Elsevier Weekblad-journalist Carla Joosten bespreekt regelmatig een eerste vrouw in een beroepsorganisatie of bestuurlijke functie. Dit keer Amoene van Haersolte (1890-1952).
Amoene van Haersolte was de eerste vrouw die de P.C. Hooftprijs voor Letterkunde kreeg toegekend. Ze kreeg hem in 1947 toen de prijs was ingesteld ter ere van de driehonderdste sterfdag van de dichter Pieter Corneliszoon Hooft, op 21 mei. Van Haersolte deelde de prijs met schrijver Arthur van Schendel. Het zou tot 1956 duren voordat opnieuw een vrouw de P.C. Hooft-prijs kreeg: Anna Blaman.
Vrijzinnig en zelfstandig opgevoed
Ernestine Amoene Sophia van Holthe tot Echten werd op 23 februari 1890 in Utrecht geboren als eerste dochter van jonkheer ingenieur Rudolph Arent van Holthe tot Echten en jonkvrouw Anna Maria Storm van ’s-Gravesande. Amoene, die thuis Moon werd genoemd, groeide ook op in Utrecht, samen met haar zusje Louise Maria en haar inwonende ongehuwde en artistieke tante jonkvrouw Johanna Bertha Storm van ‘s-Gravensande. Van Haersolte werd redelijk vrijzinnig en zelfstandig opgevoed en wilde schrijfster worden.
Ze kreeg privéonderwijs van gouvernantes, vooral in de Franse, Engelse en Nederlandse letterkunde. Van wiskunde en sport hield ze niet. Golfen deed ze wel. De adellijke hervormde familie was hecht en Van Haersolte had een gelukkige jeugd.
Liefde op het eerste gezicht
Via een koppelpoging van haar familie ontmoette ze op 26-jarige leeftijd tijdens een etentje bij haar nicht de tien jaar oudere advocaat, later ook wethouder en dijkgraaf, mr. Johan Frederik baron van Haersolte uit Zwolle. Het was liefde op het eerste gezicht en kort daarna, op 7 maart 1916, trouwde het stel. Zij vestigden zich in Zwolle, waar Amoene van Haersolte zich direct thuis voelde. Ze kregen vier kinderen, maar twee van hen stierven al op jonge leeftijd.
Ze was een betrokken moeder, net als haar eigen moeder, waardoor ze weinig tijd overhield om te schrijven. In elk geval zolang de kinderen klein waren. In die periode verdiepte Van Haersolte zich daarom in de literatuur en geschiedenis van de streek.
Lees meer in de serie ‘Eerste vrouw’: Johanna Hudig, de eerste vrouwelijke rechter
Verhalen over het plattelandsleven
Van Haersolte reisde graag door de provincie en bezocht de boeren die land pachtten van haar echtgenoot om naar hun belevenissen te luisteren. De verhalen die ze later zou schrijven, speelden zich veelal af te midden van het plattelandsleven dat ze nader had leren kennen en dat werd omringd door adel.
In 1927 debuteerde Van Haersolte met haar eerste roman, De laatsten, over een barones in het adellijke milieu van begin twintigste eeuw. Rond die tijd verschenen ook enkele korte verhalen van haar hand in Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift. Herman Robbers, hoofdredacteur en uitgever van het maandschrift – en vooraanstaand criticus in die tijd – werd een goede vriend die haar steunde in haar schrijverschap.
Lees dit verhaal van Amoene van Haersolte uit 1933 over het lot van Alfonsientje
Geregeld last van aangezichtspijn
Haar hele volwassen leven kampte Van Haersolte met een chronische ziekte. Ze had geregeld ernstige aangezichtspijn. Op advies van de dokter verhuisde het gezin naar een speciaal voor hen gebouwde boerderij in het groen. De buitenlucht en rust zouden haar goed doen.
De boerderij stond nabij het Overijsselse dorp Dalfsen op landgoed Gerner, dat eigendom was van haar echtgenoot. Huize Gerner keek uit over bossen en weilanden. Aan de voorkant bevond zich de bibliotheek, waar Amoene graag werkte en waar ze onder het schrijven de radio keihard aanzette.
Zware oorlogsjaren
De oorlogsjaren 1940-1945 waren zwaar: in deze periode stierven haar ouders, zusje en tante. Haar echtgenoot zat een jaar in concentratiekamp Buchenwald en de Duitsers confisqueerden de boerderij.
Na de oorlog kon het gezin terugkeren naar huize Gerner. In die jaren ging de gezondheid van Van Haersolte steeds verder achteruit, terwijl haar literaire carrière eigenlijk net op gang kwam.
Eerste P.C. Hooftprijs was voor twee auteurs
In 1946 verscheen haar verhalenbundel Sophia in de Koestraat, waarvoor ze een jaar later de P.C. Hooft-prijs kreeg. Haar man moest de prijs in ontvangst nemen, want Van Haersolte was herstellende van een operatie wegens borstkanker.
Het was het eerste jaar waarin de prijs werd uitgereikt en ook het enige jaar waarin de prijs twee auteurs toekwam in plaats van één. Mogelijk wilde de jury net na de oorlog een belangrijke auteur van voor en tijdens de oorlog eren, en tegelijk een kunstenaar in het heden steunen.
Later is in het statuut van de prijs opgenomen dat die is bedoeld voor een auteur die nog leeft. Van Haersolte ontving 1.000 gulden (omgerekend naar de actuele waarde bijna 5.000 euro), de nabestaanden van de al overleden Arthur van Schendel kregen 1.500 gulden (ruim 7.000 euro).
Kritieken over haar werk wisselend
De eerste uitreiking van de P.C. Hooft-prijs was omstreden: sommige critici ontvingen het werk van Amoene van Haersolte positief, andere boorden het de grond in. Mogelijk was er een machtsspel gaande waardoor de prijs aan de neus van Simon Vestdijk voorbijging. Een aantal juryleden zou bezwaar tegen hem als winnaar hebben gehad. Vestdijk zou de prijs alsnog krijgen in 1950.
Ondanks haar ziekte werkte Van Haersolte intussen gewoon door. Haar roman De komeet en het harlekijntje verscheen in 1949 en Lucile, een deels autobiografische roman die zich afspeelt in het adellijke Utrechtse milieu van rond de eeuwwisseling, in 1951.
Meer van Carla Joosten: Dit zijn de 200 vrouwen die het verschil maken
Historische bron voor het adellijke leven
Aanvankelijk schreef ze haar verhalen met de hand, maar laatstgenoemde romans zijn grotendeels gedicteerd aan secretaresse, verzorgster en goede vriendin Siska Kuipers, die ze voor haar uittypte.
In 1952 stierf de schrijfster op 62-jarige leeftijd. Ze werd begraven in de grafkelder van de Van Haersoltes in Zwolle. Bij de ceremonie werden, zoals ze had gewild, geen toespraken gehouden.
In 1953 zijn haar laatste novellen gebundeld en postuum verschenen onder de boektitel De roerkop. Haar werk wordt vandaag de dag geroemd als historische bron voor het adellijke leven in de negentiende en twintigste eeuw.