Pasen: Het verlangen naar een nieuw begin leeft nog altijd

04 april 2021Leestijd: 5 minuten
Pasen. Beeld: Pixabay

In heidens en christelijk perspectief leeft de moderne, westerse mens vanuit een vals zelfbewustzijn, betoogt Bart Jan Spruyt. Diep van binnen smeult het verlangen naar vergeving en verzoening. Lees het essay terug dat hij voor de Speciale Editie Jezus schreef.

Jezus is de vis, de ichthus. Dit Griekse woord is een acroniem (elke letter staat voor een bepaald woord) en wil zeggen: hij is Jezus Christus, de zoon van God, de Verlosser. Hij is dus niet zomaar een bijzonder mens geweest, of een martelaar, maar is als God vanuit de hoge hemel naar deze aarde gekomen, is mens geworden, heeft onder ons gewoond, en is daarmee onze Verlosser geworden. Om ons waarvan te verlossen? Van onze zonden, en van de accumulatie daarvan: onze schuld. Wie zonden heeft begaan, en schuldig staat, verdient straf. Jezus heeft die straf op zich genomen toen hij op Golgotha werd gekruisigd – in het oordeel van Joden en Romeinen samen voltrok zich het oordeel van God de Vader over de zonden van deze wereld. Jezus heeft geleefd zoals wij mensen hadden moeten leven. Dat leven, die gehoorzaamheid en die vrijspraak van de straf worden de onze wanneer wij in hem geloven, en voortaan in dankbaarheid voor hem willen leven.

Geloof in Jezus is nooit makkelijke, vanzelfsprekende zaak geweest

Bart Jan Spruyt (1964)

Studie geschiedenis, promotie in theologie. Was actief als journalist en columnist (onder meer voor Elsevier Weekblad). Nu is hij docent cultuur en maatschappij en universitair docent kerkgeschiedenis.

Dit is de kern van wat de kerk, de verzameling van alle gelovigen, over Jezus belijdt. Het geloof in hem is nooit een gemakkelijke of vanzelfsprekende zaak geweest. In de evangeliën lezen we al dat Christus tot zijn wereld is gekomen, en dat die wereld hem niet heeft aangenomen. Velen in zijn dagen verwachtten een messias die de aardse vijanden zou verdrijven en een nieuw koninkrijk op deze aarde zou stichten. Maar dat koninkrijk, dat was een persoon, Jezus zelf. Hij zocht zondige, vermoeide en belaste mensen, en sprak hen vrij en maakte hen vrij. Daarmee kwam dat koninkrijk binnen in hen.

Dat geloof is nog altijd geen gemakkelijke of vanzelfsprekende zaak – en is het nu in zekere zin nog minder dan toen. Onze cultuur heeft immers een grote verandering doorgemaakt. In de wereld waarin Jezus binnentrad, die van de Joden en de late Klassieke Oudheid, was het geloof in een bovennatuurlijke wereld van goden en machten net zo vanzelfsprekend als dat nu niet vanzelfsprekend is geworden. Een heiden uit de tijd van de Klassieke Oudheid geloofde in een wereld van goden, geloofde in een wet die goed en kwaad duidelijk van elkaar onderscheidde, en wist dat hij die wet voortdurend overtrad. Er waren in de wereld tal van problemen en misstanden, maar de grootste misstand, zo wist hij, was hij zelf. Het onderwijs was dan ook niet zozeer gericht op het aanleren van allerlei handige vaardigheden, maar op het aanleren, het zich eigen maken en internaliseren van deugden. Een goed mens was gematigd en moedig, trouw en wijs. Dat was hij niet vanaf zijn geboorte, en het was een ideaal dat vaak achter de einder dreigde te verdwijnen, omdat de dikke kabels van zijn begeerten sterker aan zijn hart trokken dan het dunne touwtje van zijn geweten. In zo’n wereld is de behoefte aan vergeving en een Verlosser groot.

Deze wereld van de heidenen van de Klassieke Oudheid is in onze cultuur opgevolgd door de wereld van de christelijke cultuur – van de volgelingen dus van de man die aan een kruis was gestorven, maar weer was opgestaan en in de hemel aan de rechterhand van Zijn Vader is gezeten. Die christelijke cultuur zag zichzelf als een vervolmaking van de oude, klassieke cultuur. Aan de vier klassieke deugden voegde zij immers de zogeheten theologale deugden ‘geloof, hoop en liefde’ toe, die de oude deugden binnen bereik brachten. Het geloof was de voltooiing en verheffing van de heidense natuur.

Lees ook deze blog van Afshin Ellian terug over Jezus: de joodse man op wie velen hun hoop vestigenIn Bethlehem kijken mensen naar een muurschildering van de geboorte van Jezus

In een eeuwenlang proces van beslissingen en dichtgeslagen deuren heeft deze heteronome cultuur langzaam maar zeker plaatsgemaakt voor een autonome cultuur, die wordt gekenmerkt door liberalisme en wetenschap. Een wereld waarin God niet meer nodig is, en waarin we het zonder God heel goed kunnen uithouden, waarin we onszelf niet meer als zondaren zien, vermoeid onder de last van onze schuld, maar als vrije mensen met rechten en heel veel weelde.

Met breuk met christendom is westerse cultuur niet weer heidens

Met de breuk met het christendom is onze westerse cultuur natuurlijk niet weer heidens geworden. Was het maar waar, zal een christen zeggen. Een van de beste christelijke schrijvers ooit, C.S. Lewis (1898-1963), vergeleek de ontwikkeling eens met die van een vrouw, die eerst maagd is, trouwt, en daarna van haar man scheidt. Die vrouw wordt dan niet opnieuw maagd. Zo keert een cultuur die met de natuur (het heidendom) is begonnen en daarna door het geloof is vervolmaakt, maar daarna met dat geloof breekt, niet terug naar de natuur. Veeleer kiest zo’n cultuur dan voor het on- en tegennatuurlijke: voor een leven zonder het bovennatuurlijke, voor een leven in het hier en nu, voor een wet die alleen maar uitwendig is, voor absolute vrijheid en absolute gelijkheid. Voor een grenzeloze wereld dus waarin geen morele wetten overtreden kúnnen worden, omdat onze normen hooguit van persoonlijke voorkeuren getuigen, waarin we dus niet zondig zijn en niet schuldig.

In heidens en christelijk perspectief leven wij moderne, post-christelijke mensen dus vanuit een vals zelfbewustzijn. Wij kennen nauwelijks nog taboes en onze verlangens zijn gericht op het hier en nu, op welvaart en status en gemak, en ons onderwijs is als gevolg daarvan steeds meer gericht op het aanleren van de competenties die dat ideaal binnen bereik brengen. De strijd met onszelf en tegen onszelf behoort tot het verleden – tenzij zich alsnog een klimaatramp mocht aandienen.

Of die moderne wereld van ons beter en aangenamer is dan de oude? Of een wereld waarin mensen in eerste instantie zichzelf als het probleem zien en de verantwoordelijkheid voor hun leven nemen, slechter is dan een wereld waarin mensen de staat, de elite, het systeem, het kapitalisme of blanke privileges als het probleem zien en die allen van alles de schuld geven en zichzelf van niets? Of een wereld waarin mensen zichzelf kennen als zondig, gebrekkig en falend, slechter is dan een wereld waarin dat besef ontbreekt, en het besef dat wij allen zondaren zijn (‘van dezelfde lap gescheurd’) en dat we wat geduld met elkaar moeten hebben, en mild en vergevingsgezind en een beetje tolerant moeten zijn, slechter is dan een wereld waarin schuldigen en zondebokken in verleden en heden worden aangewezen die een meedogenloze aanpak verdienen?

Diep in ons leeft verlangen naar vergeving, verzoening en nieuw begin

Iedereen moet die vragen natuurlijk zelf beantwoorden. Zoals we ook de vraag onder ogen zouden moeten zien of ons moderne bewustzijn niet te graag ontkent of negeert dat diep in ons vermoeide en belaste mensen het verlangen naar vergeving, verzoening en een nieuw begin nog altijd leeft, hoe smeulend ook.

Zo’n nieuw begin hoeven we niet te zoeken in de sciencefiction van nieuwe reizen naar de maan of Mars. Het is om de hoek verkrijgbaar, in elke kerk waarin over Jezus wordt gesproken als over de vis, de ichthus.

Dit essay verscheen in de Speciale Editie Jezus (2020) van EW