Hoe kan het toch dat de fiscale maatregelen van het nieuwe kabinet niet leiden tot meer werk? Terwijl de verlaging van de belastingtarieven er toch toe zou moeten leiden dat werken meer loont en meer mensen (meer) gaan werken?
In de doorrekening van het regeerakkoord schreef het Centraal Planbureau (CPB) al dat alle maatregelen van het kabinet samen de werkgelegenheid op de lange termijn in uren maar met 0,2 procent verhogen. ‘Fiscale maatregelen hebben per saldo geen effect op de structurele werkgelegenheid,’ schreef het planbureau toen al.
Vlaktaks
In antwoorden op vragen van Kamerleden over het regeerakkoord, gaat het CPB daar deze week dieper op in. De invoering van een tweeschijvenstelsel – de ‘sociale vlaktaks‘ – in box 1 van het belastingstelsel blijkt op de lange termijn een verwaarloosbaar effect op de werkgelegenheid te hebben.
‘Weliswaar leidt dit nieuwe stelsel tot een lager tarief van de huidige tweede en
derde schijf, wat de structurele werkgelegenheid verhoogt,’ schrijft het CPB. Maar daar staan andere maatregelen tegenover die dat positieve effect weer teniet doen.
Toptarief
Zoals de bevriezing van het beginpunt (in fiscaal jargon: aangrijpingspunt) van het nieuwe toptarief van 49,5 procent. Dat tarief moet ingaan vanaf een belastbaar inkomen vanaf 68.600 euro. Normaal gesproken stijgt dat bedrag elk jaar mee met de inflatie.
Maar Rutte III heeft besloten het aangrijpingspunt te bevriezen, waardoor op den duur steeds meer mensen in het toptarief zullen vallen. Die lastenverzwaring pakt nadelig uit voor de werkgelegenheid.
Arbeidskorting
Zo stipt het CPB meer maatregelen aan. Ook de verhoging van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting werken volgens het planbureau tegen elkaar in.
De ene maatregel (verhogen arbeidskorting) beloont alleen werkenden, de ander is ook gunstig voor mensen die niet werken. ‘Per saldo verlagen ze de structurele werkgelegenheid licht,’ schrijft het CPB.
Lastenverzwaring
Bovendien, legt het CPB uit, is voor het effect van de fiscale maatregelen op de werkgelegenheid alleen de structurele lastenverlichting relevant. Welnu, ‘de netto lastenverlichting in 2021 bedraagt weliswaar 6,4 mld euro, maar structureel is er per saldo sprake van een lastenverzwaring’.