Amar Hussein, een gevangengenomen lid van terreurbeweging Islamitische Staat (IS), heeft meer dan 200 vrouwen verkracht. Hij toont weinig berouw: ‘Massaverkrachtingen zijn aan de orde van de dag’.
De Koerdische autoriteiten boden persbureau Reuters de exclusieve mogelijkheid tot een gesprek met Hussein (21) en een ander lid van IS. Het interview schetst een huiveringwekkend beeld van de mentaliteit van IS-terroristen.
Van huis naar huis
Beide mannen werden gevangengenomen tijdens een bestorming van de Koerdische stad Kirkuk in oktober. Daarbij werden 63 leden van IS gedood. Ook kwamen er 99 burgers en drie leden van de veiligheidsdiensten om het leven.
Lokale IS-bevelhebbers zouden Hussein en anderen het groene licht hebben gegeven om zoveel mogelijk vrouwen uit de Jezidi-minderheid te verkrachten als ze wensten. ‘Jonge mannen hebben dit nodig,’ zegt Hussein tegen Reuters. ‘Dit is normaal.’
Naar eigen zeggen verhuisde hij van huis naar huis in verschillende Iraakse steden om Jezidi-vrouwen te verkrachten, ten tijde van de opmars van IS in Irak. Volgens de Koerdische diensten is er bewijs dat Hussein vrouwen heeft verkracht en moorden heeft gepleegd, maar hebben ze geen idee van de schaal waarop hij dit deed.
Er verschenen vaker berichten over het tragische lot van Jezidi-vrouwen in Irak. De opmars van IS in Noord-Irak begon in 2014, toen terroristen de Sinjar-berg bestormden. Daarbij werden duizenden Jezidi-vrouwen gevangengenomen en vervolgens verhandeld als slavinnen.
Hussein verklaart ook dat hij eigenhandig verantwoordelijk is voor de moord op ongeveer 500 mensen, sinds hij zich begin 2013 bij IS voegde. ‘Zeven, acht, tien per keer. 30 of 40 mensen. We namen ze mee naar de woestijn om ze om te brengen,’ aldus Hussein. Ook dat was volgens hem ‘normaal’.
Geen geld, geen baan
De terrorist, afkomstig uit de Iraakse miljoenenstad Mosul, kruipt tegenover het persbureau in de slachtofferrol: ‘Ik had geen geld. Niemand die zei: “dit is fout, dit is goed”. Geen baan. Ik had wel vrienden, maar niemand die me advies gaf.’
De jongeman zou zijn ‘carrière’ als jihadist al zijn begonnen toen hij slechts 14 jaar oud was. Hij werd geronseld door een prediker bij zijn lokale moskee, om zich vervolgens bij terreurbeweging Al-Qa’ida te voegen. Daarna ging hij bij IS.
Een andere gevangene, waar het persbureau ook toegang toe kreeg, was Ghaffar Abdel Rahman, een man die veel minder weggaf tijdens het interview. Hij gaf aan dat hij en zijn broer bij IS gingen omdat ze anders vermoord zouden worden. Wel gaf hij blijk van extreme woede jegens de Iraakse premier Haider al-Abadi, die volgens hem ‘geen recht doet aan het Iraakse volk’. Irak zal volgens hem altijd geplaagd worden door instabiliteit vanwege het vele sektarische geweld dat het land kent.
Het Iraakse regeringsleger is nog altijd bezig met de slag om Mosul. In zowel Irak als Syrië verliest de terreurbeweging flink aan terrein. Hierdoor bestaat onder Europese autoriteiten de angst voor terugkeerders, die vanwege de lange tijd die ze in het ‘kalifaat’ hebben doorgebracht, als veel gevaarlijker worden gezien dan hun voorgangers.