Precies 50 jaar geleden: Henry Kissinger diplomaat van het jaar

01 december 2023Leestijd: 16 minuten
Kissinger 50 jaar geleden. Rechts de cover van Elseviers Magazine.

Henry Kissinger stierf woensdag 29 november op 100-jarige leeftijd. Precies 50 jaar geleden plaatste EW, destijds Elseviers Magazine, een portret van de toen 50-jarige ‘diplomaat van het jaar’ en zijn rol in de Jom Kipoeroorlog. Lees het hieronder terug.

Dit artikel verscheen in Elseviers Magazine van 1 december 1973.

Hij is gewend zijn zin te krijgen. Hij kreeg zijn zin in Moskou en in Peking. En hij staat op het punt zijn zin te krijgen in het Midden-Oosten. „Bij de bestandsbesprekingen zijn nu voldoende vorderingen gemaakt om met vertrouwen het begin van een vredesconferentie tegemoet te zien”, zei hij vorige week.

Als het aan hem ligt zullen voor het eerst Israëlische en Egyptische onderhandelaars op 17 december in Genève aan de groene tafel gaan zitten om te onderhandelen over een vredesakkoord. Eén dringende taak staat hem nog te wachten: de Arabische olieboycot op te heffen of althans te matigen. Zijn grote tegenspeler daarbij is koning Feisal van Saoedi-Arabië die zich even hardnekkig toont als Kissinger zelf. Hier volgt een overzicht van de activiteiten van Amerika’s minister van buitenlandse zaken, de man die in de afgelopen maanden als een wervelwind door de wereld heeft gereisd, meer kilometers aflegde dan enige andere minister van welk ander land ter wereld ook, en die daarbij spectaculaire successen boekte. Voor Elseviers Magazine is hij de diplomaat van het jaar.

Oorlog om Israël

Het was nacht in Amerika toen op 6 oktober Egyptische en Syrische tanks hun overrompelende opmars tegen Israël begonnen. Op kamer 617 van het Waldorf Towers Hotel in New York rinkelde de telefoon. Henry Kissinger, wakker geschud uit zijn slaap, kreeg zijn assistent Joseph Sisco aan de lijn die hem het schokkende nieuws meedeelde. Van dat ogenblik af kwam Kissinger in actie. Zijn doeleinden: zorgen dat Israël niet onder de voet werd gelopen, een zo spoedig mogelijk staakt-het-vuren bereiken en, aan de horizon, een duurzame vrede tussen Israël en de Arabische staten.

Worstelend met zijn kleren begon Kissinger een reeks telefoongesprekken.

Eerst met president Nixon op diens buitenverblijf in Key Biscane, vervolgens met Sowjet-ambassadeur Anatoli Dobrynin in Washington en andere diplomaten. Toen om 7 uur in de morgen zijn assistenten de hotelkamer binnenkwamen, was hun minister nog steeds niet aangekleed. Hij was er in geslaagd onder het telefoneren zijn broek en zijn shirt aan te krijgen, maar hij was nog blootvoets en zonder das.

Zo dook Henry Kissinger in een crisis die hem maandenlang een vloed van koortsachtig werk zou bezorgen. Plotseling was hij zijn belofte dat hij als minister van buitenlandse zaken ’n meer open politiek zou voeren, vergeten. Geconfronteerd met een oorlog en het gevaar van een conflict met de Sowjet-Unie, schakelde hij over op het soort werelddiplomatie waarvan alleen hij het geheim schijnt te kennen; werken achter de schermen met persoonlijke overredingskracht, en geheime afspraken en beloften.

Lange werkdagen

Sinds die dramatische nacht in oktober heeft Henry Kissinger bijna onafgebroken werkdagen gemaakt van 17 tot 20 uur. Als hij niet in het buitenland is, verschijnt hij ’s morgens kort na achten in zijn bureau op de zevende verdieping van het State Department.

Hij leest de telegrammen van de afgelopen nacht door, vuurt vervolgens een hele reeks instructies af aan het adres van zijn medewerkers. Na een snel ontbijt, dikwijls in het gezelschap van een senator of een buitenlandse gast, verdwijnt hij in een wachtende limousine voor zijn dagelijks ochtendbezoek aan president Nixon. De rest van de dag is hij overal en nergens.

Hij onderhandelt met Sowjet-ambassadeur Dobrynin, de Israëlische ambassadeur Simcha Dinitz en allerlei Arabische diplomaten. En dan is onder die omstandigheden niet te verwonderen dat hij met zijn afspraken zelden op tijd is. Afspraken met ondergeschikten voor drie uur in de middag worden dikwijls pas tegen half zeven of zelfs tegen middernacht nagekomen.

In zijn diplomatieke werk is hij niet de “eenzame virtuoos” die bewonderaars van hem maken. Hij beschikt over een bekwaam, hard werkend team van medewerkers waarop hij volledig vertrouwt.

Een van hen is Lawrence Eagleberger, een knappe, onopvallende 43-jarige ambtenaar met grote ervaring: na onderminister John Sisco zijn belangrijkste assistent. Een ander is Winston Lord, 36, die onder Kissinger in het Witte Huis heeft gediend en sinds diens benoeming tot minister van buitenlandse zaken hoofd is geworden van de afdeling planning en coördinatie op het State Department.

Watergateschandaal deert Kissinger niet

Het feit dat hij jood is, schijnt Kissinger niet in het minst te hinderen in zijn betrekkingen met de Arabische leiders.

Evenmin schijnt het Watergate-schandaal hem ook maar iets te deren. Hij is zich bewust van zijn persoonlijke talenten, zijn charmes en vooral: van de macht van de Verenigde Staten.

De manier waarop Kissinger trachtte de crisis in het Midden-Oosten te bezweren is een nadere studie waard. De oorlog kwam evenals voor Israël ook voor hem onverwacht. In de maanden vóór de Egyptisch-Syrische aanval was hij juist bezig aan een grootscheepse poging om een duurzame vrede te bereiken. In de week vóór de explosie had hij de ministers van zeven Arabische landen op een lunch gevraagd en hun in goed vertrouwen meegedeeld: “Toen ik in het Witte Huis kwam, had ik nog nooit Resolutie 242 van de VN-Veiligheidsraad gelezen. Ik wist zelfs niet eens wat die resolutie inhield. Nu hoor en praat ik over niets anders.” Wat hij daarmee aan zijn Arabische gasten wilde duidelijk maken, was zijn onbevooroordeelde houding. Misschien heeft die opmerking hem enigszins geholpen toen hij op de dag van het uitbreken van de oorlog van New York naar Washington vloog om leiding te geven aan de Special Action Group, een team van Amerikaanse topambtenaren dat in actie komt als het er om gaat een crisis te bezweren. Die eerste dagen van de oorlog werkte hij praktisch dag en nacht.

Zijn eerste zorg was, Moskou te bewegen zich buiten het conflict te houden.

Want achter de oorlog doemde een groot gevaar op: een confrontatie tussen de beide supermogendheden of, op zijn minst, een hervatting van de koude oorlog die de moeizaam veroverde détente teniet zou doen.

Een zware tegenvaller wachtte hem.

Sowjet-ambassadeur Dobrynin erkende dat ook zijn regering niets liever wilde dan de détente voortzetten. Maar intussen nam Moskou maatregelen die op een tegengestelde koers schenen te wijzen. Sowjet-diplomaten in het Midden-Oosten spoorden de Arabische leiders in Libanon, Algerije en Jordanië aan deel te nemen aan de oorlog. En vanaf de eerste dag van de oorlog onderhield de Sowjet-Unie een luchtbrug van 82 vliegtuigen om Egypte en Syrië van wapentuig, waaronder de moderne SAM 6-raketten, te voorzien. Kissinger was woedend. Want dit was tegen de uitdrukkelijke afspraak dat Amerika en Rusland niets zouden doen om de toestand in het Midden-Oosten te verscherpen. “Henry hit the roof?” “Henry vloog tegen het plafond?”, zei een van zijn medewerkers.

In één week tijds hadden de Russen niet alleen meer dan 2000 ton wapentuig naar het front gestuurd, maar in de Veiligheidsraad gaven zij tevens door geen enkel gebaar te kennen dat zij aanstuurden op een spoedige wapenstilstand. De Israeli’s vroegen Amerika op hun beurt zware wapens om het verbroken militair evenwicht te herstellen: vliegtuigen, tanks, mobiele artillerie, raketten. Nee, antwoordde president Nixon officieel op de Israëlische smeekbeden om hulp.

Maar niet-officiëel liet Henry Kissinger Israël weten dat Amerika Israël niet in de steek zou laten, mits de Israeli’s zouden meewerken aan het bereiken van ’n spoedig staakt-het-vuren. In privé-gesprekken met Sowjet-diplomaten waarschuwde hij dat een slepende oorlog in het Midden-Oosten met zichtbare deelname van de Sowjet-Unie, herleving van de koude oorlog tot gevolg zou hebben en dat Amerika de Sowjet-Unie verantwoordelijk zou stellen voor alles wat de Arabieren in de oorlog zouden ondernemen. Tijdens een persconferentie sloeg hij alarm: „Het Midden-Oosten kan op de duur worden wat de Balkan eens voor Europa was: een gebied waar plaatselijke twisten grote mogendheden meesleuren in een conflict dat zij niet wensen.”

Toen de Sowjet-Unie voortging wapens te sturen aan de Arabische landen, bleef Kissinger zijn belofte aan Israël trouw. Amerika stuurde wapens naar Israël op een schaal die de Israëlische strijdkrachten in staat stelde de zware materiële verliezen te compenseren.

Daarbij speelde in Washington blijkbaar de overweging een rol dat militaire overwinningen van Israël en verliezen voor de Arabische strijdkrachten een wapenstilstand zouden bespoedigen.

President Richard Nixon (links) en Henry Kissinger in mei 1972, ruim een jaar voor de Jom Kippoeroorlog

Die berekening bleek juist. Nauwelijks hadden de Israeli’s de Syrische grens overschreden en maakten zij zich op voor een stoot over het Suez-kanaal, of Sowjet-premier Alexei Kosygin vloog naar Egypte waar hij drie dagen met president Anwar as-Sadat confereerde.

Onmiddellijk na zijn terugkomst in Moskou, bereikte Washington een dringende boodschap uit het Kremlin: stuur Henry Kissinger. De Russen voegden er aan toe dat dit geen kwestie was van dagen, maar uren. Immers: de Sowjet-leiders wilden onmiddellijk praten over „middelen om een einde te maken aan de vijandelijkheden in het Midden-Oosten.” Op de zevende etage van het State Department slaakte Henry Kissinger een diepe zucht: „Het ergste hebben wij nu achter de rug.”

De haast van de Russen was begrijpelijk. Tweehonderd Israëlische tanks en 15000 Israëlische infanteristen hadden een zwakke plek gevonden in de Egyptische defensie in Sinaï. In een overrompelende actie waren zij het Suezkanaal overgestoken, bedreigden Suez en zelfs Cairo en maakten aanstalten om Egyptes Derde Leger op de oostelijke oever van ’t kanaal te omsingelen. Maar ook Washington had haast.

In de eerste dagen van de oorlog al had de ambassadeur van Koeweit Kissinger gewaarschuwd: „Wij hebben plannen om onze olie te onthouden aan elke natie die de Israëlische agressie steunt.” Steeds meer Arabische oliebaronnen, onder wie koning Feisal van Saoedi-Arabië, begonnen nu aan te kondigen dat zij Amerika zouden afsnijden van alle olie-leveranties. De slag zou Amerika weliswaar minder hard treffen dan West-Europa, maar toch moest Washington er rekening mee houden dat de helft van de Arabische olietoevoer, zijnde 6 procent van het totaal Amerikaans olieverbruik, zou worden afgesneden. Haast ook scheen president Sadat van Egypte plotseling te hebben. Hij verklaarde: „Wij willen aan de Israeli’s zeggen dat wij niet uit zijn op hun vernietiging.” Sadat drong aan op wapenstilstand met terugtrekking van de Israëlische troepen achter de grenzen van 1967, en op een vredesconferentie in het kader van de Verenigde Naties (waar Israël maar weinig vrienden heeft). Minder haast toonde Jeruzalem waar premier Golda Meir in de Knesset verklaarde: „De Egyptenaren en Syriërs hebben nog niet genoeg klappen gehad. . . . De oorlog zal pas eindigen als wij er in geslaagd zijn de vijand te verslaan.” Onder die omstandigheden vertrok Kissinger naar Moskou. In het Kremlin aangekomen werd hij allesbehalve vriendelijk ontvangen. De Russen begonnen met dreigementen. De Sowjet-Unie, zei premier Kosygin, zou „niet gedogen” dat Syrië en Egypte een vernedering als in 1967 zouden ondergaan. Om een Arabische nederlaag te voorkomen zou Moskou niet schromen in de oorlog „een nieuwe fase in te gaan met onberekenbare gevolgen”. Kissinger, ofschoon geschrokken, hield voet bij stuk.

Hij dwong de Russen tot aanvaarding van het beginsel dat elke regeling van het conflict alleen maar tot stand kon komen door directe onderhandelingen tussen Israël en de Arabische landen en drong aan op zulke onderhandelingen „onmiddellijk na of samen met het staakt-het-vuren. Het nieuws over een Russisch-Amerikaanse overeenkomst voor een onmiddellijke beëindiging van het conflict, trof Jeruzalem’ als een bomexplosie. Golda Meir riep een spoedzitting van haar kabinet bijeen waarin zij zei: „Als Washington en Moskou het eens zijn over een bepaalde koers, blijft er voor ons maar weinig ruimte over om te manoeuvreren.” Besloten werd dat Israël zou wachten met een staakt-het-vuren totdat het Derde Egyptische Leger zou zijn omsingeld. Intussen zou Golda zelf in Washington „de temperatuur van het water” gaan voelen. Officieel deelde Israël aan Washington mee dat het bereid was tot een staakt-het-vuren, echter onder één voorwaarde: „Stuur Henry Kissinger.”

En dus maakte Kissinger op zijn terugreis uit Moskou een tussenlanding in Tel Aviv om, zoals hij zei, de Israëlische regering „opheldering” te geven over het in het Kremlin gevoerde overleg.

Of Golda Meir er in slaagde, Kissinger haar ideeën te verkopen, is niet bekend. Maar na Kissingers bezoek aan Moskou bleek de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties plotseling van een opvallende eensgezindheid. Na een debat van maar twee-en-een-half uur nam de raad unaniem een resolutie aan voor een staakt-het-vuren.

Daarmee was de oorlog niet afgelopen. Toen de Israeli’s voortgingen het Derde Leger te omsingelen, zond Kissinger zijn ambassadeur in Israël, Kenneth Keating, een scherpe instructie, de Israëlische regering „ernstig” te waarschuwen tegen voortzetting van de vijandelijkheden. Maar het scheen te laat. De Russen, kwaad omdat Washington Israël niet in de touwen hield, stelde voor, dat Amerika en de Sowjet-Unie beide troepen naar het Midden-Oosten zouden sturen om een wapenstilstand af te dwingen. Washington wees het voorstel onmiddellijk van de hand.

Nieuwe crisis

Van dat ogenblik af moest Henry Kissinger een nieuwe crisis onder ogen zien, Amerikaanse inlichtingendiensten rapporteerden dat Sowjet-strijdkrachten in staat van paraatheid waren gebracht.

Russische vlootbewegingen in de Middellandse Zee en de Indische Oceaan wekten de verdenking dat Moskou bezig was met de voorbereidingen van een militaire actie. Uit New York rapporteerde de Amerikaanse ambassadeur John Scali aan Kissinger „merkwaardige” uitspraken van Sowjet-ambassadeur Malik die allesbehalve in overeenstemming waren met de gemaakte Amerikaans-Russische afspraken. De climax kwam toen Sowjet-ambassadeur Dobrynin aan Kissinger een boodschap overhandigde van Leonid Brezjnew, dreigend met een unilaterale Russische militaire actie om een staakt-het-vuren af te dwingen.

Om half elf die avond waren Amerika’s topstrategen bijeen in het Witte Huis op uitdrukkelijk verzoek van Henry Kissinger. Na de implicaties van de Sowjet-nota te hebben gewikt en gewogen adviseerden zij president Nixon, Amerikaanse strijdkrachten waar ook ter wereld in staat van paraatheid te brengen. Nog vóór middernacht gingen de eerste instructies uit naar de legercommandanten met in code de boodschap „Assume Def Con Three” dwz. Defense Condition Three, volgens het boekje „een verhoging van de militaire paraatheid boven het normale peil van paraatheid.” In feite betekende dit dat 2.231.000 Amerikaanse militairen overal in de wereld de boodschap kregen, binnen twee minuten gevechtsklaar te zijn indien de toestand dit zou eisen. Het was voor het eerst sinds tien jaar — de laatste keer gebeurde dit na de moord op president Kennedy in 1963 — dat deze maatregel werd afgekondigd.

Onder hernieuwde druk zette Israël zijn troepen bewegingen stop, maar ditmaal was het Egypte dat koortsachtig begon de gaten die in het luchtverdedigingssysteem van SAM-raketten waren gevallen te dichten en duizend man aan verse troepen naar het front te sturen.

Officieel heerste er wapenstilstand. Maar alles leek er op dat de strijd elk ogenblik opnieuw in alle hevigheid kon losbarsten.

Toen arriveerde Henry Kissinger in Cairo — en het gepraat over oorlog maakte plaats voor gepraat over vrede.

Binnen 48 uur na zijn aankomst hadden Israël en Egypte een Amerikaans plan aanvaard voor een wapenstilstand. Daarmee was tevens een gevaarlijke crisis in de Amerikaans—Russische betrekkingen afgewend.

Met 17 Amerikaanse journalisten in zijn kielzog was Kissinger naar Cairo gestormd, na tussenlandingen in Marokko en Tunis. De „Yo-yo Express” noemden de Amerikanen zijn vliegtuig wegens het voortdurend opstijgen en dalen. „Waar is het MIG-escorte dat jullie me beloofd hebben?” grapte de Amerikaanse minister bij zijn aankomst. Urenlang confereerde hij in de Salon van het Tahra Paleis met president Sadat, zag intussen kans uit beleefdheid de piramiden te ‘bezichtigen en zei, poserend voor de Sfinx, tot de fotografen: „Ik hoop dat jullie er bij zult schrijven wie van ons tweeën de echte sfinx is.” Toen hij na 24 uur verblijf Cairo verliet, had hij in zijn diplomatentas een belofte van Sadat dat Egypte de Israëlische gevangenen onmiddellijk zou vrijlaten en met spoed zou beginnen aan vredesbesprekingen. In ruil daarvoor kreeg Sadat de verzekering van Kissinger dat Israël zou zorgen voor een corridor naar het omsingelde Derde Egyptische Leger om dit van voedsel en medische hulp te voorzien en dat Israël zich uit althans een deel van de Sinai-woestijn zou terugtrekken. Intussen zond hij zijn plaatsvervanger Joseph Sisco naar Tel Aviv voor besprekingen met premier Golda Meir.

Sisco bracht mevrouw Meir de „verzekering” van Henry Kissinger over dat de Israëlische krijgsgevangenen onmiddellijk zouden worden vrijgelaten en dat de Egyptische vlootblokkade van Bab-el-Mandeb aan de Rode Zee zou worden opgeheven. Zelf vloog hij verder naar Jordanië om de steun van koning Hoessein in te roepen voor zijn vredesdiplomatie. De koning stond er op om de Amerikaanse minister persoonlijk in zijn helikopter van het koninklijk paleis naar de luchthaven te vliegen, hetgeen de diplomaat de reactie ontlokte: „Als het niet zo’n eer was, zou ik veel liever lopen.” Terug in Washington kon Kissinger aan president Nixon meedelen dat zijn missie was geslaagd. Israël en Egypte hadden beide toegestemd in directe onderhandelingen over een blijvende wapenstilstand.

De manier waarop hij dit had bereikt, droeg onmiskenbaar zijn persoonlijk stempel: formele overeenkomsten over de gemakkelijke kwesties, geheime afspraken en persoonlijke verzekeringen op de tere punten. Zo groot was zijn succes dat uit Moskou ontevreden gemompel werd gehoord over „eenzijdige acties” en „de noodzaak dat bij elk zinvol gesprek over het Midden-Oosten de Sowjet-Unie moet worden betrokken.” Kissinger haastte zich daarop de Russen te verzekeren, dat komende vredesbesprekingen, ergens in Europa, onder auspiciën zouden staan van de Sowjet-Unie en de Verenigde Staten beide. Zijn grote dag kwam toen in een Israëlische legertent bij kilometerpaal 101, ergens op de weg van Cairo naar Suez, Egyptische en Israëlische militairen elkaar voor besprekingen ontmoetten. Generaal Aharon Yariv drukte de Egyptische generaal Adly el-Sherif de hand met de woorden: „Twee dappere legers hebben drie weken gevochten.

Laat ons nu proberen een eervolle vrede tot stand te brengen.” „Eindelijk,” zuchtte in Jeruzalem de krijgshaftige minister van defensie Mosje Dajan, „zijn we tot overeenstemming gekomen door te praten als menselijke wezens.” En in Cairo werd president Sadat gehuldigd omdat hij erin geslaagd was, de weerspannige Israëli’s tot betere gedachten te brengen.

Olie-zorgen

Henry Kissinger had geen tijd bij zijn succes stil te staan. Een andere noodsituatie vroeg zijn aandacht. De Arabische sjeiks hadden de oliekraan al voor 25 procent dichtgedraaid, met het dreigement de produktie nogmaals elke maand met 5 procent te verminderen zolang Israël zich niet zou hebben teruggetrokken uit de in 1967 veroverde gebieden.

Op weg naar Peking vorige week maakte Kissingers „Yo-yo Express” vijf tussenlandingen in Arabische hoofdsteden. Zonder zichtbaar succes. Zijn grootste tegenvaller was, dat zelfs koning Feisal van Saoedi-Arabië, tot voor kort een goede gesprekspartner van Washington, op het gebied van olieleveranties van geen wijken wist. Terug in Washington verklaarde Kissinger op een persconferentie: „Als de (Arabische) druk onredelijk en definitief zou worden, zal Amerika moeten overwegen welke tegenmaatregelen het kan nemen.” De Arabieren toonden er zich niet van onder de indruk. Koning Feisal. die op ’s werelds grootste bekende olievcorraden zetelt, herhaalde zijn standpunt dat geen olie naar de Verenigde Staten zal vloeien zolang Israël de in 1967 veroverde gebieden niet heeft vrijgegeven. En Feisals olieminister, Sheik Ahmed Zaki Yanami, zwoer dat zijn land de olieleveranties zelfs met 80 procent zou inkrimpen, als Amerika tegenmaatregelen zou nemen. En in het geval van militaire interventie „zouden wij de olievelden opblazen.” Bij zijn aankomst in Peking had Kissinger zó genoeg van olieboycot en resolutie 242 dat hij tegenover premier Tsjoe En-lai bekende: „Nóg zo’n reis naar het Midden-Oosten en ik ben een oud man.” Peking bleek voor de onvermoeibare diplomaat een oase. Drie uur lang confereerde hij met de 79-jarige Mao-Tse-toeng, vijftien uur met premier Tsjoe En-lai en andere Chinese leiders.

Het laatste nieuws en opinie direct naar uw telefoon, volg EW Magazine op Whatsapp     VOLGT U EW MAGAZINE AL OP WHATSAPP?

Volg EW en schep orde in de informatiechaos. Vertrouw op heldere analyses, diepgravende achtergronden en scherpzinnige columns.

Intussen woonde hij een officiële receptie bij, een ballet, een sightseeing tour en een banket. „Wat er ook in Amerika gebeurt,” zei hij, zinspelend op de Watergate-affaire, „en welke regering er ook zetelt, wij zullen voortgaan met de betrekkingen met China nauwer aan te knopen.” Het resultaat van deze reis: Amerika en China zullen hun vertegenwoordigingen in Washington en Peking uitbreiden, de handel en de culturele uitwisseling vergroten, elkaar meer raadplegen in zaken van wereldbelang.

HET JAAR VAN EUROPA

Evenmin als over de Arabische oliesjeiks is Henry Kissinger tevreden over de Europese bondgenoten. Aan zijn medewerkers in het State Department zei hij, dat hij „walgt” van de houding die de Westeuropese landen in het Midden-Oosten-conflict aannemen. Deze tegenslag in de Amerikaans—Europese betrekkingen doorkruist Nixons en Kissingers gehele buitenlandse politiek.

In april had president Nixon 1973 tot „het jaar van Europa” verklaard. Wat hij wilde was een nieuw Atlantisch handvest om het bondgenootschap tussen de Verenigde Staten en hun bondgenoten tot nieuw leven te wekken. Het was zijn droom tegen het eind van het jaar naar een topbijeenkomst van Westeuropese regeringsleiders te gaan om daar het document te tekenen dat het oude Atlantische Handvest, getekend door Churchill en Roosevelt, zou vervangen. Het nieuwe Handvest zou de hoeksteen worden van het nieuwe Westerse bondgenootschap.

Maar de Europese bondgenoten toonden maar weinig animo voor zulk een plan. Geleidelijk aan maakte het plan voor een Handvest plaats voor een minder pretentieus plan: de opstelling van drie gemeenschappelijke verklaringen: een voor de politiek, een voor defensie, en een voor Japans relatie tot de Atlantische Gemeenschap.

Henry Kissinger heeft nauwelijks de tijd gekregen veel aan die plannen te doen. De crisis in het Midden-Oosten nam sinds begin oktober al zijn aandacht in beslag. En de houding van de Europese bondgenoten leek allerminst bevorderlijk om „het jaar van Europa” werkelijkheid te maken. De Westeuropese landen, zo klaagde Henry Kissinger tijdens een ontmoeting met Europese parlementariërs in Washington, „zijn meer uit op kleine persoonlijke voordelen dan op samenwerking.” En tijdens het hoogtepunt van de Midden-Oostencrisis, zo zei Kissinger, „handelden frï Europeanen alsof het Nato-bondgenootschap niet eens bestond.” Wat Kissinger de Westeuropese staatsleiders kwalijk neemt is, dat zij onder Franse druk een gemeenschappelijke verklaring uitgaven die heel het Amerikaanse beleid in het Midden-Oosten doorkruiste. Amerikaanse diplomaten hebben niet geaarzeld die verklaring „een dolksteek in de rug” te noemen en sommigen zeggen dat die karakterisering van Kissinger zelf afkomstig is.

Of er van het „jaar van Europa” nog iets te redden valt, is twijfelachtig.

Voorlopig zijn de betrekkingen tussen Amerika en Europa grondig verstoord.

De Arabische olieboycot is er een van de oorzaken van.

Henry Kissinger schijnt al zijn hoop te hebben gevestigd op de vredesconferentie die, als hij zijn zin krijgt, op 17 december in Genève bijeen zal komen.

Zijn de Arabieren eenmaal tot een akkoord met Israël gekomen, zo luidt zijn verwachting, dan zal ook de Arabische olieboycot tot het verleden behoren.

D. M. van Rosmalen