Europarlementariërs werken op deze plekken aan hun netwerk

'Kristof Vadino'

Parlementariërs en hun medewerkers, ambtenaren en lobbyisten van de 28 lidstaten van de Europese Unie hebben hun eigen clubs en kroegen.

Op een dinsdagavond treffen tientallen jonge Nederlanders elkaar het Brussels café Merlot. De meesten zijn nieuwkomers in de stad: ‘hoe lang zit jij hier al’ is de populairste openingszin. Geert Wegman (35) is oud-bestuurslid van borrelvereniging Nedcafé, die de bijeenkomst iedere maand organiseert. ‘Ik ontmoet altijd wel iemand die ik lang niet heb gezien’, zegt hij. ‘Deze gezelligheid begrijpen alleen Nederlanders.’

Zoals de politieke macht langs de Europese hoofdsteden loopt, zo loopt ook het informele leven in Brussel langs nationale lijnen. Nederlanders hebben een Brusselse borrelvereniging en een zakelijk netwerk, maar ook een voetbal- een hockey- en een tennisteam.

Gepensioneerden ontmoeten elkaar op de Nederlandse Vereniging in Tervuren even buiten Brussel en bij het Europees Parlement is een Holland House in de maak dat dé hotspot voor Nederlanders in Brussel moet worden.

Clubs en stamcafés

Niet alleen Nederlanders, maar alle in Brussel vertegenwoordigde Europeanen hebben nationale clubs en stamcafés. Vooral lobbyisten, ambtenaren en medewerkers van Europarlementariërs zijn in de clubhuizen te vinden. Zij kunnen van landgenoten vaak iets gedaan krijgen.

‘Er zijn 751 europarlementariërs, maar ik begin altijd te lobbyen bij de 26 Nederlanders’, zegt lobbyist Wytze Russchen. ‘Het is een feest der herkenning en je spreekt dezelfde taal. Ik kijk altijd op organogrammen: zit daar een Nederlander tussen? Dan begin ik daar.’

Lobbykantoren rekenen dan ook op de activiteit van hun medewerkers in het borrelcircuit. ‘Op donderdag komen veel Denen in café the Grapevine’, zegt de Deense lobbyist Jeppe Rasmussen (29).

‘Het is deel van mijn werk om daar een biertje te drinken met diplomaten en politiek medewerkers. Lobbyen is nu eenmaal het gemakkelijkst bij landgenoten. Als ik een Italiaan of een Duitser wil spreken, vraag ik wel een Italiaanse of een Duitse collega om contact te leggen.’

Overeenkomst

Ook in de ambtenarij werkt het zo. ‘Een Nederlander stuurt mij een intern document zo door’, zegt een Nederlandse ambtenaar bij het Europees Parlement. ‘Maar als ik een Italiaan vraag, wil hij eerst toestemming hebben van zijn chef. Met mijn Nederlandse collega’s ga ik ieder jaar een keer uit eten.’

Toch mijden sommige eurocraten de nationale circuits. ‘Veel van dat Nederlandse netwerk bestaat uit lobbyclubs van het bedrijfsleven’, zegt een medewerker van de GroenLinks-fractie in het Europees Parlement.

‘Wij hebben daar niets te brengen of te halen.’

Ook de meeste europarlementariërs zijn niet in het Nederlandse netwerk te vinden. ‘Ik kijk niet neer op dat tennissen en golfen’, zegt Europarlementariër Hans van Baalen (VVD).’Maar ik wil geen onderdeel van die bubbel worden, want het merendeel van mijn kiezers woont in Nederland.’

Bitterballen

Doorgewinterde eurocraten groeien na verloop van tijd eveneens uit nationale kringen. ‘Die mensen zijn geïntegreerd en hebben Nederlanders minder nodig’, zegt lobbyist Russchen. ‘Soms krijgen ze zelfs Belgische vrienden en een afkeer van bitterballen, geschreeuw en André Hazes.’

Pas als de kroegen een voetbalkampioenschap uitzenden, trekken zelfs de meest verbrusselde Nederlanders naar elkaar toe. D66-woordvoerder Anna-Sophia Posthumus: ‘Ik zit nu twee en een half jaar in Brussel. Het Europees kampioenschap was de eerste keer dat ik met allemaal Nederlanders in dezelfde kroeg heb gezeten.’

Veel andere Nederlanders zoeken elkaar regelmatiger op. Niet alleen voor de gezelligheid, maar ook om hun Brusselse netwerk uit te breiden. Een landgenoot op de goede plek kan altijd van pas komen.