China zei wraak te nemen op terreurgroep Islamitische Staat (IS) toen de moslimextremisten de Chinese gijzelaar Fan Jinghui executeerden. Waar blijft die beloofde actie?
Naast de geëxecuteerde gijzelaar Fan werd de woede van de Chinezen gewekt door de moord op drie Chinese ambtenaren bij een terroristische aanval op een hotel in Mali vrijdag. De Chinese regering liet vorige week weten dat zij de jihadisten ‘hard wilden aanpakken’.
Sinds die uitspraak is het stil in China. Volgens het Duitse weekblad der Spiegel is dat logisch, ondanks de felle woorden: het is een kwestie van een winst- en verliesberekening.
Winst en verlies
Hoewel in korte tijd vier Chinezen zijn vermoord, is het totaal aantal Chinese slachtoffers van moslimextremisten klein. Deelname aan de strijd tegen IS zou het aantal slachtoffers eerder vergroten dan verkleinen. China leert van Amerika, zegt onderzoeker Li Guofu tegen der Spiegel. ‘We zien het fenomeen: hoe harder je toeslaat, hoe groter het terrorisme.’
Concreet zijn er drie redenen waarom China zich niet bemoeit met Syrië.
- Duizenden Chinezen die in het buitenland werken, zouden in gevaar worden gebracht. Zo werken in Algerije 42.000 Chinezen en in Lybië 50.000.
- Miljoenen Chinese toeristen zouden meer risico lopen op vakantie. Veel toeristische plekken trekken vooral Chinezen aan en zouden dan een doelwit worden voor terroristen.
- Het aantal terroristische aanslagen binnen China zou stijgen. De afgelopen jaren hebben de Oeigoeren, een radicale moslimminderheid in west-China, enkele aanslagen gepleegd. De IS ziet dat gebied als deel van zijn kalifaat en beschuldigt China moslimrechten aan te tasten.
Hoop
Toch zou het kunnen dat China nog actie onderneemt tegen IS. Het land is momenteel de enige veto-macht in de Veiligheidsraad dat enkel pleit voor een politieke oplossing. De druk op Peking stijgt.
Daarnaast zou het China niet slecht uitkomen om zich aan te sluiten bij een internationale coalitie tegen terreur, zegt Chinadeskundige Fred Sengers. ‘Al was het maar om de binnenlandse strijd tegen Oeigoerse extremisten te rechtvaardigen.’