ook nog eens biologisch zijn belast met baren en alles wat daarbij komt kijken. Het girlboss-feminisme van de vierde golf lijkt daarom vaak ook niet meer dan een dun laagje ideologisch fineer op ouderwetse class anxiety. Het lijkt mij al met al vreselijk veel en stressvol werk om een moderne internationale vrouw te zijn. Gelukkig ben ik slechts een provinciale man.