De Amerikaanse presidentsverkiezingen. Over de lange weg naar de top – van kandidaat tot hoofdbewoner van het Witte Huis. Plus de trias politica: hoe is de hoogste macht verdeeld?
Om de vier jaar worden in de Verenigde Staten presidentsverkiezingen gehouden op de dinsdag na de eerste maandag van november. De maximumtermijn voor een presidentschap is in principe acht jaar.
I am honored to serve you, the great American People, as your 45th President of the United States! pic.twitter.com/BVtt7lSrlA
— President Trump (@POTUS) January 21, 2017
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
De president en de twee andere instituties – het Congres en het Hooggerechtshof –vormen gezamenlijk de trias politica. Hun bevoegdheden zijn:
President
De president is opperbevelhebber, bepaalt het buitenlands beleid, initieert gewapende actie en bereidt wetsontwerpen voor. Het Congres kan hem niet zomaar naar huis sturen, net zomin als zijn ministers verantwoording verschuldigd zijn aan de volksvertegenwoordiging. Als een initiatiefvoorstel vanuit het Congres de president niet zint, kan hij er zijn veto over uitspreken. Dat veto kan dan wel weer met tweederde meerderheid door het Congres ongedaan worden gemaakt.
Congres
De volksvertegenwoordiging bestaat uit twee Kamers. Samen worden die het Congres genoemd. Het gaat om de Senaat, met 100 leden (twee uit elke staat), en het Huis van Afgevaardigden, dat 435 leden telt. Elke staat heeft een aantal afgevaardigden naar rato van zijn bevolkingsomvang. Het Congres heeft onder meer het budgetrecht, dient wetsvoorstellen in, verklaart de oorlog en ratificeert verdragen. Het heeft uitgebreide onderzoeksbevoegdheden en moet een aantal belangrijke benoemingen goedkeuren.
Hooggerechtshof
Het hoogste rechtscollege heeft veel macht. Dat komt doordat de negen opperrechters nieuwe wetgeving kunnen toetsen aan de Grondwet. Een benoeming (voor het leven), die instemming van de Senaat vergt, is een van de belangrijkste presidentiële besluiten. Grote maatschappelijke kwesties, zoals het homohuwelijk en de campagnefinanciering, zijn door het Hof beslist.
1. Voorverkiezingen
Vanaf begin januari in het verkiezingsjaar houden de twee grote partijen, de Democraten en de Republikeinen, een voorverkiezing of een caucus in alle vijftig staten en Puerto Rico. Een caucus is een soort buurtbijeenkomst. De bedoeling is om uit te maken welke kandidaat de partij zal vertegenwoordigen bij de eindstrijd in de herfst. In elke staat valt naar rato van zijn bevolkingsomvang een wisselend aantal gedelegeerden te ‘verdienen’. Bij de Republikeinse voorverkiezingen geldt soms de regel dat de winnaar alles krijgt. De Democraten kennen vrijwel overal het proportionaliteitsbeginsel.
2. Partijconventies
Dat zijn massabijeenkomsten van de gedelegeerden en andere partijgetrouwen. Doordat de voorverkiezingen steeds belangrijker zijn geworden, komt het steeds minder voor dat de aanwijzing van de kandidaat nog op de Conventie moet worden beslist. Is dat toch het geval, dan spelen de zogeheten supergedelegeerden een beslissende rol. Het gaat bij de Democraten om 796 partijbaronnen die zonder bemoeienis met de voorverkiezingen toch mogen meestemmen. Bij de Republikeinen zijn de supergedelegeerden van minder belang. Tegenwoordig dienen de Conventies vooral voor de formele verkiezing van de kandidaat en om hem of haar te bejubelen.
3. Verkiezingsdag
Op de dag van de presidentsverkiezingen wordt ook om tal van andere landelijke, lokale of plaatselijke functies gestreden. Op federaal niveau gaat het om het voltallige Huis van Afgevaardigden (435 leden, zittingsduur: twee jaar) en eenderde van de Senaat (100 leden, zittingsduur: zes jaar) Formeel gesproken brengt de kiezer zijn stem niet rechtstreeks uit op een kandidaat, maar op diens in elke staat hiervoor speciaal aangewezen kiesmannen, plus een drietal uit het District van Columbia (Washington D.C.). Het aantal kiesmannen per staat is even groot als het aantal Congresleden in die staat. Dat laatste getal is weer recht evenredig aan de bevolkingsomvang van die staat, plus de twee Senatoren die voor alle staten gelijk zijn. Californië, de staat met de grootste bevolking (38,8 miljoen in 2014) heeft dan ook de meeste kiesmannen: 55. Vermont, met iets meer dan 600.000 inwoners, heeft er maar 3.
Een kandidaat heeft 270 kiesmannen nodig om te winnen: de helft plus 1 van 435+100+3.
In 48 staten – Nebraska en Maine vormen de uitzondering – geldt de regel dat de winnaar alle kiesmannen krijgt. Het doet er niet toe hoe groot zijn marge is, de verliezer heeft niets aan de stemmen die op hem zijn uitgebracht. Daardoor worden miljoenen stemmen ‘weggegooid’. Dit systeem heeft er in het jaar 2000 toe geleid dat de kandidaat met de meeste stemmen in het hele land (popular votes), de Democraat Al Gore, het moest afleggen tegen zijn tegenstander, de Republikein George W. Bush, die meer kiesmannen (electoral votes) wist te veroveren.
4. Kiesmannen
Op de maandag na de tweede woensdag van december brengen de kiesmannen in de hoofdstad van hun deelstaat hun rituele stem uit. De stembiljetten worden naar de voorzitter van de Senaat in Washington D.C. gestuurd, die ze begin januari nog eens telt. Als geen kandidaat 270 kiesmannen krijgt, beslist het Huis van Afgevaardigden.
5. Inhuldiging
De nieuwe president legt medio januari ten overstaan van een opperrechter de eed af op de trappen van het Capitool en betrekt het Witte Huis.