In zijn studentenkamer, in gezelschap van alle grote denkers en een ongelukkige plant, is Luuk van Middelaar gelukkig. Zijn scriptie geschiedenis en filosofie (cijfer: 10) werd een boek; het boek werd een hit. Nu loopt wijsgerig Nederland met hem weg. ‘Ik verwonder me over alle opwinding. Ik roep schijnbaar reacties op.’
Luuk was acht en nieuwsgierig. Uit zichzelf las het jochie al de krant, en eigenlijk alles dat bestond uit letters, ‘tot en met de probleemrubriek in de Libelle’. In het katholieke Wageningse gezin was ook de bijbel binnen handbereik. Leuk boek,vond Luuk.
Op een dag gaf vader – een progressieve priester – zijn zoon een aardrijkskundeboek. Daarin las de jongen dat de aarde lang geleden met een geweldige klap ontstaan zou zijn. Verbaasd pakte hij Genesis er nog eens bij. Het ene scheppingsverhaal, met God aan het roer, leek weinig op het andere, met Niets aan de basis. Vreemd. En dus meldde Luuk zich bij zijn vader, geografieboek in de ene hand, bijbel in de andere. ‘Pap, hoe zit het?’ Waarop deze autoriteit inzake geloofsvraagstukken antwoordde: het ene verhaal is wetenschap, het andere is een metafoor, een mythe. Okay, zei Luuk, ik snap het.
Zo ongeveer ging het, weet Luuk van Middelaar nog. Hij schenkt koffie in en wipt op zijn stoel. Met een lach: ‘Het zat er al vroeg in.’ In die herinnering, begin jaren tachtig, liggen de wortels van deze polderdenker van formaat. Want de jongen, nu 26, werd razendsnel een intellectueel. Preciezer: een veelbelovende en nu al toonaangevende politiek filosoof, volgens iedereen die er toe doet in wijsgerig Nederland. Terwijl zijn leeftijdsgenoten zich op informatietechnologie of beurswereld stortten, leverde Van Middelaar in zijn scriptie een vlammende kritiek op Sartre en de gehele Franse filosofie van deze eeuw.
Aan het einde van zijn twee studies, die hij vlot en met de hoogste cijfers doorliep, tikte hij in een maand of negen zijn scriptie voor geschiedenis en filosofie in Groningen. Beide faculteiten gaven hem een 10, wat voor zover bekend niet eerder voorkwam in Nederland. De scriptie werd een boek, Politicide, en het boek werd een hit. Franse en Engelse uitgevers overwegen een vertaling. Een nominatie volgde voor de Gouden Uil, de Nederlands-Vlaamse literatuurprijs. Van Middelaar kreeg een scriptieprijs, de Prix de Paris, en een beurs, zodat hij nu twee jaar kan studeren in deze stad, temidden van de intellectuele beau monde die hij zo intensief bezag en genadeloos bekritiseerde vanuit zijn Groningse studentenhuis.
Grote talenten kwamen en komen natuurlijk altijd voor onder filosofiestudenten. Sommigen hebben een mooie pen: zie Connie Palmen, afgestudeerd filosofe. Maar talent van dit kaliber op deze leeftijd is zeldzaam, daarover zijn de vaderlandse wijsgeren het eens. Kenners melden: ‘Ik ken geen anderen.’ En: ‘Van Middelaar staat eenzaam aan de top.’
En daar zit hij, Neerlands wijsgerige hoop, op het randje van het aanrecht. Spijkerbroek, ruime coltrui, onderzoekende blik. Hij is trots op zijn ‘huisje’ in het hippe elfde arrondissement van Parijs. Via een bekinderkopte binnenplaats en een donker trappenhuis kom je in de studentenkamer. Bed in de lucht, eronder een bureau en daartussen op boekenplanken zo’n beetje alle grote denkers. In deze prettige puinhoop – overal boeken, kranten en papieren – heeft hij gezelschap van een ongelukkig ogende varen en een hard werkend elektrisch kacheltje dat de ruimte niet warm krijgt. Licht komt van een kaal peertje, de klok staat stil en de televisie doet het niet.
Maar daar gaat het niet om. Waar het om gaat is dit: hij kan hier doen wat hij wil. Lezen en denken. Ten tweede, bezweert de jonge filosoof, is hij hier pas drie maanden en zie, even zo lang is hij ‘dolgelukkig’. ‘Ik heb geen vriendin. Gelukkig niet, zou ik haast zeggen. Toen ik hier net was voelde ik me zo goed, alsof je met jezelf samenvalt. Een permanente euforie. Ik dacht: als ik nu ook nog een leuk meisje tegenkom, dan ontplof ik van geluk.’ Een gelukkige filosoof? ‘Ik ben tamelijk zorgeloos, geen getormenteerde denker.’
Klein wereldje
Toch is het voor Van Middelaar een ongemakkelijke spagaat. Enerzijds gewoon een graag studerende boekenwurm met een mooie pen, anderzijds door vaderlandse filosofen bestempeld als ‘buitengewoon briljant’. Die spagaat gaat hem niet heel goed af. Wrevelig: ‘Ik heb geen zin om mezelf telkens als een uniek individu af te schilderen.’ Hij kijkt ver weg terwijl hij praat. ‘Ik doe gewoon dingen die ik leuk vind en die ik goed kan. Als mensen dat knap vinden, mooi, maar als ze dat niet vonden zou ik het ook doen.’
Hij vindt de aandacht en lof niet erg. ‘Ik ben te ijdel om het vervelend te vinden. Maar ik verwonder me ook over alle opwinding. Ik roep schijnbaar reacties op.’ Hardop vraagt hij zich af waarom het zo gemakkelijk is om op te vallen in het kleine wereldje van de filosofie in de polder. ‘Je denkt een jaar na, je schrijft het op, en meteen is het een goed boek dat ze ook op de universiteiten lezen. Een beetje raar, dat je zo snel aan de discussie kunt meedoen of zelfs een hoofdrol kan vervullen.’ Hij denkt even na. ‘Maar het moet natuurlijk wel gewoon goed zijn wat je schrijft.’
En dus schrijft hij verder, binnenkort aan een onderzoeksvoorstel voor de prestigieuze Ecole des Hautes Etudes waar hij nu studeert. Daar is het ‘geweldig’, vindt Van Middelaar, die met doodsverachting op een zwarte opafiets de Parijse verkeerswaanzin trotseert als hij naar college moet. Sinds hij arriveerde, volgde hij al wel lessen, onder meer van de beroemde postmoderne filosoof Derrida, maar van echt studeren kwam het nog niet. De publiciteit, de feestdagen en wat vertaalwerk hielden hem van het werk. Onhandig, maar ‘niet erg’. Hoewel: ‘Ik moet opeens overal een mening over hebben. Voor je het weet ben ik het Orakel in Parijs. Maar ik ben 26! Een student! Ik ben nauwelijks begonnen me in dit vak te verdiepen.’
In zijn mooie boek ontmantelt hij het moderne Franse denken aan de hand van Alexandre Kojeve. Deze uit Rusland gevluchte denker vervulde in de Parijse salons en denkwereld een cruciale rol in de jaren dertig, betoogt Van Middelaar. Op zwierige toon en met humor – zeldzaam in een filosofisch werk – vertelt hij hoe Kojeve zijn eigen en latere generaties beïnvloedde, Sartre voorop. Met de blik van de historicus en de analyse van de filosoof vertelt Van Middelaar een ontluisterend relaas: hoe de Franse filosofie de democratische politiek praktisch koud kon maken.
Eerst kwamen de communistische en existentialistische ideologieën die geen, of weinig ruimte lieten voor andere meningen. Ze werden gevolgd door het postmodernisme dat alle idealisme vakkundig afbrak en meldde dat we bij het grote Niets waren aanbeland. Met een verwijzing naar de term regicide, de moord op koning Lodewijk XVI in 1793 na de Franse revolutie, komt Van Middelaar met politicide: de moord op de politiek. Eigenlijk moet dat de bijna-moord zijn, want aan het eind tovert Van Middelaar toch een happy end te voorschijn in de persoon van Claude Lefort. Deze politiek denker vecht voor een ‘lege politieke ruimte’ waarbinnen een vrij debat en conflict kan plaatsvinden: het hart van de democratie. Daar moet de veelheid van meningen botsen, daar kunnen, en moeten, politieke besluiten en verantwoordelijkheid genomen worden. Daarbij dienen twee niet-Franse denker als belangrijkste ‘getuigen’. De een is de Italiaan Nicollo Machiavelli, de eerste politiek filosoof, die eind vijftiende, begin zestiende eeuw leefde. Hij definieerde politiek als a-moreel, als ruimte voor geinspireerd debat. De Duits-Amerikaanse filosoof Hannah Arendt is de ander. Als joodse die de nazi’s in de jaren dertig onvluchtte, zag zij als weinig anderen het gevaar van een ideeenleer die de lege politieke ruimte geheel vult. Politiek moet dus, in beginsel, moreel ‘leeg’ zijn. Red de democratie, is ten slotte de oproep. Of zoals Van Middelaar schrijft: de politiek is dood, leve de politiek!
Het slot, ‘inderdaad niet zo sterk’, blijkt te lijden aan een typisch scriptieprobleem. ‘Aan het einde word ik minder kritisch. Dat heeft hiermee te maken: het moet af, een fysieke opluchting gaat meespelen. Je bent bijna aan het einde en dan is er iemand – Lefort – die het allemaal redelijk goed in de gaten lijkt te hebben. Meestal schreef ik ’s nachts en toen ik met Lefort bezig was, zat ik soms bijna jankend achter het scherm – ook totale uitputting natuurlijk. Toen het een boek werd, heb ik er over gedacht of dat allemaal anders moest, maar ik dacht: nee, dit is het, een momentopname. Je kan nooit iets definitiefs schrijven.’
De kritieken op Politicide waren lovend, een enkele mopperaar daargelaten die er nog niet aan wil, aan de ontmaskering van het Franse filosofische bolwerk dat voor links in de jaren zestig en zeventig wereldwijd, ook in Nederland, een haast mythische statuur had. Meest voorkomende woorden in de recensies: meeslepend, briljant, knap. En dat is het. Wel komt een punt van kritiek meermalen terug. Zo rampzalig en ‘fout’ als de grote Franse filosofen in Politicide worden weggezet, zijn ze niet geweest. Van Middelaar is keihard in zijn oordeel; het is een afrekening. Was dat nodig? ‘Natuurlijk hebben ze ook goed, belangrijk werk gedaan. Maar dat was niet de inzet. Ik bekijk de ideeen op hun politieke merites. Je kunt niet alles. Ik onderzoek dat waarvan zij pretenderen dat het politieke filosofie is, en kijk wat dat oplevert. Misschien ben ik te snel naar de kritiek overgegaan.’
Opvallend is dat de besprekers het boek zo toegankelijk vinden. Dat zal komen doordat ze zelf filosofen zijn. Voor een wijsgeer mag Politicide lezen als Ronald Giphart of Donald Duck, en voor een filosofisch werk is het zeker betrekkelijk ‘open’. Maar voor de minder belezen sterveling is het boek niet eenvoudig. ‘Weet ik. Maar wie wil, kan het goed lezen, toch?’
Afkomst
Na een korte wandeling zit hij ontspannen in een cool Parijs cafe nabij zijn huis. Van Middelaar gaat moeiteloos op in de lokale boheme. Als je hem zo ziet, is zijn oprechte verrukking over dit leven begrijpelijk. Hier geen Groningse nuchterheid maar Parijse flair, geen Hollandse zuinigheid maar Frans Denken.
Zijn vegetarische opvoeding verraadt zich in een lunch van groentesoep, quiche, salade en bronwater. Later zal hij, zelf een beetje verbaasd, zeggen dat afkomst zo bepalend kan zijn voor wie je wordt. ‘Ik ben al jong intellectueel gestimuleerd. Je kunt het wel allemaal later zelf ontdekken, maar dan heb je een achterstand.’ En, even later: ‘Ik stem GroenLinks. Maar de laatste keer dacht ik voor het eerst: waarom eigenlijk? Het lijkt een soort gewoonterecht.’ Hij haast zich te zeggen dat er reden genoeg is om links te stemmen. ‘Alleen geven de partijen die redenen niet meer. GroenLinks wordt zelf redelijk Paars.’ Jawel, maar waarom nou links? Om een algemeen ‘streven naar rechtvaardigheid’, dat bij Van Middelaar abstract blijft. Aan concrete politiek doet hij niet, nog niet. Zijn ideeen zijn zichtbaar in wording, de contouren nog vaag. Alsof er een ‘werk in uitvoering’-bord bij de ingang van zijn geest hangt. Politicide is ook descriptief: Van Middelaar beschrijft geschiedenis, politiek en filosofie, maar neemt er (nog) niet aan deel.
Dat is bewust. ‘Filosofie gaat over de vragen. Het antwoord is dat er geen antwoord is.’ En, wat later als hij ‘beternagedacht’ heeft: ‘Voordat je een doel kunt hebben, moet je eerst weten hoe het werkt. Wat er allemaal mis kan gaan onderweg. Dat betekent niet, als je naar de politieke alledaagse werkelijkheid van compromissen kijkt, dat je jezelf meteen idealistisch onthoofdt. Dat je niet meer een ideaal over rechtvaardigheid of zo kan hebben. Maar daar moet je nooit mee beginnen. Filosofen deden dat wel. Zij hadden het idee: de mens is dit of dat; okay dat weten we, en nu gaan we daar de samenleving omheen bouwen.’ In theorie of soms in praktijk, zoals onder het communisme. Dat willen we niet meer.’
De ideeën uit zijn boek komen uit de Franse historische praktijk, maar zijn analyse van onze tijd geldt ook voor Nederland en het Westen. Het einde van de politiek dreigt door de ‘economisering van de maatschappij’, zegt hij, behoedzaam sprekend, niet bang voor stiltes. ‘Als politici, ‘managers van de BV Nederland’, zich verschuilen achter onderzoekjes en de wetenschap, dan zijn ze slechts technocraten. Dan is geen besluit meer politiek. Een politieke beslissing vereist moed en een heldere keuze. Als die niet klinkt, keren mensen zich van de politiek af en gaan ze niet meer stemmen. We hoeven geen gezellige verzorgingsstaat, maar we willen toch ook geen kapitalistische neobarbarij? Daar ligt de taak van de politiek, daar tussenin.’
Hij uit zijn mening, maar voorzichtig. ‘Ik vind het meningencircus vervelend. Ik kan nu wel wat gaan roepen over Kosovo, maar die opinie hebben we al gehoord. Als ik iets roep, dan moet het wel iets zijn waar ik achter sta en waarover ik zorgvuldig nagedacht heb.
‘Wat ik uiteindelijk graag wil, is een wijsgerige actualiteitsanalyse’ geven. Een combinatie van goed opletten, goed kijken, andere mensen lezen, en het mooi opschrijven. Het is misschien pretentieus als ik dat zeg. Maar als voetballertje in D1 kun je zeggen: ik wil Ronaldo worden. Zo voelt het. Je weet heus wel, ook al sta je elke week in de spits en scoor je drie keer, dat je niet Ronaldo zult worden. Maar je wilt het. Daar gaat het om.’
Drie van Nederlands grootste filosofen over Luuk van Middelaar en zijn boek Politicide – De moord op de politiek in de Franse filosofie.
Lolle Nauta (70), politiek filosoof en emeritus hoogleraar in Groningen. Wijdde zijn column in Filosofie Magazine aan Politicide:
‘Een briljant boek, mooi geschreven. Dat is uitzonderlijk, want de meeste Nederlandse filosofen kunnen niet schrijven. Luuk combineert historisch en systematisch onderzoek: bijzonder. Met een weidse historische visie laat hij zien wat er theoretisch niet klopte in de Franse filosofie. Zo kan hij de vraag wat is eigenlijk politiek’ overtuigend terug in het centrum van de discussie plaatsen. Een grote verdienste. Zulke jonge genien zie je wel eens, maar niet vaak. De vaderlandse filosofie lijdt onder de beperkte reikwijdte van onze taal. Een begaafde filosoof als Luuk is hier snel uitgekeken. Dan moet je maken dat je wegkomt.’
Hans Achterhuis (58), hoogleraar systematische wijsbegeerte, Universiteit Twente:
‘Ik begon kritisch aan het boek omdat het een bepaald niet leuke voetnoot over mij bevat. Toch vind ik het een goed werk, meeslepend geschreven, met een geweldige greep op de materie. Ik kwam wel een paar, maar niet veel fouten tegen. Het is een vondst om Kojeve als uitgangspunt te nemen voor de ondergang van de politiek’ in Frankrijk, bijna een soort samenzweringstheorie. Wel is Luuk eenzijdig in zijn oordeel; hij bekijkt niet wat de grote Franse filosofen wel betekend hebben. Maar dat kan ook niet allemaal in zo’n boek. In zijn redenering is hij nu zeer effectief.’
Frank Ankersmit (54), hoogleraar intellectuele geschiedenis en geschiedtheorie, scriptiebegeleider van Van Middelaar.
‘Het was een briljante scriptie, een schitterend betoog. Dat verbaasde me niet, want hij was de beste student die ik ooit gehad heb. Het boek is vooral een kritiek, een afrekening met de Franse filosofie. Daarin ligt zijn impact. Ik denk dat het zo in de belangstelling staat omdat veel mensen die in de jaren zestig, zeventig, meeliepen met de Franse filosofen, nu willen weten hoe het afloopt, als het ware. Ik denk dat het ook in Frankrijk een succes zal zijn. Mits de Fransen, die het navelstaren immers tot in de perfectie beheersen, het harde oordeel van een buitenstaander aankunnen.’