Staatssecretaris Menno Snel van Financiën komt pas na 1 januari 2018 met een reparatie voor de hypotheekrenteaftrek. Hij erkent de problemen, maar vindt niet dat die direct samenhangen met het vanaf 2018 geldende huwelijksvermogensrecht.
Staatssecretaris Snel is, net als zijn voorganger, van mening dat de door de Kamer geschetste problemen een gevolg zijn van de wijziging van de eigenwoningregeling per 1 januari 2013. Hij wil in januari 2018 beleid vaststellen om de problemen, eventueel met terugwerkende kracht, op te lossen.
De problemen
Er treden problemen op bij toepassing van de zogenoemde bijleenregeling, en in de situatie waarin één of beide partners een hypotheek ‘meeneemt’ waarop de overgangsregeling van toepassing is.
Meld u hier gratis aan voor de Elsevier Weekblad Belasting Update, de gratis wekelijkse nieuwsbrief met het laatste fiscale nieuws, analyses, achtergronden en commentaren. Elke vrijdag in uw digitale brievenbus.
De bijleenregeling bepaalt dat de winst bij verkoop van een woning als een ‘eigenwoningreserve’ (EWR) in mindering komt op de maximale hypotheek waarvoor renteaftrek mogelijk is.
Vanaf 2013 kan er voor nieuwe hypotheken alleen renteaftrek worden gekregen als hierin onder meer een aflossingsverplichting is opgenomen. Onder het overgangsrecht kunnen de oude aftrekregels, onder voorwaarden, worden meegenomen in een nieuwe hypotheek.
Huwelijksvermogensrecht
Mensen die op of na 1 januari 2018 trouwen, gaan standaard een beperkte huwelijksgemeenschap aan. Dit betekent, kort gezegd, dat hun eerdere privévermogen na het huwelijk buiten de gemeenschap blijft.
Onder het huidige huwelijksrecht, algehele gemeenschap van goederen, kan een partner gebruikmaken van de overgangsregeling terwijl hij zelf geen hypotheek van vóór 2013 had. Het nieuwe huwelijksvermogensrecht biedt deze mogelijkheid niet, omdat er slechts een beperkte gemeenschap ontstaat. Hierdoor kan het verse echtpaar op een lagere hypotheekrenteaftrek uitkomen dan onder het huidige huwelijksrecht, zoals blijkt uit de Kamerbrief van 14 april 2017.
De bijleenregeling levert ook al onder het huidige huwelijksrecht problemen op als een partner voor het huwelijk een EWR had. Hij brengt zijn hele EWR in voor het financieren van de gezamenlijke eigen woning, maar de hypotheekrenteaftrek wordt toch beperkt. De staatssecretaris vindt dit, net als zijn voorganger, een ongewenste situatie, en wil ook dit repareren.
Het nieuwe huwelijksrecht heeft wel een raar gevolg voor een bestaande eigenwoningreserve. De partner die zijn EWR inbrengt, krijgt namelijk een vordering op zijn partner voor de helft van de eigenwoningreserve. De vordering is box 3-vermogen voor de inbrengende partner, en een box 3-schuld voor de andere partner.
Komend beleid
De staatssecretaris heeft al enigszins aangegeven hoe de verminderde hypotheekrenteaftrek bij huwelijk zou kunnen worden gerepareerd.
Bij partners zou de bijleenregeling op woningniveau kunnen worden toegepast, in plaats van bij de partners afzonderlijk. Beslissend is of er voldoende eigen vermogen is gebruikt voor de financiering van de gezamenlijke woning.
Daarnaast zou het overgangsrecht ook voor partners met gescheiden vermogens, waaronder partners die onder het nieuwe huwelijksrecht zijn getrouwd, kunnen gaan gelden.