Het begon allemaal met een serie saluutschoten. Op 16 november 1776 liet een tweemaster met de naam Andrew Doria het anker vallen voor de rede van Sint-Eustatius. Dat eiland stond reeds toen onder Nederlands bestuur. Kapitein op het kleine schip was Josiah Robinson uit Philadelphia. Daar was de inkt van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring nog nauwelijks droog.
Dit artikel verscheen begin 2009 in ‘Ons Amerika’, een speciale editie van Elsevier Weekblad.
Het ging hier om een van de eerste schepen van de Amerikaanse marine, die was opgericht toen dertien Amerikaanse koloniën tegen het Verenigd Koninkrijk in opstand waren gekomen. De vlag die de Andrew Doria voerde, bestond dan ook uit dertien strepen. Het schip was naar Sint-Eustatius gestuurd met de bedoeling militaire goederen bestemd voor de strijd tegen de Britten op te halen én om Johannes de Graaff, gouverneur van de Bovenwindse Eilanden, een afschrift van de Onafhankelijkheidsverklaring ter hand te stellen.
Toen kapitein Robinson het fort Oranje met elf saluutschoten eer had bewezen, rees voor de commandant van het fort, Abraham Ravené, de netelige vraag of het saluut al dan niet zou worden gereciproceerd. Het ging hier immers om een schip met een vreemde en nog door niemand erkende vlag. De gouverneur gaf het bevel ook hier het contrasaluut te geven. Het was, zoals Barbara Tuchman in haar boek Het eerste saluutschot beschrijft, voor het eerst dat een vertegenwoordiger van een vreemde mogendheid de Amerikaanse vlag erkende. De Amerikaanse afscheidingsoorlog met Engeland was trouwens al anderhalf jaar eerder begonnen, toen gewapende boeren bij Lexington een Britse troepenmacht hadden overvallen.
Nederland was het tweede land dat Amerika erkende
De gebeurtenissen in het verre Amerika trokken aanvankelijk in Nederland weinig aandacht. Dat werd anders toen Londen in oktober 1775 aan stadhouder Willem V vroeg of hij zijn ‘Schotse’ brigade, een huurlingenleger van zesduizend man, voor de strijd in Amerika beschikbaar wilde stellen. Vooral door ijveren van de patriot Joan Derk baron van der Capellen, die meende dat de Amerikanen volkomen terecht in opstand waren gekomen, ging de uitzending van de brigade uiteindelijk niet door.
De officiële erkenning van Amerika kwam pas op 19 april 1782 met het gezantschap van John Adams in Den Haag (zie kader ‘John Adams: eerste Amerikaanse ambassadeur’). Hiermee was Nederland het tweede land na Frankrijk dat de Verenigde Staten erkende. Daar waren hier lange jaren aan voorafgegaan, waarin de Engelsgezinde orangisten een erkenning probeerden tegen te houden en patriotten de zaak van John Adams steunden.
John Adams: eerste Amerikaanse ambassadeur
De eerste Amerikaanse gezant in de Republiek der Verenigde Nederlanden was John Adams. Deze zoon van Massaschusetts had zich verdienstelijk gemaakt bij het opstellen van de Constitutie. In 1780 was hij als ambteloos burger naar Amsterdam gestuurd. Het was de bedoeling om bij de Amsterdamse bankiershuizen leningen los te krijgen voor zijn jonge Republiek.
Adams nam zijn twee zoons mee. De oudste, John Quincy, was voorbestemd om net als zijn vader gezant in Den Haag en later president te worden.
Adams sr. woonde enige tijd in bij een weduwe in Amsterdam en huurde in 1781 het pand Keizersgracht 529. Niet ver daarvandaan, in het West-Indisch Huis, Herenmarkt 97, is tegenwoordig een Amerikaans cultureel instituut gevestigd met zijn naam.
Maar met leningen waren de bankiers allerminst scheutig. Adams’ aanvankelijke enthousiasme voor Holland verdampte dan ook snel. Hij zag de Hollanders niet langer ‘als een voorbeeld voor de wereld’, maar ontwaarde nu overal ‘kleinheid’ die voortkwam uit ‘de preoccupatie met stuivers en centen die het hele volk doordesemt’. En dan dat eindeloze overleggen. Aan minister John Jay schreef hij: ‘De beraadslagingen van dit volk zijn de meest ondoorgrondelijke, die ik ooit heb mee gemaakt.’
In 1781 verlegde hij zijn offensief naar Den Haag. Nadat hij zijn geloofsbrieven had overhandigd aan de Staten-Generaal werd Adams op 22 april 1782 door stadhouder Willem V en prinses Wilhelmina op Huis ten Bosch ontvangen. Een maand later opende hij aan de Fluwelen Burgwal 18 in Den Haag de eerste Amerikaanse ambassade ter wereld.
Begin juni lukte het hem eindelijk om met een syndicaat van drie Amsterdamse bankiershuizen – Willink, Van Staphorst, en De La Lande & Fyntje – een lening van 5 miljoen gulden af te sluiten tegen een rente van 5 procent. Zijn werk in Holland was volbracht.
Nu Adams als eerste gezant in Den Haag was erkend, werd het de hoogste tijd om een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiger naar Washington te sturen. De keus viel op Pieter Johan van Berckel, een broer van de bekende Amsterdamse patriottenleider Eugène van Berckel.
De eerste Nederlandse diplomaat in de V.S.
In de zomer van 1783 begaf Van Berckel zich naar zijn post. Hij zou er vijf jaar blijven. In zijn reisgezelschap bevond zich eveneens de jeugdige Gijsbert Karel van Hogendorp, die in 1813 de vader van de Nederlandse Grondwet zou worden. Van Hogendorp trok naar Amerika omdat hij benieuwd was hoe de Amerikanen hun nieuwe maatschappij zouden inrichten. Al gauw bleek hij een veel scherper waarnemer dan de gezant. Die vond de Verenigde Staten maar een duur en gewelddadig land en schreef vooral de kranten over. Spoedig na aankomst rapporteerde hij aan Den Haag over een voorval ‘waarbij twee dames ’s avonds over het aangezicht en den boezem gesneeden en gekurven waren’. Een van de dames had het niet overleefd.
Een van de eerste observaties die Van Hogendorp deed, ging over het maatschappelijke onderscheid. Hij onderkende onmiddellijk dat ook in Amerika sprake was van klassenverschil. Bijzonder was echter dat dit werd bepaald door maatschappelijk succes en niet door je stamboom.
Zijn ontmoeting met George Washington, de grondlegger van de onafhankelijkheid, op diens buiten Mount Vernon verliep verrassend koel.
Saai Nederland
Na afloop van de Franse tijd, toen in 1813 de Nederlandse zelfstandigheid eenmaal was herwonnen, rees de vraag of het feit dat Amerika in oorlog was met Engeland – Nederlands belangrijkste bondgenoot tegen Frankrijk – het herstel van goede betrekkingen met Washington in de weg zou staan.
Pete Hoekstra
Het enige Congreslid dat in Nederland is geboren, is Pete Hoekstra. Hij kwam op 30 oktober 1953 in Groningen ter wereld. Hoekstra was van 1993 tot 2011 afgevaardigde voor een district in Michigan. Hij was de drijvende kracht achter de ‘dutch caucus’, een informeel groepje Afgevaardigden dat zich graag bezighoudt met de relatie tussen Amerika en Nederland. Hoekstra groeide op in Holland, Michigan.
In mei 1814 vaardigde de regering in Den Haag François Changuion als gezant naar Washington af. Hij werd daar in eerste instantie hartelijk ontvangen. Maar toen de Britten in augustus het Witte Huis in brand hadden gestoken, bekoelde het enthousiasme snel. De Amerikanen wisten namelijk maar al te goed dat de gezant, ondanks zijn naam, een bondgenoot van Groot-Brittannië vertegenwoordigde. Dit verhinderde Changuion niet om op 24 september 1814 zijn geloofsbrieven aan te bieden aan president James Madison.
James Monroe, toen nog minister van Buitenlandse Zaken, had in 1815 nog verondersteld dat Den Haag een lot uit de loterij was voor een Amerikaanse diplomaat. Dat was echter ver bezijden de waarheid. De meeste Amerikaanse diplomaten verveelden zich hier dood. Het was dat Parijs niet al te ver weg lag. Een van hen noemde de Nederlanders zo saai als hun meren die zelfs bij een storm niet in beroering kwamen. Er werd zelfs geadviseerd om de post Den Haag maar te sluiten.
Nederlanders ook geen fan van Washington
Omgekeerd werd door Nederlandse diplomaten tot na de Eerste Wereldoorlog het gezantschap in Washington als een niet begeerlijke post beschouwd waar men zo kort mogelijk diende te blijven. Tegenwoordig geldt het Nederlandse ambassadeurschap in Washington als het mooiste wat een ambtenaar van de Buitenlandse Dienst kan bereiken. En ook de vele andere functies op de ambassade in Washington zijn bijzonder in trek.
‘De Nederlands-Amerikaanse verhoudingen kenden in de negentiende eeuw weinig interessante ontwikkelingen. Daarvoor was Nederland te saai en onbelangrijk en concentreerden de Verenigde Staten zich te veel op het eigen continent,’ schreef H.W. van den Doel in de bundel Nederland en de Nieuwe Wereld.
Op den duur begon de matige bezetting van het gezantschap in Washington toch op te vallen. In 1922 sloeg Daniël von Balluseck, de correspondent van het Algemeen Handelsblad, alarm over het grote verloop. Binnen vijf jaar waren vier gezanten gekomen en weer vertrokken. Zelfs in de diplomatieke wereld is dat een adembenemende omloopsnelheid. De Leidse amerikanist Alfons Lammers heeft in zijn boek God Bless America een zowel scherpzinnige als humoristische beschrijving gegeven van het gezantschap van 1920 tot 1942 (toen dat tot ambassade werd verheven). De volgende passages zijn aan dit boek ontleend.
Hoogtepunten
1776 Nederlands fort op Sint-Eustatius retourneert begroeting Andrew Doria
1782 John Adams VS-gezant Den Haag
1783 Pieter Johan van Berckel eerste Nederlandse gezant in Washington
1940-1945 Koningin Wilhelmina en prinses Juliana graag geziene gasten bij Franklin D. Roosevelt. Prinses Margriet wordt diens petekind
1962 John F. Kennedy laat minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns vallen in kwestie Nieuw-Guinea
1983 Paul Bremer als ambassadeur in Den Haag aangesteld tegen ‘Hollanditis’
Illuster diplomatengeslacht
In 1923 bood jonkheer mr. Andries de Graeff zijn geloofsbrieven aan president Warren G. Harding aan. Vier jaar later werd hij vervangen door J.A. van Roijen, de grondlegger van een roemrucht geslacht van diplomaten. De rapportage aan Den Haag ademde nog altijd een air van superioriteit. Pas bij het begin van de Tweede Wereldoorlog leek het besef te gloren dat Amerika voor Nederland misschien toch belangrijker was dan andersom. De Nederlandse diplomaten hadden geen hoge dunk van Amerika. ‘Op zijn best was de Amerikaanse politiek een vermakelijk spel, op zijn slechtst een vertoning waar heren van stand hun neus voor optrokken.’ Vooral het gebrek aan decorum stoorde onze vertegenwoordigers bovenmatig.
Toen de beurs onder president Harding volledig was ingestort en Amerika in 1932 Franklin Delano Roosevelt tot zijn opvolger had verkozen, verbaasde Van Roijen zich wederom over de neiging van de Amerikanen om de bakens te verzetten als de zaken slecht gingen. Volgens Van Roijen stond Roosevelt politiek gezien rechts van Harding. Hij achtte de nieuw verkozen president veel beter in staat bezuinigingen door te voeren. Van Roijen stierf in augustus 1933. Hij had net de tijd gehad om Roosevelts eerste honderd dagen mee te maken en was daarover vrij positief.
Jonkheer mr. van Haersma de With, de gezant die Van Roijen in 1934 was opgevolgd, zag met verbijstering hoe Roosevelt met zijn New Deal-beleid zijn verkiezingsbelofte schond om het begrotingstekort terug te brengen. De gezant betichtte Roosevelt zelfs van dictatoriale neigingen. Daarvan repte hij trouwens niet in zijn verslag van de afscheidsaudiëntie die de president hem in oktober 1938 verleende. Zij hadden het over de internationale situatie. De akkoorden van München zouden geen periode van blijvende vrede inluiden, volgens de president.
De volgende Nederlandse gezant, jonkheer dr. Alexander Loudon, bezat volgens Lammers in hoge mate de gave van het geschreven woord. Dat was uitzonderlijk. In Loudons rapporten uit de periode 1939/1941 wordt op dikwijls fascinerende wijze verslag gedaan van de strijd tussen isolationisten en interventionisten, waarin de figuur van Roosevelt de hoofdrol speelde. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was zowel koningin Wilhelmina als prinses Juliana een graag geziene gast op het Witte Huis en in Hyde Park, het buitenverblijf van Roosevelt in de staat New York. Prinses Margriet werd een petekind van de president.
Amerikaans-Nederlandse banden verslechteren
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren de banden tussen Amerika en Nederland bijzonder hecht. Minister van Buitenlandse Zaken Eelco van Kleffens benadrukte telkens weer dat er op geen enkel terrein beleid mocht worden gevoerd dat die twee van elkaar zou vervreemden. De spaak in het wiel werd de Indonesische kwestie. Gezien de antikoloniale traditie in Amerika en gezien de wijdverbreide sympathie in het Congres voor het Indonesische nationalisme was het onmogelijk voor de Amerikaanse regering om de Nederlandse in deze kwestie te steunen. Het werd nog ingewikkelder door het uitbreken van de Koude Oorlog. Het State Department, het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, bleef geruime tijd op de hand van Den Haag omdat het Nederland wilde betrekken in het collectieve trans-Atlantische veiligheidsarrangement tegen de Sovjet-Unie dat in april 1949 vorm zou krijgen in de oprichting van de NAVO. Maar het Witte Huis had meer oog voor een ander front van de Koude Oorlog en zag het Indonesische nationalisme als weermiddel tegen het aanstormende internationale bolsjewisme. De politionele acties van Nederland in de Indonesische archipel werden door Washington scherp veroordeeld. De nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Dirk Uipko Stikker kreeg een ijzige ontvangst bij zijn ambtgenoot George Marshall.
Ook Nieuw-Guinea, het sluitstuk van het dekolonisatieproces in de Oost, leidde tot een meningsverschil tussen Den Haag en Washington. Bij een bezoek aan John F. Kennedy in maart 1962 was minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns zo teleurgesteld dat Amerika hem geheel liet vallen, dat hij zijn vuist liet neerdalen op het bureau van de president en met zijn vinger naar diens voorhoofd wees. Luns had niet willen luisteren naar zijn ambassadeur in Washington, dr. J.H. van Roijen, die hem er herhaaldelijk op had gewezen dat van de regering-Kennedy geen steun te verwachten viel. Van Roijen (zoon van) bleef veertien jaar ambassadeur in Amerika. De boodschap dat Amerika achter de Indonesische president Soekarno stond, was enkele maanden eerder in Den Haag uitgedragen door Robert Kennedy, de broer van de Amerikaanse president. Hij werd vervolgens door de bewindsman uitgemaakt voor alles wat lelijk was. Indonesië bleef zo behouden voor het westerse kamp en dat woog in Washington zwaarder dan de belangen van een kleine, trouwe West-Europese bondgenoot.
Verstandshuwelijk
Waren de betrekkingen vlak na de Tweede Wereldoorlog zo uitmuntend, een kleine veertig jaar later was dat wel anders. De oorlog in Vietnam en de tweespalt over de plaatsing van kernwapens hadden hun invloed doen gelden. Alfred van Staden vergeleek in 1982 in de bundel American-Dutch Political Relations since 1945 de verhouding tussen de Verenigde Staten en Nederland als die tussen twee teleurgestelde minnaars op een sentimentele reis. Ze zijn weliswaar nog steeds samen en worden door belangrijke economische en militaire banden bijeengehouden, maar het huwelijk van het hart had plaatsgemaakt voor een verstandshuwelijk.
Weliswaar had Nederland in 1979 de noodzaak van de plaatsing van Amerikaanse kruisraketten onderschreven. Maar of het daar zelf toe wilde overgaan, was jarenlang maar de vraag. De Amerikanen constateerden dat de ‘Hollanditis’ in de Lage Landen zijn intrede had gedaan: slappe knieën tegenover Moskou. Voor het eerst sinds lang werd een beroepsdiplomaat, Paul Bremer (1941), de latere gouverneur in Irak, als ambassadeur naar Den Haag gezonden.
Daar vonden ze dat president Ronald Reagan met zijn kwalificatie van de Sovjet-Unie als het ‘rijk van het kwaad’ zich gedroeg als een olifant in een porseleinkast. De Amerikaanse president werd vooral verregaande domheid verweten.
Clinton wees Lubbers af
Bij het einde van de Koude Oorlog (1989/1990), waardoor Duitsland kon worden herenigd, kon premier Ruud Lubbers zich niet zo goed vinden in de genereuze benadering van president George H.W. Bush. Lubbers stond tamelijk lauw tegenover de Duitse hereniging.
Tijdens de Golfoorlog van 1991 voerden de Amerikaanse minister van Defensie Dick Cheney en minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek overleg in Washington, waarna Israël Nederland alsnog om Patriot-raketten verzocht. En kreeg.
In 1995 maakten de betrekkingen een duikvlucht toen de regering van de Democraat Bill Clinton Lubbers, inmiddels oud-premier, afwees voor de functie van secretaris-generaal van de NAVO. Ze vonden hem te wollig. Negen jaar later had de regering van president George W. Bush geen enkel bezwaar tegen de benoeming van oud-minister van Buitenlandse Zaken, Jaap de Hoop Scheffer, in diezelfde functie. Deze laatste is de enige Nederlander die in Crawford, Texas, te gast is geweest op het buitenverblijf van de president.
Presidenten in Nederland
John Adams 1780-1782, woonde in Amsterdam en Den Haag (als gezant)
Thomas Jefferson 1788
John Quincy Adams 1780-1782, als kind van zijn vader, John Adams; 1794-1797, woonde in Den Haag als gezant
Millard Fillmore 1885
Theodore Roosevelt 1869 en 1910
Dwight D. Eisenhower 1945 en 1951
John F. Kennedy 1937
Lyndon B. Johnson 1964
Richard Nixon 1972
Jimmy Carter 2003
George H.W. Bush 1989, 1991
Bill Clinton 1997, 2001, 2002 en 2004
George W. Bush 2005
Barack Obama 2014
Politieke steun
President Bill Clinton ontving premier Wim Kok tweemaal en roemde hem als grondlegger van ‘De Derde Weg’. Clinton bezocht in mei 1997 Den Haag, waar hij de herdenking van vijftig jaar Marshall-hulp aangreep om te pleiten voor de uitbreiding van de NAVO met landen in Oost-Europa.
Tijdens de op 20 januari 2009 afgelopen regeerperiode van de Republikeinse president George W. Bush was het vooral de interventie in Irak (2003) die de gemoederen bezighield. De Nederlandse regering, van mening dat de Iraakse dictator Saddam Hoessein resoluties van de Veiligheidsraad herhaaldelijk met voeten had getreden, schaarde zich achter het Amerikaanse militaire ingrijpen in Irak, zij het dan dat die steun louter van politieke aard bleef. De verschillen van opvatting over zaken als klimaatbeheersing en internationale strafrechtpleging verscherpten zich en ook in Nederland was Bush allerminst populair.
Goodwill voor Nederland
De relaties tussen de Verenigde Staten en Nederland zijn per definitie asymmetrisch. Dat is een kwestie van omvang, macht en reikwijdte van de belangen – die van de Verenigde Staten zijn mondiaal. Buitengewoon goed geholpen door Amerika tijdens de Tweede Wereldoorlog, is Nederland sindsdien een trouwe bondgenoot. Den Haag weet dat het voor zijn veiligheid nog steeds afhankelijk is van Washington. Dat geldt ook voor gebieden elders ter wereld waar de Nederlandse regering graag meer veiligheid en stabiliteit ziet, zoals de Balkan.
Voor Washington is Den Haag, met welke bloemrijke woorden de betrekkingen ook worden opgetuigd, maar een vrij kleine stem in het koor der naties. Toch is de dosis goodwill die Nederland in de Verenigde Staten geniet groter dan de omvang van ons bruto nationaal product of van de Koninklijke Marine doen vermoeden. Gewaardeerd wordt dat het optreden van Nederland vaak naar buiten gericht is, en soms gelardeerd wordt met een vleugje idealisme dat de Amerikaan voor zichzelf ook graag claimt.
Amerikaanse gezanten in Nederland sinds 1781
* John Adams 1781-1782
* William Short 1792
* John Quincy Adams 1794-1797
* William Vans Murray 1797-1801
* William Eustis 1814-1818
* Alexander H. Everett 1818-1824
* Christopher Hughes 1825-1830
* William Pitt Preble 1829-1831
* Auguste Davezac 1831-1839
* Harmanus Bleecker 1839-1842
* Christopher Hughes 1842-1845
* Auguste Davezac 1845-1850
* George Folsom 1850-1853
* August Belmont 1853-1857
* Henry C. Murphy 1857-1861
* James S. Pike 1861-1866
* Daniel E. Sickles 1866
* John A. Dix 1866
* Albert Rhodes 1866
* Hugh Ewing 1866-1870
* Joseph P. Root
* Charles T. Gorham 1870-1875
* Francis B. Stockbridge 1875
* James Birney 1876-1882
* William L. Dayton 1882-1885
* Isaac Bell Jr. 1885-1888
* Robert D. Roosevelt 1888-1889
* Samuel R. Thayer 1893-1893
* William E. Quinby 1893-1897
* Stanford Newel 1897-1905
* David J. Hill 1905-1908
* Arthur M. Beaupre 1908-1911
* Lloyd Bryce 1911-1913
* Henry van Dyke 1913-1917
* John W. Garrett 1917-1919
* William Phillips 1920-1922
* Richard M. Tobin 1923-1929
* Gerrit John Diekema 1929-1930
* Laurits S. Swenson 1931-1934
* Grenville T. Emmet 1934-1937
* George A. Gordon 1937-1940
* Anthony J. Drexel Biddle 1941, 1942-1943
* Stanley K. Hornbeck 1944-1947
* Herman B. Baruch 1947-1949
* Selden Chapin 1949-1953
* H. Freeman Matthews 1953-1957
* Philip Young 1957-1960
* John S. Rice 1961-1964
* William R. Tyler 1965-1969
* J. William Middendorf II 1969-1973
* Kingdon Gould, Jr 1973-1976
* Robert J. McCloskey 1976-1978
* Geri M. Joseph 1978-1981
* William J. Dyess 1981-1983
* L. Paul Bremer III 1983-1986
* John Shad 1987-1989
* C. Howard Wilkins 1989-1992
* K. Terry Dornbush 1994-1998
* Cynthia P. Schneider 1998-2001
* Clifford M. Sobel 2001-2005
* Roland E. Arnall 2006-2008
* James B. Culbertson 2008-2009
* Fay Hertog Levin 2009-2011
* Timothy M. Broas 2014-2016
* Adam Sterling 2016-
Nederlandse diplomaten in Washington sinds 1783
* mr. Pieter Johan van Berckel, heer van Uytwijk en Nederveen. Gevolmachtigd minister, 1783-1788
* Franciscus Petrus van Berckel. Resident (gevolmachtigd minister), 1788-1795
* mr. Rogier Gerard van Polanen. MR, 1796-1803
* Jhr.mr. François Daniel Changuion. BGGM, 1814-1815
* P.G. Lechleitner. TZ, diplomatiek agent, 1815 en 1818
* J.W. ten Cate. Zaakgelastigde 1816-1818
* Alexandre Joseph Burggraaf de Goupy de Quabeck. Zaakgelastigde, 1818-1822
* Jacob Derk Burchard Anne baron van Heeckeren van Beverwaard. Zaakgelastigde, 1823-1824
* Rutger Bangeman Huijgens. Zaakgelastigde, 1830, 1832-1833
* Jhr.mr. Evert Marinus Adriaan Martini. Zaakgelastigde, 1833-1842
* C.R.A. Graaf de Hemricourt. Zaakgelastigde, 1842
* Johan Cornelis baron Gevers. Zaakgelastigde, 1842-1845
* mr. François Mathieu Wenceslas baron Testa. Zaakgelastigde, 1845-1854
* mr. Henricus Carel du Bois. MR, 1855-1856
* mr. Theodorus Marinus Roest van Limburg. M.R., 1856-1860: BGGM, 1860-1867
* Jan Adriaan Mazel. MR, 1867-1871 (in 1867 tijdelijk)
* mr. Bernard Ortwinus Theodoor Henrick Westenberg. MR, 1871-1874
* Jhr.mr. Rudolf August Alexander Eduard Pestel. MR, 1874-1881
* mr. Willem Ferdinand Henry von Weckherlin. MR, 1881-1883, BGGM 1883-1899
* Willem Alexander Frederik baron Gevers. MR met p.t. BGGM, 1899-1904
* Jhr. mr. Reneke de Marees van Swinderen. MR met p.t. BGGM, 1904-1908;
* Jhr.dr. John Loudon. MR, p.t. BGGM, 1908-1913
* Willem Louis Frederik Christiaan ridder van Rappard. BGGM, 1913-1918
* August Philips. MR met p.t. BGGM, 1918
* Jacob Theodoor Cremer. BGGM, 1918-1921
* mr. Jean Charles August Everwijn. BGGM, 1921-1922
* Jhr.mr. Andries Cornelis Dirk de Graeff. BGGM, 1922-1926
* Jhr.mr. Hendrik Maurits van Haersma de With. BGGM, 1933-1938
* dr. Alexander Loudon. BGGM, 1938-1942; BGA, 1942-1947
* Eelco Nicolaas van Kleffens. BGA 1947-1950
* dr. Jan Herman van Roijen. BGA, 1950-1964
* mr. Carel Willem Alwin Schürmann. BGA, 1964-1969
* mr. Rijnhard Bernard baron van Lynden. BGA, 1969-1973
* mr. Age Robert Tammenoms Bakker. BGA, 1974-1980
* dr. Jan Hendrik Lubbers. BGA, 1980-1984
* Richard Hendrik Fein. BGA, 1984-1989
* mr. Johan Hendrik Meesman. BGA, 1990-1993
* mr. Adriaan Pieter Roetert Jacobovits de Szeged. BGA, 1993-1997
* mr. Joris Michael Vos. BGA, 1997-2001
* mr. Boudewijn Johannes van Eenennaam. BGA, 2001-2006
* drs. Christiaan Mark Johan Kröner. BGA, 2006-2008
* drs. Renée Jones-Bos. BGA, 2008-2012
* drs. Rudolf Simon Bekink. BGA, 2012-2015
* mr. Henne J.J. Schuwer. BGA, 2015-
BGA Buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur
BGGM Buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister
MR Minister-resident
TZ Tijdelijk zaakgelastigde