De Britse premier David Cameron ziet af van een stemming over het wel of niet bombarderen van Syrië. Hij is bang om niet genoeg parlementsleden achter zich te krijgen.
Cameron wil de terreurbeweging Islamitische Staat (IS) al langer bombarderen in Syrië. Zo waren Britse soldaten eerder boven Syrisch grondgebied zonder toestemming van het parlement.
Gezichtsverlies
Nu ziet de premier af van de stemming over bombardementen in Syrië. Een belangrijke reden daarvoor is dat hij niet zeker is van een overwinning; volgens schattingen heeft hij maar een kleine meerderheid, waardoor hij het risico niet durft te nemen. Eerder zei Cameron dat er alleen een stemming zou komen bij ‘algemene eenheid’.
Tegenstanders van de bombardementen vinden de nadelen groter dan de voordelen. Zo zeggen zij dat bondgenoten zoals de Verenigde Staten blij zouden zijn met steun, maar dat Britse bombardementen geen verschil maken in het uiteindelijke resultaat. Verder eisen zij een nieuwe strategie bij eventuele bombardementen en noemen zij de Russische steun aan Syrië ‘een obstakel’.
Assad
Cameron stelde in 2013 voor dat de Britse luchtmacht moest ingrijpen tegen de Syrische president Bashar al-Assad. Het Engelse parlement boorde dat voorstel de grond in. Een tweede nederlaag zou vooral internationaal schadelijk zijn voor het imago van de premier.
Cameron koos daarop voor een meer pragmatische koers: in plaats van Assad te bombarderen, wilde hij de gezamenlijke vijand IS bombarderen. Andere westerse landen beamen dat het nu beter is als Assad voorlopig aan de macht blijft.
Irak
De Britse luchtmacht is wel actief in Irak, waar zij al driehonderd bombardementen heeft uitgevoerd. Belangrijke aanleiding hiervoor waren de onthoofding van de Brit David Haines en de door IS aangekondigde executie van de Britse Alan Henning.
In juli gaf Michael Fallon, de Engelse minister van Defensie en net als Cameron lid van de Conservatieve Partij, aan dat het onlogisch was om IS alleen in Irak en niet in Syrië te bombarderen.