Only the Lonely: Frank Sinatra’s winterdip

Frank Sinatra (C), Jerry Lewis (R) en Dean Martin (L)

In september 2018 was het 60 jaar geleden dat Frank Sinatra’s meesterwerk Only the Lonely  voor het eerst op elpee verscheen (in 1958 dus). Het album is nu opnieuw gemixt en eind oktober uitgebracht op cd en vinyl, in zowel mono als stereo.

Dat de Beatles’ Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band vorig jaar een halve eeuw oud werd, zal u niet zijn ontgaan. Misschien geldt hetzelfde voor The White Album, dat dit jaar eveneens in een vers audiofiel jasje is gestoken en met flitsende video’s op Spotify een nieuwe generatie gaat aanspreken. Maar Frank Sinatra Sings for Only the Lonely? Grote kans dat u nog nooit van die plaat heeft gehoord. Toch hoop ik u te overtuigen om deze december een exemplaar te kopen – of het album ten minste met aandacht te streamen. De nieuwe stereoversie klinkt namelijk mooier dan ooit tevoren.

Dat Only the Lonely in uw culturele bagage ontbreekt, is zo gek nog niet, want op het eerste gezicht lijkt Frank Sinatra (1915-1998) veel minder sexy dan, om bij de Beatlesvergelijking de blijven, de uitwassen van de sixtiesgeneratie. Zijn muziek is iets uit grootmoeders tijd, toen vrijwel geen enkele artiest zijn eigen nummers schreef, een strijkorkest de begeleiding verzorgde en teksten braafjes de monogame liefde bezongen. Daarbij was Sinatra aan het einde van zijn leven een persiflage op zichzelf geworden: een seniele conservatief die Ronald Reagans presidentsverkiezing steunde, zich omringde met vergane Hollywoodglorie en enkel nog in megalomane stadions My Way zong voor tienduizenden vergrijsde fans tegelijk. Weinig om een ooit goede reputatie mee hoog te houden.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Franks wereld lag er zes decennia geleden heel anders bij. Hij was toen 43 jaar oud en bevond zich op het toppunt van zijn roem. Tegen die tijd had hij al geleefd voor tien. Sinatra was als gewone jongen uit een arme Italiaanse wijk in Hoboken, New Jersey, begin jaren 40 opgeklommen tot ’s werelds allereerste popidool. De combinatie van mierzoete strijkers, romantische teksten en zijn jongensachtige stem wisten miljoenen Amerikaanse tienermeisjesharten te raken. Sinatra verkocht in die tijd single na single, zong in musicalfilms en sleepte zijn jonge gezin van New Jersey naar sterrenstad Los Angeles. De Sinatrahysterie bereikte in 1944 haar hoogtepunt, toen bij een concert in New York zo’n 30.000 meisjes, die allemaal een plekje in een theater met 250 stoelen hoopten te bemachtigen, bijna slaags raakten met de politie.

Carrière in het slop

Het succes steeg Sinatra als dertiger naar zijn hoofd. Hij werd arrogant, vocht met roddeljournalisten en ging aan de lopende band vreemd. Het in de media geschetste beeld van vrouw Nancy als bedrogen hoedster van zijn drie kinderen deed Sinatra’s populariteit en dus ook zijn verkoopcijfers weinig goed. Zijn breed in de pers uitgemeten affaire met actrice Ava Gardner (1922-1990), al goed voor twee verslonden sterrenhuwelijken, was rond 1950 de doodsteek die ervoor zorgde dat hij zowel door de filmindustrie als door zijn platenlabel Columbia werd uitgekotst. Het waren andere tijden.

Terwijl Sinatra geld moest lenen om rond te komen bedroog Gardner, inmiddels zijn tweede vrouw en net zo wispelturig in de liefde als hijzelf, hem met de ene man na de andere. Jaloers en wanhopig achtervolgde hij haar tot aan Spanje, waar ze een relatie onderhield met een jonge toreador. Het ligt eraan welke biografie je leest, maar variërend van hevige depressies tot mislukte zelfmoordpogingen heeft Franks gedoemde liefde voor Ava zonder twijfel een destructief effect op zijn geestelijk welzijn gehad. Foto’s uit die tijd laten zien dat het toch al ranke mannetje graatmager was geworden.

Oscar én opnieuw een platencontract

Vanaf 1953 kwam daar eindelijk verandering in. Voor een met veel moeite verkregen bijrol in het oorlogsdrama From Here to Eternity won hij onverwacht een Oscar. En kort daarvoor had een manager van het platenlabel Capitol tegen het advies van zijn collega’s in de uitgerangeerde zanger een contract geboden. Het bleek een goede gok, artistiek én commercieel. Sinatra was inmiddels een andere man geworden. Hij had de valkuilen van het sterrendom en de liefde aan den lijve ondervonden en die levenslessen waren nu terug te horen in zijn stem. ‘The Voice’ was niet meer die van een meisjesidool, maar de diepe bariton van iemand die echt iets te vertellen had. De zestien elpees die Sinatra tussen 1953 en 1961 op Capitol uitbracht, worden als zijn beste werk beschouwd. Dit is ver voor het patserige ‘My Way’ (1969) dat de nadagen van zijn carrière zou inluiden. Elke Capitol-plaat werd zorgvuldig door Sinatra zelf rond een thema of in een bepaalde sfeer samengesteld: Songs for Swingin’ Lovers levert precies wat de titel belooft – nou ja, bijna dan –, Come Fly With Me beschrijft een vrolijke reis rond de wereld en Close to You is een verzameling intieme ballads onder begeleiding van een strijkkwartet.

‘Saloon singer’

Sinatra’s comeback ging gepaard met een tweeledig nieuw imago. Dat van de zelfverzekerde, romantische ‘swinger’ moet veel oude fans, inmiddels keurig getrouwd, hebben teruggewonnen. Maar veel interessanter was dat van de door het leven gegrepen ‘saloon singer’, voor het eerst gevestigd met de elpee In the Wee Small Hours (1955). Een paar maanden nadat Sinatra zijn Oscar won had Ava Gardner hem voorgoed verlaten. Volgens de overlevering belichaamde hij de zestien liedjes over onbeantwoorde en verloren liefde in die periode zo sterk dat hij ze in twee nachtelijke studiosessies perfect wist vast te leggen. De hoes past precies bij de muziek: we zien Sinatra in een nachtelijk verlaten straat, in donkergrijs pak met hoed, stropdas ietsjes los, leunend tegen een lantaarnpaal met een sigaret in de hand zijn liefdesverdriet overpeinzen.

Was hij vroeger vooral in trek bij meisjes, tijdens zijn Capitol-periode breidde Sinatra’s fanbase zich al snel uit tot jonge mannen. De als een Feniks herrezen ster met Lauren Bacall of Marilyn Monroe aan zijn arm was een mooi rolmodel, maar misschien konden ze zich wel het beste identificeren met de gevoelige ‘loser’. Volgens zijn autobiografie was B.B. King zo gek van Wee Small Hours dat hij vrijwel elke avond in slaap viel met de elpee onder zijn kussen: ‘You could hear all the hurt and happiness in his voice; you could appreciate how he put his life experience into his songs. He always sang the truth.’

Sinatra voor Sjors de Heuvel

Ik hoorde Sinatra voor het eerst rond 2001, toen ik een jaar of veertien was, in het tijdperk dat mp3-bestanden nog op fysieke dragers ‘illegaal’ met anderen werden gedeeld. Geen idee meer waarom precies, maar ik was geïntrigeerd. Ik ben muziekhandel Kroese in Nijmegen eeuwig dankbaar voor alle cd’s die ze voor een schijntje op voorraad hadden. De verkoper vroeg nog aan mijn twaalfjarige broer, die die dag Elvis tot zijn eerste liefde had verkozen, wat we toch moesten met dat truttige jaren 50-werk. Mijn broer zwichtte een paar maanden later al voor de ‘Fab Four’ uit Liverpool, maar voor mij was en bleef Sinatra ‘the epitome of cool’.

 

Anders dan andere popartiesten was Sinatra in mijn hoofd een man – geen jongen. Daarmee straalde hij een zekere wijsheid uit. Ook al is Paul McCartney nu diep in de 70 en heeft hij zichzelf muzikaal vele malen opnieuw uitgevonden, we zien hem toch het liefst als Beatle van eind twintig. Sinatra beleefde het hoogtepunt van zijn carrière pas als veertiger. Tegen die tijd was hij van zichzelf al imponerend genoeg: de personificatie van de ‘man’s man’ die volgens zijn eigen regels leefde, maar tegelijkertijd sterk genoeg was om zich ook van zijn kwetsbaarste kant te laten zien.

Als vijftienjarige vond ik zijn depressieve ballads aanvankelijk te langzaam. Maar na mijn eerste grote afwijzing – Avril Lavigne was anno 2002 meer haar smaak – begon de inhoud te dagen. Daarin zit volgens mij de tijdloze aantrekkingskracht van zijn ‘suicide songs’, zoals Sinatra zelf refereerde naar zijn platen over gefaalde liefde. Ze doen je beseffen dat je verdriet verre van uniek is, dat het misschien nog veel erger kan en – als je het achtergrondverhaal kent – je er ook weer bovenop kunt komen. Als ‘vader’ Frank het je vertelt, is het veel makkelijker aan te nemen dat het wel goed komt, terwijl een jongere artiest, uitzonderingen daargelaten, vaak aan de juiste levenservaring ontbreekt.

In totaal verschenen er vier albums met een soortgelijk thema. Where Are You? (1957) en No One Cares (1959) zijn prachtig, maar bij lange na niet zo groots opgezet als Sinatra’s persoonlijke favoriet: Only the Lonely. De hoes is weinig meer dan een zwart vlak, met daarop de titel, een kleurenmotief en aan de rechterkant een schets van Frank als de bijna kitscherige clown met de traan uit de opera Pagliacci. Achteraf is het vreemd dat de plaat het jaar daarop alleen de Grammy voor beste hoesontwerp zou winnen, want het ontbrak Sinatra en Capitol vooral qua inhoud niet aan ambitie.

De Capitol-opnamestudios in Los Angeles behoorden eind jaren 50 tot de technisch meest geavanceerde ter wereld. Het is lastig te achterhalen hoeveel musici precies meespeelden, maar het orkest was groter dan gewoonlijk en daarbij semi-klassiek opgezet. Nelson Riddle verzorgde de arrangementen, maar kon wegens een serie concerten met Nat ‘King’ Cole zelf niet aanwezig zijn. Daarom werd het orkest in de nachten van 24 en 26 juni 1958 geleid door Felix Slatkin, zelf klassiek violist en iemand met gevoel voor tsjaikovskiaanse dramatiek.

10 microfoons voor de monoversie

Voor de monoversie, toen de standaard, werden maar liefst tien microfoons opgehangen om elk detail goed vast te leggen. Stereo stond nog in de kinderschoenen, maar de drie microfoons (twee boven het orkest en een voor Franks stem) hebben hun werk uitstekend gedaan. Het mooie van opnamen uit de jaren 50 is dat er eigenlijk niet mee kon worden gerommeld. Wat je op een goed gemixte plaat zou moeten horen is een precieze weergave van wat er die dag in de studio heeft plaatsgevonden. De nieuwe stereomix van ‘mastering engineer’ Larry Walsh laat je voor het eerst recht de zaal in ‘kijken’. En dat doet je (opnieuw) beseffen waar deze musici, in slechts een paar takes en vrijwel zonder bewerking achteraf, toe in staat waren.

Met de openingtrack Only the Lonely wordt de toon meteen gezet, maar elk nummer op zichzelf voelt als een vijf minuten durende film, waarin Sinatra’s acteerwerk misschien wel het beste bewijs is dat hij zijn Oscar waardig was. In Angel Eyes speelt hij een feestganger die zijn liefdesverdriet tevergeefs probeert te verdringen.

https://www.youtube.com/watch?v=zzUVvr_XGzY

Sinatra wandelt in It’s a Lonesome Old Town door zijn herinnering aan een vervlogen liefde gedeelde stad en Good-by bevat alle ups en downs van een definitief afscheid. Zoals op vrijwel al zijn platen wisselde Sinatra enkele speciaal voor hem geschreven liedjes af met ouder werk uit de jaren ’30 en ’40. Natuur- en weersverschijnselen worden daarin vaak als dramatische metafoor voor emoties opgevoerd. Riddles arrangementen laten de trompet in Willow Weep for Me echt huilen, geven je het gevoel op zee te zijn in Ebb Tide en in Gone with the Wind wordt de wind door een groep fluiten tot epische hoogten verheven.

Aan het einde bevindt u zich in die oude kroeg waar midden in de nacht een piano zachtjes speelt. Het is al laat, u moet eigenlijk al lang naar huis, maar bent eigenlijk nog steeds niet klaar om uw herinneringen achter u te laten. Frank steekt zijn laatste sigaret op, laat de barman nog wat whisky bijschenken en zingt: ‘make it one for my baby, and one more for the road. The long, it’s so long. The long, very long…’ – totdat het licht dimt en hij in de duisternis verdwijnt.

Only the Lonely is puur Amerikaans melodrama en net als Frank Sinatra zelf ‘over the top’ en ‘larger than life’. Je moet er voor in de stemming zijn. Maar soms is het best fijn om dat oude zeer weer eens op te rakelen en je te laten omarmen door die warme stem en de deken van strijkers. Het Nederlandse winterweer, met zijn eigen huilende wind en regen, leent zich er perfect voor.