Libanon wordt geteisterd door een crisis die exemplarisch is voor de toestand in het Midden-Oosten. Hugo Schiffers loopt vier weken lang dwars door Libanon om de crisis in kaart te brengen. Vandaag deel 2: de voedselcrisis in het Libanon-gebergte en de positie van Syriërs.
Hugo Schiffers (1997) is freelance journalist en onderzoeker. Hij studeerde neurowetenschappen en internationale betrekkingen in Utrecht en deed daarna een master Midden-Oostenstudies met Arabisch in Edinburgh, Schotland. Ook studeerde en werkte hij enige tijd in Tanzania, Rusland en Libanon.
’De tomaten en komkommers komen uit eigen tuin, net zoals de augurken. Het brood bakken we zelf en je omelet heb je te danken aan onze kippen.’ Aan de ontbijttafel bij Sharif en Myrna (beiden 57) in de Chouf-regio lijkt een voedselcrisis ver weg. Toch is daar volgens de Verenigde Naties (VN) wel degelijk sprake van in Libanon, waar bijna de helft van de huishoudens geen toegang heeft tot voldoende eten. Zij zijn sterk afhankelijk van door de overheid gesubsidieerd brood.
Libanon is niet de enige plek waar honger dreigt. Opluchting was er overal in het Midden-Oosten en Afrika toen de Russische zeeblokkade werd opgeheven en de graanschepen weer de Oekraïense havens uit konden varen. Toch exporteert de Zwarte Zee-regio nog steeds minder graan dan vóór Poetins invasie van Oekraïne. Samen met het al geleden oponthoud brengt dit de voedselzekerheid van grote delen van het Midden-Oosten en Afrika in gevaar. Oekraïne en Rusland nemen normaal een derde van de wereldwijde graanexport voor hun rekening. Landen als Libanon en Egypte haalden er driekwart van hun geïmporteerde graan vandaan. Somalië, waar lokale gewassen al twee jaar door droogte verpieteren, zelfs 90 procent.
Vooral lagelonenlanden slachtoffer van stijgende prijzen
Daarbij spelen ook corona, conflicten, handelsbelemmeringen en tekorten aan brandstof en kunstmest een rol in de wereldwijde graantekorten. Prijzen zijn zo hard gestegen dat het lagelonenlanden niet meer lukt te concurreren op de internationale markt. Terwijl dit juist de plekken zijn waar betaalbaar koren onmisbaar is om voldoende eten op tafel te krijgen.
Lees hier het eerste deel van de serie van Hugo Schiffers: Is het geplaagde Libanon inderdaad de sleutel tot het Midden-Oosten?
Hoe lijken enkele dorpen in het Libanon-gebergte de dans dan te ontspringen? Volgens Asjmat (47), een winkeleigenaar uit het dorpje Niha, was er vorige maand ook daar minder brood beschikbaar, maar werd het minder gevoeld: ‘Ik verkoop sowieso veel minder brood dan winkels in Beirut of Tripoli, mensen bakken het hier zelf.’
Iets vergelijkbaars zegt Mida (46), die een pension runt in het naastgelegen Maaser el Chouf: ‘De grond is goed hier, vooral ’s zomers hebben we veel voedsel. Er groeit groente en fruit. En kikkererwten, waar we hummus van kunnen maken. Dat hebben mensen in de stad allemaal niet.’ Wat niet wordt gebruikt, potten de mensen op voor de winter, en graan wordt tot die tijd ondergronds opgeslagen.
Crisis raakt Libanezen verschillend
Het is een van de vele voorbeelden van hoe de crisis in Libanon verschillende plekken en delen van de maatschappij in uiteenlopende mate raakt. Staat je dorp in de buurt van een stuwmeer? Dan heb je nu misschien wel elektriciteit. Ooit ervoor gekozen om voor een buitenlandse bedrijf te werken? Dan word je nu waarschijnlijk nog steeds in niet aan hyperinflatie onderhevige dollars uitbetaald. Heb je een familielid in het buitenland? Dan kan die geld opsturen.
En zo kunnen mensen in de Libanese bergen zich dus beter voorbereiden op voedseltekorten, zegt ook journalist Sahbi (61), die toevallig net peren in zijn boomgaard aan het plukken is. Maar volgens hem is er nog iets aan de hand: ‘Ooit woonde ik in Tripoli en daar is het echt ieder voor zich. Hier in de bergen zijn de gemeenschappen kleiner en helpt men elkaar. Als iemand een overhemd of broek nodig heeft, dan geeft iemand anders hem die.’
De Grote Hongersnood
Wellicht is de gemeenschapszin een overblijfsel van de Eerste Wereldoorlog, toen twee andere blokkades de voedselvoorziening van de Libanezen serieus in het nauw brachten. Nadat Franse en Britse schepen eerst de aanvoerroutes van het Ottomaanse Rijk afsneden, wierpen de Ottomanen vervolgens een eigen blokkade op om hun troepen te blijven voeden. Al het graan dat normaal vanuit Syrië en het Libanese achterland naar de rest van de regio ging, werd in beslag genomen voor militair gebruik. De Libanese bevolking kwam zonder te zitten.
Een sprinkhanenplaag van Bijbelse proporties maakte het toen onmogelijk terug te vallen op de eigen tuin. Wolken sprinkhanen raasden langs dorpen en vernietigden alles wat er maar groeide – van gewassen tot verdord gras. De Libanezen hielden er een gezegde aan over: ‘Akl al-agdar wa al-jabes’, wat zoiets betekent als ‘het verslinden van het groene en het droge’. Het is een uitdrukking die je vandaag de dag nog vaak hoort als Libanezen willen benadrukken hoe corrupt bepaalde politici zijn: alles wat los en vast zit pikken ze in.
De Grote Hongersnood – zoals deze periode de geschiedenisboeken is ingegaan – was een tijd waarin de inwoners van Beirut ’s nachts de luiken sloten om het gejammer van hun uitgehongerde, stervende stadsgenoten buiten de slaapkamer te houden. Volgens de meest conservatieve schattingen kostte dit rond het Libanon-gebergte al honderdduizend levens – een ontstellend aantal op een bevolking van vierhonderdduizend. Een bijna even grote groep mensen emigreerde. Eén van de exodussen die ertoe leidden dat er nu meer Libanezen buiten Libanon wonen dan in het land zelf.
Hongersnood in Arabische wereld vaak aanleiding voor revolutie
Arabische leiders weten waartoe een hongerige bevolking in staat kan zijn. Zo goot de Grote Hongersnood olie op het vuur ten tijde van de opstand van de Arabieren tegen de Ottomaanse sultan (1916-1918). Ook in Egypte, zegt Michaël Tanchum van het Amerikaanse Middle East Institute, ‘is het subsidiëren van goedkoop brood sinds de jaren zestig de hoeksteen van regimestabiliteit . Toen de prijzen van brood in 1977 stegen, ontbrandden de ‘Broodrellen’ en de hoge voedselprijzen in 2011 leidden mede tot de Arabische lente en de val van dictators die decennialang de touwtjes stevig in handen hadden.
In Libanon neemt de sociale onrust vooralsnog andere vormen aan: in de plaats Barouk wijst een bakker die anoniem wil blijven naar een stel voorbijlopende kinderen. ‘Kijk, daar heb je ze: Syriërs. Zie je, ze dragen wel drie zakken brood.’ Je hoort het vaker: Syrische vluchtelingen zouden (gesubsidieerd) Libanees brood naar hun thuisland smokkelen, waar ze het met winst verkopen.
Volgens de bakker bekostigen de vluchtelingen dit met de financiële steun die ze krijgen van de Verenigde Naties: ‘Tweehonderd dollar per maand, terwijl Libanezen niks krijgen.’ De VN benadrukken echter dat het deze gelden in de lokale Libanese lira uitkeert. Families ontvangen tussen de 35 en 135 euro per maand. Hiervan zegt de Syrische Abdel (19), die met zijn zestienjarige broertje in de Libanese bergen geiten hoedt terwijl hun ouders nog in Aleppo zijn, niets te zien: ‘Alleen families komen in aanmerking, wij niet.’
Discriminatie en geweld jegens Syriërs
Vorige maand werd er in Beirut een Syrische tiener met stokken in elkaar geslagen omdat hij met een zak brood over straat liep. De Libanese situatie is vergelijkbaar met die in Turkije, waar inflatie en economische misère ook discriminatie en geweld aanwakkeren jegens de meer dan 3,5 miljoen Syriërs die het land huisvest.
In Libanon verblijven 1,5 miljoen Syrische vluchtelingen – een kwart van de totale bevolking. De Libanese autoriteiten zeggen dat deze groep het land in zulke mate belast dat ze de komende maanden zullen beginnen met gedwongen repatriatie. Internationale organisaties wijzen erop dat Syrië ook nu niet veilig is voor degenen die zijn gevlucht. Daarbij, is het argument, zijn de Syriërs goedkope arbeidskrachten die internationaal ontwikkelingsgeld in een zwalkende Libanese economie pompen.
Het zou niet moeten uitmaken dat Syriërs brood voor zichzelf kopen, zegt Cynthia Saghir van de Libanese denktank The Policy Initiative tegen The National: ‘Het onderliggende probleem is dat broodsubsidies nooit een vervanging kunnen zijn voor het optuigen van een volwaardige verzorgingsstaat.’ Was dat in de afgelopen decennia gebeurd, dan hadden volgens haar meer mensen de crisis goed doorstaan, ook de Libanezen zonder eigen moestuintje.
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. (www.fondsbjp.nl)