Op producten uit de ‘bezette gebieden’ mag geen ‘made in Israel’ meer staan, vinden Europese ministers van Buitenlandse Zaken. Opmerkelijk, want voor andere omstreden regio’s zijn de regels aanzienlijk coulanter.
Als fabrikanten een tekst op de verpakking zetten, is dat bedoeld om hun waar aan te prijzen: ‘Vers geperst’ of ‘Van zorgvuldig geselecteerde koffiebonen’.
Maar als de overheid eist dat tekst wordt toegevoegd, dan wordt de consument gewaarschuwd: ‘Niet geschikt voor kinderen’ of ‘Bevat sporen van noten’. Of wellicht binnenkort op die lekkere olijven: ‘Geproduceerd in de Westelijke Jordaanoever’.
Zestien ministers van Buitenlandse Zaken, onder wie PvdA-minister Bert Koenders, vragen de Europese Commissie haast te maken met verplichte etiketten voor Israëlische producten uit de zogeheten ‘bezette gebieden’. Daar mag geen ‘made in Israel’ meer op staan.
‘Correcte etikettering’
Volgens het ministerie gaat het slechts om ‘het geven van voorlichting aan consumenten door correcte etikettering’. Zou het echt?
Het ware doel is natuurlijk dat consumenten deze producten laten liggen. Of beter nog, dat supermarkten zulke ‘besmette waar’ niet meer inkopen. Zo wordt Israël gedwongen om de nederzettingen op te geven.
Heel vreemd om alleen voor Israëlische producten zo’n nauwkeurige aanduiding verplicht te stellen. Over producten uit omstreden gebieden als Tibet, de Westelijke Sahara, of dichter bij huis, Baskenland of Gibraltar, hoeven consumenten blijkbaar niet te worden geïnformeerd.
Elsevier nummer 18, 2 mei 2015