Yeshayahu Leibowitz, de grootste Israëlische denker van de afgelopen tachtig jaar, definieerde zionisme ooit als zelfbeschikking voor de Joden. En voegde er onmiddellijk aan toe dat daar zelfverantwoordelijkheid bij hoort, inclusief verantwoordelijkheid voor de eigen misdaden, schrijft jurist en rechtsfilosoof Rafael Baroch in een ingezonden opinie.
Het eerste deel wordt graag herhaald, want vrijheid klinkt feestelijk; het tweede deel wordt meestal verzwegen, want verantwoordelijkheid heeft de neiging tot bijwerkingen. Maar wie eerlijk is, weet: de natiestaat is geen altaar van deugd. Ze is een machine die draait op legitimatie en eufemismen.
De beschuldiging dat Israël genocide pleegt in Gaza is geen mening meer, maar een identiteitsverklaring: je bent iemand die het durft te zeggen – ook wanneer de feiten je niet volledig dragen. Feiten zijn soms verdacht in dit debat.
Asymmetrie als halve bewijslast
Er ís geweld, en het is gruwelijk en asymmetrisch; tegenwoordig geldt asymmetrie al te vaak als halve bewijslast. De andere helft is woede.
Maar toch.

Ook bij taal is er inflatie, en genocide is sinds 7 oktober 2023 het bankbiljet met de hoogste omloopsnelheid. Iedereen betaalt ermee: activisten, academici, politici die weten dat nuance geen likes oplevert.
En zoals bij geld, devalueert het woord: wat ooit het uiterste kwaad benoemde, wordt nu gebruikt als ruilmiddel voor morele verontwaardiging, voor symbolische zuiverheid, voor het soort absolute gelijk dat mensen alleen durven te claimen als ze weten dat er geen tegenvraag komt.
Genocide: aan devaluatie onderhevig
De waarheid – een woord dat steeds minder wordt uitgesproken zonder ironie of relativering – is dat genocide niet gaat over hoeveel doden er vallen, maar over waarom ze vallen. Niet over schade, maar over intentie. Niet over hoeveel je raakt, maar over wie je wilt raken.
Er kan sprake zijn van duizenden doden zonder genocide, en je kunt genocide plegen zonder die aantallen ooit te halen. Het is, zoals juristen dat noemen, een special intent crime – wat in gewoon Nederlands betekent dat het niet telt hoeveel slachtoffers je maakt, tenzij je het écht meende.
Wat Hamas deed op 7 oktober – en dit wordt zelden gezegd, want het past niet in de morele geometrie van de verontwaardiging – was genocide. Niet symbolisch, niet ‘alsof’, niet als retorische spiegel, maar daadwerkelijk: Rwanda-stijl, intentioneel, programmatisch.
Natuurlijk vereist zo’n kwalificatie bewijs van intentie – dat besef ik ten volle. Maar precies die intentie vormt geen bijkomstigheid, geen interpretatie achteraf, maar een structureel onderdeel van Hamas’ bestaansrecht, doelstelling en ideologie.
Een zorgvuldig beraamd plan van terreur
Het was geen toevallige uitbarsting van woede, geen geïmproviseerde razzia, maar een zorgvuldig beraamd plan, dat systematisch werd uitgevoerd. Bussen vol strijders trokken Israël binnen, niet om posities te veroveren, maar om dorpen uit te roeien.
Ze gingen huizen binnen, kamer na kamer en schoten bewoners neer – ordelijk, systematisch, zonder aarzeling. Ze gooiden granaten in schuilkelders, staken huizen in brand terwijl gezinnen nog binnen waren, sleepten lichamen naar buiten om ze te verminken, zodat angst even verwoestend werkte als de kogels zelf.
En later kwamen er meer: geen strijders maar burgers uit Gaza, die zich aansloten bij het moorden, plunderen en vernederen – alsof het geweld besmettelijk was. Geen uitbarsting van woede, maar een tweede golf van vernietigingsdrift, gedragen door de menigte.
Gijzelaars, niet als troef maar als trofee
Kinderen werden niet ontzien – sommigen werden opzettelijk voor de ogen van hun ouders gedood, anderen meegenomen als gijzelaars, niet als troef maar als trofee. Ouderen, te zwak om te vluchten, werden afgemaakt met dezelfde efficiëntie als jonge soldaten.
Vrouwen werden verkracht voor ze werden vermoord, want vernietiging moest vergezeld gaan van vernedering. Er werd gefilmd, gezongen, gejuicht – alsof de moord zelf niet genoeg was, zonder bewijs van de intentie erachter.
De uitroeiing van een gemeenschap
Het doel was niet strategisch of tijdelijk. Het doel was existentieel: het elimineren van een gemeenschap als gemeenschap. Zoals in Rwanda, waar buren hun buren afslachtten, omdat de logica van uitroeiing hen tot beulen maakte. Zo werd ook hier het doden vergezeld door ideologische rituelen: verklaringen, liederen, handvesten die al jaren openlijk spreken over de wens om een volk van de kaart te vegen.
Het bloedbad van 7 oktober was geen incident, maar de uitvoering van een verlangen dat al decennia wordt gekoesterd en herhaald. In die zin was het niet alleen een misdaad, maar een programma – een collectief script dat eindelijk ten tonele werd gebracht.
Israëls reactie: hard, disproportioneel, maar niet hetzelfde als genocide
Op het programmatische geweld van Hamas volgde het staatsgeweld van Israël. De staat deed wat staten doen: vechten, straffen, doden. Maar wie het zwaarste woord wil gebruiken, moet precies zijn. Genocide vereist intentie – en juist die is bij Israël, ondanks alle militaire wreedheid, niet aangetoond. Israël voert oorlog: hard, chaotisch, vaak disproportioneel.
Maar oorlog is nog geen uitroeiing. Er is geen plan, geen doctrine, geen systematische wil om een volk te vernietigen. Zonder die wil is er geen genocide, hoe gruwelijk de gevolgen van de oorlog ook zijn.
Het wrange is dat dit conflict iets ongekends laat zien: de genocide van Hamas is beantwoord met geweld dat door sommigen óók als genocide wordt benoemd. Dat is een primeur in de geschiedenis van dit misdrijf: meestal is er een absolute onschuldige, het ultieme slachtoffer dat louter lijden belichaamt.
Absolute onschuld is nergens te vinden
Hier is die figuur nergens te vinden. De Palestijnen dragen het stigma van slachtofferschap, maar hun vertegenwoordigers in Gaza zijn terroristen die genocide probeerden te plegen. En Israël, ooit het archetypische slachtoffer, is nu een staat die geweld gebruikt dat door velen als misdadig wordt gezien. De absolute onschuld is nergens te vinden.
Dat is niet uitzonderlijk – misschien is dat precies wat het betekent om een staat te zijn. Iedere staat die zichzelf viert, sleept een archief van misdaden mee: Frankrijk draagt de bloedvlekken van Sétif en Algerije; Engeland liet littekens achter in India, Kenia en Ierland; Spanje maakte van Latijns-Amerika een kerkhof; Nederland koestert zijn koopmansgeest, maar sleept Indonesië als schaduw achter zich aan.
Misdaden worden niet uitgewist, maar geordend, gelegitimeerd, geïnstitutionaliseerd. Dat is de logica van de moderne staat.
Verantwoordelijkheid hoort bij soevereiniteit
En precies daarin ligt de kern van Leibowitz’ uitspraak: Israël is een staat, en staten zijn per definitie verantwoordelijk – ook voor hun misdaden. Geen staat overleeft op onschuld alleen. Slachtofferschap is geen schuilplaats voor wie macht bezit. Een staat is verantwoordelijk voor zijn leger, zijn ministers, zijn bevelen, zijn doden.
Een staat kan worden aangeklaagd in Den Haag, ter verantwoording geroepen in de Veiligheidsraad, veroordeeld door zijn eigen geschiedenis. Het lidmaatschap van de club der staten betekent dat je niet alleen rechten hebt, maar ook misdaden die je naam dragen.
De Palestijnen opereren buiten de architectuur van verantwoordelijkheid. In Gaza is de verkozen vertegenwoordiging geen staat maar een terreurorganisatie. Hamas kan gijzelen, verkrachten, executeren en raketten afvuren vanuit scholen – zonder rechtbank, zonder archief, zonder soevereine plicht tot rekenschap.
Negatieve soevereiniteit: slachtofferschap als permanente status
Dat schept negatieve soevereiniteit: macht die voortkomt uit institutionele afwezigheid. Wie geen staat is – of weigert er één te worden – ontwijkt rekenschap en blijft onaantastbaar.
Dat is de triomf: slachtofferschap als permanente status. Niet als opstap naar bevrijding, maar als bestemming. De echte asymmetrie zit niet in het aantal doden, maar in de normatieve lat: de één wordt afgerekend op elke fout, de ander gevrijwaard door weigering.
Wie toetreedt tot de club van staten, verliest zijn onschuld. Voor wie leeft van de mythe van eeuwige onderdrukking is dat onaanvaardbaar, want rekenschap is dodelijk voor wie gewend is aan morele immuniteit. Zo is slachtofferschap macht geworden – niet door gelijk, maar door onaantastbaarheid.
Immuniteit tegen kritiek
En in een wereld waar soevereiniteit niet wordt gemeten aan vlaggen of legers, maar aan immuniteit tegen kritiek, is dat misschien wel de machtigste positie van allemaal.
Maar daar begint de ontsporing. Want zodra macht wordt gedefinieerd als vrijstelling van verantwoordelijkheid, verschuift de strijd van daden naar woorden. De vraag is niet langer wie wat deed, maar wie welk woord durft te gebruiken.
En zo ontstaan er twee kampen: zij die ‘genocide’ zeggen, en zij die dat weigeren. Gaza zelf verdwijnt in die logica – het wordt een symbool, een wachtwoord, een toegangscode tot morele zuiverheid.
Wanneer deugd de wet vervangt, is terreur onvermijdelijk
We hebben onze eigen Verdachtenwet, net als in de Franse revolutie maar dan zonder decreet en zonder comité. Geen guillotine nodig – reputatie volstaat. Gecanceld, geboycot, weggezet als immoreel: dat is de moderne executie. Het mechanisme is hetzelfde dat filosoof Hannah Arendt beschreef bij de Franse Revolutie: wanneer deugd de wet vervangt, wordt achterdocht tot regeringsprincipe en terreur het onvermijdelijke gevolg.
Niet de terreur van messen en kogels – al valt die op termijn niet uit te sluiten – maar de stille terreur van uitsluiting, van sociale dood, van collectieve verdenking.
Liberalisme: liturgie van morele toetsing
En misschien is dat de hardste les van dit moment: dat het liberalisme, ooit de belofte van vrijheid en recht, zichzelf heeft omgevormd tot een liturgie van morele toetsing. Het beloofde pluraliteit, maar leverde kampen. Het beloofde debat, maar leverde slogans. Het beloofde rede, maar leverde tribunalen van reputatie.
Dit is de paradox van het liberalisme dat zijn eigen belofte niet meer waarmaakt: het eindigt in datgene waartegen het ooit werd opgericht. Geen vrijheid, maar conformisme. Geen recht, maar zuiverheid. Geen politiek, maar terreur.
En zo keert de taal, ooit bedoeld om verschil te maken, terug als slagveld – niet om waarheid te onthullen, maar om haar voorgoed te begraven.