Bauke Geersing: Kabinet financiert ten onrechte politiek getinte geschiedschrijving over Indië

13 augustus 2022Leestijd: 13 minuten
NIOD-onderzoeker Frank van Vree presenteert onderzoekresultaten over Nederlands geweld in Indonesië. Foto: ANP Bart Maat

De Tweede Kamer moet korte metten maken met het bekostigen van geschiedschrijving die wordt gestuurd door politieke opvattingen, zoals die over de dekolonisatie van Nederlands-Indië. Dit schrijft mr. Bauke Geersing in een ingezonden opinie, naar aanleiding van het artikel in EW van mr. Benedict Janssen waarin die het boek Over de grens recenseert.

Mr. Bauke Geersing is auteur van boeken en artikelen over de dekolonisatie van Nederlands-Indië 1945-1950, oud-directeur NOS, oud-commissaris KLM, oud-wetenschapper RUG.

Aan de hand van acht hoofdpunten bespreekt Janssen het boek dat is gebaseerd op door de overheid betaald onderzoek naar de dekolonisatie van Nederlands-Indië (1945-1950). Aan het eind van zijn recensie duidt Janssen op de politieke signatuur en de postkoloniale grondtoon van het onderzoek en het boek. Dat levert een resultaat op dat eenzijdig en niet neutraal is, schrijft hij. ‘Het roept de vraag op wat we als samenleving opschieten met politiek geëngageerde geschiedschrijving – of het nu van linkse of rechtse signatuur is.’ Benedict Janssen bepleit, in navolging van de historici Antony Beevor en Adam Zamoyski, dat geschiedschrijving moet gaan over veel begrijpen en weinig stenen gooien.

Hoe achtereenvolgende kabinetten-Rutte bij dit onderzoek naar de dekolonisatie van Nederlands-Indië betrokken raakten, beschrijf ik hieronder. Zo kan worden begrepen waarom de drie betrokken instituten zijn uitgekomen op hun politiek gestuurde onderzoeksresultaat.

Lees het artikel van Benedict Janssen over Over de grens hier: Hoe politiek is studie van historie Indië?

Eerste poging om geld te krijgen voor onderzoek naar dekolonisatie

Rond 2012 verzoeken de instituten NIOD, KITLV en NIMH het toenmalige kabinet-Rutte om financiële steun voor een groot historisch onderzoek naar het beweerde structureel extreem geweld van de Nederlandse militairen tijdens de dekolonisatieperiode in Nederlands-Indië (1945-1950). De instituten moeten bezuinigen en om de eigen positie overeind te houden is zo’n onderzoek met staatssteun welkom. Het verzoek wordt echter afgewezen. Het kabinet vindt de onderzoeksopzet te eenzijdig.

De instituten laten het er niet bij zitten. Zij zorgen ervoor dat de geschiedenis van die periode voortdurend met een antikoloniale en anti-militaire verhaallijn in de publiciteit komt, met behulp van artikelen en boeken. Deze reflecteren vaak persoonlijke meningen en visies en er is nauwelijks sprake van resultaten gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Het gevolg is dat media steeds vaker benadrukken dat Nederland zich tijdens de dekolonisatieperiode 1945-1950 schuldig heeft gemaakt aan structureel extreem geweld en dat dat nader moet worden onderzocht.

Het proefschrift van Rémy Limpach fungeert als breekijzer

In 2016 is het zover. Dan wordt de ‘joker’ ingezet. De directeur van het NIMH, drs. Piet Kamphuis, weet via zijn relatie bij het NIOD, prof. dr. Peter Romijn, hoofd onderzoek van dat instituut, van het onderzoek naar de dekolonisatieperiode van promovendus Rémy Limpach. Dat vindt plaats aan de universiteit van Bern. Romijn, de copromotor, is de enige van de directe begeleiders die het uitvoerige Nederlandstalige bronnenonderzoek kan beoordelen.

De promotie heeft plaats op 15 september 2015 in Bern. Alleen de promotor, de copromotor en een toezichthoudend hoogleraar, die geen expertise heeft op het onderwerp, en promovendus Limpach zijn in Bern aanwezig bij de verdediging van het proefschrift. De dissertatie krijgt van de promotoren de waardering summa cum laude. Er zijn geen andere wetenschappers bij betrokken. Er is geen sprake van een externe commissie die de kwaliteit van het onderzoek toetst. Peer reviews zijn er niet. In feite waarderen de promotor en de copromotor hun eigen inspanningen en het resultaat ervan met deze zelden voorkomende waardering.

Nederlandse versie proefschrift moet media en publiek overtuigen

Directeur Kamphuis van het NIMH zorgt ervoor dat met de steun van dit instituut, dat onderdeel is van het ministerie van Defensie, de dissertatie in het Nederlands wordt vertaald, wordt herschreven en als boek verschijnt op de Nederlandse markt. Rijk geïllustreerd met foto’s van vooral het beweerde structureel extreem geweld van Nederlandse militairen. Limpach treedt, op uitnodiging, per 1 augustus 2014 in dienst van het NIMH. Hij werkt dan nog aan zijn manuscript en promoveert zoals gezegd op 15 september 2015 in Bern.

Uit de media blijkt dat de leiding van Defensie door de NIMH-directeur Kamphuis wordt overvallen met het boek. Dat genereert nogal wat publicitaire aandacht. De uitgever spaart kosten noch moeite en verzorgt op 29 september 2016 een groots opgezette boekpresentatie in perscentrum Nieuwspoort in Den Haag.

Peter Romijn speelt bijzondere rol hij promoten boek Limpach

Tijdens die presentatie voert copromotor Romijn het woord. Hij suggereert dat dit boek een een-op-een vertaling is van de dissertatie uit 2015 en dat Limpach op de dag van de boekpresentatie doctor is geworden. In feite is het boek een ingrijpende bewerking van het proefschrift en is Limpach al een jaar eerder tot doctor gepromoveerd. Romijn schrijft in column op de NIOD-website op 18 september 2016, elf dagen vóór de boekpresentatie: ‘Volgens Limpach hebben Nederlandse militairen op tal van manieren en systematisch het oorlogsrecht en de normen van de menselijkheid geschonden.’ Dat staat niet in de dissertatie, noch in het boek van Limpach. Een dergelijke onjuiste voorstelling van zaken wordt wetenschapsfraude genoemd.

Peter Romijn (NIOD)

Lees ook dit interview in EW met Peter Romijn: ‘Houd de staat goed in de gaten’

De media besteden ruim aandacht aan de presentatie en het boek, De brandende kampongs van Generaal Spoor, van Limpach. Het is professioneel op de markt gebracht. De eerste druk van het boek, 870 bladzijden, is in een mum van tijd uitverkocht.

Nu lukt het wel miljoenen onderzoeksgeld los te peuteren van overheid

De drie instituten verzoeken hierna opnieuw om financiële steun voor het uitvoeren van een onderzoek zoals zij dat in 2012 ook al wilden. In drs. Bert Koenders (PvdA), de minister van Buitenlandse Zaken in kabinet-Rutte II, hebben ze een verdediger van hun wensen. De Tweede Kamer wordt erbij betrokken door het kabinet. Het resultaat is dat het kabinet-Rutte akkoord gaat met het financieren van een breed, objectief, integraal onderzoek naar de periode Nederlands-Indië 1945-1950.

Ook de Bersiap, de periode waarin sprake was van genocidale wreedheden van de kant van opstandige jongeren (pemoeda’s) – ook criminelen en moslims van diverse leeftijden namen deel aan de pogroms jegens Nederlanders en andere ‘verdachten’ – moet integraal worden onderzocht, aldus de brief van 2 december 2016 van het kabinet.

Kabinet en Tweede Kamer willen breder onderzoek van de instituten

Uit deze brief blijkt dat het kabinet en de Tweede Kamer een fundamenteel ander onderzoek willen dan de drie instituten in 2012 voor ogen stond. Ze hebben echter geen keus. Om het geld van de overheid te krijgen, verklaren ze zich akkoord met de randvoorwaarden die het kabinet in de brief heeft geformuleerd. Dat doen ze in hun brief d.d. 9 februari 2017. Dat betekent dat het beweerde structureel extreem geweld van de Nederlandse militairen niet centraal mag staan in het onderzoek.

Het onderzoek start in 2017. De resultaten worden op 17 februari 2022 in de openbaarheid gebracht.

Onderzoekers geven er voortdurend blijk van vooringenomen te zijn

Gedurende de onderzoekperiode wordt er vanuit de groep onderzoekers voortdurend in de media blijk gegeven van hun vooringenomen antikoloniale en anti-militaire standpunten. De leiding van het onderzoek, die erop wordt aangesproken dat dit niet past bij wetenschappelijk onderzoek, keurt dat gedrag echter goed. Zij beweert dat de onderzoekers privé recht hebben op vrijheid van meningsuiting. Dergelijke persoonlijke uitlatingen moeten volgens haar los gezien worden van hun werk als neutrale wetenschappers.

Ook de Wetenschappelijke Advies Commissie, die de wetenschappelijke integriteit van het dekolonisatieonderzoek bewaakt, wordt regelmatig op de hoogte gebracht van deze politieke demarches, maar ziet evenmin problemen. ‘Wij hebben goede nota genomen van uw informatie,’ antwoordt zij.

De studies blijken te moeten passen in het project De Oost

Intussen wordt duidelijk dat deze gang van zaken onderdeel is van een vooraf vastgelegde informatiecampagne. Op deze manier worden vooral de politiek (regering en parlement) en het publiek voorbereid op de conclusies van het onderzoek. De gedachte is dat deze dan breed zullen worden gesteund. Ook het onderwijs wordt benaderd.

De drie instituten blijken deel uit te maken van een project ‘De Oost’. Dat project stelt aan te sluiten bij een beweerde kentering in de geschiedschrijving van de dekolonisatie van Nederlands-Indië 1945-1950, waarin het Indonesische perspectief centraal staat. Het project is ongeveer gelijktijdig begonnen met het dekolonisatieonderzoek.

Publieke omroep blijkt medefinancier van de film De Oost

Het project ‘De Oost’ wordt gelanceerd met als ‘keynote speaker’ de Vlaamse schrijver David Van Reybrouck. Zijn boek, Revolusi (2020), verschijnt tijdens het dekolonisatieonderzoek. Daarin ondersteunt hij de vrijheidsstrijd onder leiding van Soekarno, die hij als wereldleider positioneert. Hij bekritiseert het dekolonisatiebeleid van de Nederlandse regering en het optreden van de Nederlandse militairen.

Lees ook dit omslagverhaal van vorig jaar: En weer laait de strijd om Indië op

Mede door de grote media-aandacht is het boek een commercieel succes. Het wordt door de publieke omroep intensief gepromoot. In drie afleveringen op de televisie biedt de NTR Van Reybrouck de ruimte om zijn boek aan de man te brengen. De NTR blijkt ook partner te zijn in het project ‘De Oost’. Diezelfde publieke omroep is medefinancier van de film De Oost, een kernonderdeel van dit project. Maar de release van de film valt door de coronapandemie in het water.

Onderzoek van de Federatie Indische Nederlanders toont aan dat het in feite een Indonesische propagandafilm is. Een inhoudelijke analyse van die film laat zien dat sprake is van een eenzijdige en vertekende weergave van de historische werkelijkheid. De leiding van het dekolonisatieonderzoek vindt desalniettemin dat sprake is van een genuanceerde film die alle relevante perspectieven toont. Ook het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) blijkt het project ‘De Oost’ te ondersteunen.

Ook de canon van de vaderlandse geschiedenis moet aangepast

Onder het kabinet-Rutte III wordt opdracht gegeven de canon van de vaderlandse geschiedenis te herijken. Een commissie onder leiding van prof. dr. James Kennedy wordt belast met die taak. Minister van OCW Ingrid van Engelshoven (D66) bemoeit zich ermee en schrijft op 31 mei 2019 een brief waarin zij de commissie voorhoudt dat ruim aandacht moet worden besteed aan de zwarte bladzijden uit onze geschiedenis.

Een wetenschappelijke commissie die ook maar een knip voor de neus waard is, legt zo’n opdracht van de overheid tot herschrijving van onze geschiedenis volgens een politieke invalshoek naast zich neer. Zo niet deze commissie. Zij voert de wens van de minister van Cultuur uit. Het resultaat is dat de beschrijving van de geschiedenis van Nederlands-Indië feitelijke onjuistheden bevat. Met de beschrijving van de slavernijgeschiedenis is dat ook het geval, zo blijkt uit een analyse van de kenner van onze slavernijgeschiedenis, prof. dr. Piet Emmer.

Onderzoekers hebben zich niets aangetrokken van voorwaarden Den Haag

Op 17 februari 2022 worden in het kader van een breed opgezette persconferentie de resultaten van het dekolonisatieonderzoek gepresenteerd. Het blijkt dat de drie instituten de randvoorwaarden van het kabinet voor het onderzoek niet hebben gehonoreerd. Ze hebben er een eenzijdig en politiek geïnspireerd onderzoek van gemaakt dat ze in 2012 al wilden, aangevuld met een onderzoek naar de Bersiap.

Het beweerde structureel extreem geweld van de Nederlandse militairen staat centraal. Uit de brief van 2 december 2016 van het kabinet blijkt duidelijk dat men dit juist niet wilde. Van een breed, integraal, objectief en wetenschappelijk onderzoek is dus geen sprake. Het resultaat is een eenzijdig, politiek onderzoek van een deel van onze geschiedenis.

Zonder leestijd reageert het kabinet-Rutte nog dezelfde dag op dik boek

Volgens een afspraak met de Tweede Kamer gemaakt op 23 februari 2017 zou het kabinet eerst de resultaten van het onderzoek bestuderen – dus ook de na 17 februari 2022 nog te verschijnen publicaties – alvorens met een reactie te komen. Het kabinet-Rutte IV houdt zich echter niet aan die afspraak. Premier Mark Rutte (VVD), die eerder aangaf dat zijn vierde kabinet een nieuwe transparante bestuurscultuur zou volgen en gemaakte afspraken zou honoreren, wijkt daarvan af.

Vanuit zijn eigen ministerie van Algemene Zaken is er, een week voor de publicatie van de onderzoeksresultaten, contact met de leiding van het onderzoek. In dat overleg is een brief voor het kabinet opgesteld. Het resultaat is dat op dezelfde dag dat de onderzoeksresultaten worden gepubliceerd, het kabinet-Rutte al een brief naar buiten brengt en de onderzoeksresultaten onderschrijft. Het is zelfs voor experts op het gebied van onderzoek niet mogelijk in zo korte tijd de onderzoeksresultaten evenwichtig te beoordelen. Bovendien zijn ze op dat moment nog niet alle beschikbaar.

Met zijn excuses schendt Mark Rutte eigen afspraak met Tweede Kamer

Rutte gaat zelfs zover dat hij namens het kabinet Indonesië diepe excuses aanbiedt. Dat voor de schade die de Indonesische strijdgroepen van onderscheiden aard destijds zelf hebben teweeggebracht! In de slipstream worden nog wat excuses aan Nederlandse groepen aangeboden die zich goed hebben gedragen. Dat lijkt op het sparen van de kool en de geit. Uit een enquête van De Telegraaf  blijkt dat 83 procent van de Nederlanders deze gang van zaken afwijst.

Zo wordt door het kabinet-Rutte IV een met de Tweede Kamer gemaakte afspraak genegeerd en volgens de oude, bekritiseerde, bestuurscultuur van de achterkamertjesaanpak geopereerd. De minister-president wijkt bewust af van een met de Tweede Kamer afgesproken richtlijn, en brengt zo zijn geloofwaardigheid in het geding.

Kabinet-Rutte is zo verantwoordelijk voor Russische toestanden

Daarmee ondersteunt het kabinet-Rutte IV de herschrijving en vertekening van de dekolonisatie geschiedenis Nederlands-Indië 1945-1950 op basis van politieke uitgangspunten die onder leiding van de drie instituten de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden.

Tabé

Nederlands aarzelende afscheid van Indië vormt nog steeds een onuitputtelijke bron voor bijzondere verhalen die blijkbaar moeten worden verteld. Tabé. Het lange afscheid van ons Indië, samengesteld door Arendo Joustra, hoofdredacteur van EW, is daarvan het bewijs.

Het boek Tabé kost € 15 en is te bestellen via tijdschriftnu.nl/ew of bel 020-8947553.

In dat onderzoek is de historische context niet integraal en objectief beschreven, zijn de destijds toepasselijke (juridische) normen en opvattingen terzijde gelegd, is nagelaten het geweld van de tegenstanders van Nederland wetenschappelijk en integraal te onderzoeken, is het extreme geweld, de ‘rood-witte-terreur ’ en de wrede onderdrukking van de eigen bevolking door de onderscheiden gewapende groepen en bendes aan vooral ‘Indonesische’ zijde niet als initieel geweld aangemerkt, ontbreekt wetenschappelijk bewijs en worden hedendaagse politieke en moralistische opvattingen gehanteerd als beoordelingsmaatstaven.

Benedict Janssen schrijft in EW  van 6 augustus 2022 in zijn recensie van de synthese studie, Over de grens (2022), dat het geen eenheid heeft, het moralistisch is, de omgekeerde volgorde in de analyse van het geweld hanteert, opvallende omissies heeft, een eenzijdige en onjuiste context hanteert, overgevoelig is voor zogenoemde neutrale terminologie, de conclusie bij het begin van het onderzoek al vaststond en dat sprake is van een politieke postkoloniale grondtoon van het boek.

Beschuldigingen van  NIOD, KITLV en NIMH zijn vooringenomen

Op grond van de gekozen eenzijdige en vooringenomen aanpak beschuldigen de drie instituten de krijgsmacht als instituut en de destijds verantwoordelijke instanties/functionarissen aan Nederlandse kant van het mogelijk maken, bevorderen en in de doofpot stoppen van structureel extreem geweld tegen de onafhankelijke staat de republiek Indonesië.

Een republiek die tijdens de dekolonisatieperiode niet bestond. Desalniettemin hebben de drie instituten het over een bijna vijf jaar durende dekolonisatieoorlog. Nederlandse troepen waren er echter pas vanaf voorjaar 1946 op bescheiden schaal aanwezig en die breidde zich daarna gaandeweg pas uit. De onderhandelingen worden als een ondergeschikt element weggewerkt in het onderzoek.

Selectieve werkmethode dient eigen opvatting te ondersteunen

Deze afkeer van de historische waarheid die de onderzoekers demonstreren, is hier en daar bijna verbijsterend. Benedict Janssen geeft daarvan treffende voorbeelden in zijn recensie.

De afwijkingen van het werkelijke historische beeld zijn veroorzaakt door een vooringenomen antikoloniale en anti-militaire opvatting en een selectieve werkmethode die erop is gericht de eigen politieke opvattingen te onderbouwen met bronnen die eigen opvattingen bevestigen en bronnen die er een ander standpunt op nahouden, niet serieus te nemen.

Van dat laatste twee voorbeelden. De opvatting van dr. J.J.P. de Jong uit 2016 dat er sprake is van een oprecht nastreven door Nederland van de dekolonisatie van Nederlands-Indië wordt een revisionistische minderheidsvisie genoemd. Deze kwestie wordt vervolgens als van minder belang niet verder behandeld (zie pagina 54 Over de grens). Terwijl het een kern van de dekolonisatie is. Het  onderzoek naar Westerling en de Zuid-Celebes-affaire (2019) van ondergetekende  is volgens de onderzoekers een tegendraadse, in koloniale kaders geformuleerde poging tot eerherstel (zie pagina 418) en wordt verder genegeerd. Deze affaire wordt in het dekolonisatieonderzoek echter als een iconisch beeld van  structureel extreem geweld behandeld.

Karel van het Reve waarschuwde al voor wetenschap in dienst van politiek belang

Zo creëren de drie instituten een geschiedenis waarin zij het belang van hun antikoloniale en anti-militaire opvatting stellen boven de historische waarheid. Door het beweerde structureel extreem geweld van de Nederlandse militairen te accentueren, worden het barbarisme en de moordpartijen, martelingen en executies door de strijders als Abdul Harris Nasoetion in de doofpot gestopt.

Volgens prof. dr. Karel van het Reve heeft een dergelijke wetenschapsopvatting, die een politiek belang vooropzet, overeenstemming met die welke in het marxisme-leninisme wordt gehanteerd (zie zijn Verzameld werk, deel 4, pagina 607).

Het is algemeen bekend dat in Rusland al tientallen jaren de geschiedenis wordt gebruikt als een propagandamiddel. Stalin zorgde daarvoor tot in het absurde. Er zijn foto’s bekend waarop hij eerst stond met een aantal collega’s. Die vielen stuk voor stuk in ongenade onder zijn terreur. De foto werd steeds aangepast, tot hij er uiteindelijk nog alleen op stond.

Het is raadselachtig waarom Rutte zo snel het onderzoek onderschreef

Onder Poetin is sprake van een vergelijkbare situatie. Hij vervalst de geschiedenis ook, zorgt ervoor dat die via de staatstelevisie en -radio onder de Russische burgers wordt verspreid. Op basis van die gecreëerde historische werkelijkheid rechtvaardigt hij nu de aanval van Rusland op Oekraïne.

Minister Van Engelshoven gaf tijdens het kabinet-Rutte III opdracht tot het herschrijven van de canon van onze geschiedenis met een politieke doelstelling. Drie van de vier regeringspartijen (VVD, CDA en CU) vormden samen met de PVV, FVD en de SGP een  Kamermeerderheid die dit veroordeelden. D66 hield zich op de vlakte. Rutte IV doet het nu met geschiedenis van de dekolonisatie Nederlands-Indië 1945-1950 meer dan dunnetjes over door een eenzijdig, vooringenomen en politiek onderzoek naar de geschiedenis van de dekolonisatie Nederlands-Indië 1945-1950 te onderschrijven.

Tweede Kamer moet na het reces deze werkwijze aan de kaak stellen

Het opmerkelijke is dat deze aanpak van de beschrijving van onze geschiedenis samenvalt met de oorlog in Oekraïne, die is gebaseerd op de herschrijving en vertekening van de Russische geschiedenis. In de media was deze oorlog het belangrijkste nieuws. Daardoor is het communicatiedeel van het dekolonisatieonderzoek in eerste instantie mislukt. Maar de molens draaien door. Er is door het kabinet-Rutte een commissie onder leiding van prof. dr. J. Bussemakers ingesteld die onze kennis van de geschiedenis van Nederlands-Indië moet opfrissen. Laat nu deze Bussemakers op de lijst van aanbeveling van het project ‘De Oost’ staan!

Het wordt de hoogste tijd dat deze werkwijze, dat wil zeggen een door een, in dit geval linkse, politieke opvatting bepaalde beschrijving van onze geschiedenis, die met financiële en politieke steun van de overheid plaatsheeft, die doet denken aan Russische toestanden in Nederland, een eind wordt gemaakt.

Het na het zomerreces voorziene plenaire debat in de Tweede Kamer over de resultaten van het dekolonisatieonderzoek Nederlands-Indië 1945-1950 is daarvoor een prima gelegenheid.