Iraakse regeringstroepen hebben zondag tijdens een luchtoffensief tegen Al-Qa’ida nabij de Syrische grensstad Ramadi 25 strijders gedood. Daarnaast proberen Iraakse overheidsfunctionarissen stamleiders in de westelijke Anbar-provincie ervan te overtuigen hen te steunen in hun strijd tegen Al-Qa’ida.
De afgelopen maanden leken militanten van de Islamitische Staat van Irak en de Levant steeds meer controle uit te oefenen op het grensgebied tussen Syrië en Irak, waar ze een soennitische staat willen stichten.
Ring
De militanten hebben strategische posities veroverd in delen van belangrijke steden als Ramadi en Falluja. Het regeringsleger wil Al-Qa’ida in Falluja uitputten door een ring van strijdkrachten om de stad op te trekken.
Hierdoor zou de stad geïsoleerd raken en de toevoer van voedsel en munitie worden afgesneden. Wel moeten eerst alle inwoners de stad verlaten.
Gevoelig
Dat steden als Ramadi en Falluja nu weer in handen dreigen te vallen van Al-Qa’ida, is een gevoelig punt voor de Amerikanen. De twee steden werden na de Amerikaanse inval in Irak in 2003 door Amerikaanse eenheden veroverd op Al-Qa’ida en andere militante groeperingen, vaak gelieerd aan de terreurbeweging.
De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry zei dit weekend dat de Verenigde Staten Irak steunen in hun strijd tegen Al-Qa’ida. De Amerikanen zijn echter niet van plan om troepen te sturen. Kerry gelooft dat de Iraakse premier Nouri Maliki de militante groeperingen zelf kan bestrijden.