De jury van de Elsevier Weekblad/Johan de Witt-scriptieprijs voor geschiedenis heeft vier scripties genomineerd uit de dertien bachelor- en masterscripties die dit jaar zijn ingediend. De prijs wordt zaterdag 26 januari voor de vijfde keer uitgereikt.
De prijs voor de beste scriptie bestaat uit een bedrag van € 1.500,-, een boekenpakket en een jaarabonnement op Elsevier Weekblad. Ook wordt een aanmoedigingsprijs van € 200,- uitgereikt voor de beste bachelorscriptie. Een samenvatting van de winnende scriptie wordt gepubliceerd in Elsevier Weekblad en op de websites van Elsevier Weekblad en de vereniging Vrienden van De Witt (www.vriendenvandewitt.nl).
Uitreiking in De Vereeniging in Utrecht
De winnaar van de vijfde Elsevier Weekblad/ Johan de Witt-scriptieprijsvraag wordt zaterdag 26 januari vanaf 14.30 uur bekend gemaakt in een feestelijke bijeenkomst van de historische vereniging Vrienden van De Witt.
Plaats: sociëteit De Vereeniging aan de Mariaplaats 14 in Utrecht (vlakbij Centraal Station). Belangstellenden kunnen zich aanmelden bij info@vriendenvandewitt.nl. Toegang vrij.
De vier genomineerde scripties
‘Defaming the Dutch’, de masterscriptie van Lars de Bruin (Universiteit van Leiden), onderzoekt de negatieve beeldvorming over de Republiek der Nederlanden in Engeland in de tweede helft van de zeventiende eeuw.
De commerciële rivaliteit tussen de Republiek en Engeland speelde een grote rol in de internationale verhoudingen in de tweede helft van de zeventiende eeuw en leidde tot drie oorlogen tussen beide landen. Deze rivaliteit leidde in Engeland tot een negatief beeld over de Nederlander dat zich openbaarde in de pamfletten die vooral ten tijde van de oorlogen verschenen.
Laagheid en drankzucht
Het negatieve beeld appelleerde aan slechte karaktereigenschappen zoals trots, het streven naar eigenbelang, laagheid, saaiheid en drankzucht, die aan de Nederlanders werden toegeschreven. De oorsprong van dit negatieve beeld lag al in de periode van voor de oorlog en was gebaseerd op de geografische omstandigheden van de Republiek (laag bij de grond) en de moord op Engelse kooplieden op Ambon in het begin van de zeventiende eeuw.
Het anti-Hollandse beeld vertoonde duidelijke gelijkenis met de Zwarte Legende over het Spaanse rijk, die waarschijnlijk als voorbeeld voor de beeldvorming heeft gediend. Dit diepgewortelde beeld werd in de oorlog weer uit de kast gehaald om de publieke opinie te versterken.
Dit beeld was niet in staat om de publieke opinie te beïnvloeden, zoals bleek tijdens de Derde Engelse oorlog. De Glorious Revolution in 1688 zorgde ervoor dat het negatieve beeld over de Nederlanders enigszins positief werd bijgesteld. Maar sommige uitdrukkingen in het Engels nog altijd van anti-Hollandse sentimenten uit deze periode. Scriptiebegeleider was prof. dr. R.P. Fagel.
Nieuwsvoorziening in Gelderland
De masterscriptie van Marieke van Egeraat ( ‘Weeklies, writing, and whispers’, Universiteit Nijmegen) doet onderzoek naar de verschillende vormen van nieuwsvoorziening in Gelderland gedurende het begin van de zeventiende eeuw.
De eerste gedrukte periodieke kranten verschenen in het begin van de zeventiende eeuw. Deze kranten waren in tegenstelling tot de gangbare mening niet een vervanging van, maar een aanvulling op de traditionele wijze van informatievoorziening, zoals blijkt uit een analyse van de Arnhemsche courant, de persoonlijke correspondentie van regent Arent de Bye en de dagboeken van de onderwijzer David Beck.
De traditionele vorm was gebaseerd op persoonlijke communicatie via correspondentie of mondelinge mededelingen in de private of openbare ruimte. De kritische analyse van de correspondentie en het dagboek geeft inzicht in de wijze waarop betrokkenen aan hun informatie kwamen en deze beoordeelden.
Een belangrijke conclusie is dat de geloofwaardigheid van nieuwsvoorziening niet afhankelijk was van de verschijningsvorm maar van de betrouwbaarheid van de bron. Kranten hadden als nadeel dat ze anoniem waren, waardoor de geloofwaardigheid van brieven en mondelinge mededelingen van een betrouwbare bron door de ontvanger hoger werden ingeschat.
De beschikking over persoonlijke informatie was positief gecorreleerd met de sociale status van de ontvanger. Personen met een groot sociaal netwerk, zoals De Bye, baseerden hun oordeel op de in hun ogen meer geloofwaardige persoonlijke informatie. Betrokkenheid bij een specifiek onderwerp had een duidelijk effect op de behoefte aan informatie hierover. Uit de onderzochte gevallen bleek dat deze betrokkenheid persoonlijk, religieus getint of beroepsmatig kon zijn. Scriptiebegeleider was dr. J. Rosendaal.
Regent en veelzijdig wetenschapper
De wetenschappelijke en bestuurlijke activiteiten van de Amsterdamse regent Johannes Hudde staan centraal in de masterscriptie van Theo de Jong (‘The most versatile scientist, regent, and VOC director of the Dutch Golden Age: Johannes Hudde (1628 – 1704)’, Universiteit van Utrecht).
Johannes Hudde werd geboren als jongste zoon van een Amsterdamse regentenfamilie. Hij genoot een goede universitaire opleiding in Leiden en ontwikkelde zich tot een veelzijdig wetenschapper in de wiskunde en de natuurwetenschappen. Maar een speling van het lot zorgde er al snel voor dat Hudde zijn wetenschappelijke carrière moest inwisselen voor het uitvoeren van bestuurlijke functies binnen zijn geboortestad en bij de VOC gedurende de tweede helft van de zeventiende eeuw.
Die wisseling zorgde ervoor dat de persoonlijkheid van Hudde twee kanten kende: een wetenschappelijke en een bestuurlijke kant. Hij was een Cartesiaanse wetenschapper die zich ervan bewust was dat de nieuwe natuurfilosofie en filologie leidden tot een ondermijning van de autoriteit van de Bijbel en daardoor in botsing kwamen met het orthodoxe calvinisme.
Hudde koos vanwege zijn publieke functies openlijk voor het orthodoxe calvinisme. Maar achter de schermen beschermde hij de controversiële schrijvers, zodat hun werken ondanks een verbod van de Gereformeerde Kerk toch konden worden gepubliceerd. Het verbinden van wetenschappelijke theorie en de praktische toepassing was een belangrijke drijfveer in zijn bestuurlijke loopbaan. Zijn wetenschappelijke achtergrond stelde hem in staat om als burgemeester van Amsterdam en bestuurder bij de VOC technologische innovaties te beoordelen en te stimuleren, wat niet altijd tot het gewenste resultaat leidde. Scriptiebegeleiders waren prof. dr. R. Vermij en Dr. D. Baneke.
Een zaak van leven en dood
De masterscriptie van Lidewij Nissen (‘A matter of Life and Death’, Universiteit Nijmegen) onderzoekt de relatie tussen begrafeniscultuur en de opbouw van een identiteit voor het huis Nassau-Dietz in de zeventiende eeuw.
Het huis Nassau-Dietz is een zijtak van het huis Oranje-Nassau en leverde de stadhouders van de Noordelijke provincies met Friesland als thuisbasis. Deze stadhouders stonden gedurende de zeventiende eeuw in de politieke schaduw van de stadhouders uit het huis Oranje-Nassau. Het huis Nassau-Dietz had behoefte om zijn positie te bevestigen en gebruikte diverse sterfgevallen om zijn imago te verbeteren.
Een uitgebreide analyse van diverse testamenten, brieven, begrafenisprocedures en gedichten over deze sterfgevallen toont aan dat het huis Nassau-Dietz zich vooral profileerde als Friese stadhouders. Het stadhouderschap was de politieke functie waaraan zij hun machtspositie binnen de Republiek ontleenden.
Hun binding met het gewest Friesland komt constant naar voren in de documenten, zoals de begrafenisprocedures. Hiermee appelleerden ze doelbewust aan het nationale gevoel van de Friese bevolking. De Duitse achtergrond en bezittingen speelden daarbij geen wezenlijke rol. Andere aspecten waar de Friese stadhouders zich mee wensten te profileren waren hun connecties met andere Europese vorstenhuizen, hun familiegeschiedenis beginnend bij Willem Lodewijk, hun militaire verdiensten en persoonlijke offers tijdens de Tachtigjarige Oorlog en hun toewijding aan de Republiek.
Deze aspecten werden in de begrafenisceremonies breed uitgemeten. De calvinistische achtergrond en de vroomheid van het huis Nassau-Dietz kwamen opvallend minder uitgesproken naar voren in de bestudeerde documenten. De religieuze verdeeldheid binnen de Republiek heeft hierin mogelijk een rol gespeeld.
Scriptiebegeleider was dr. D. Raeymaekers.
Wie zaten er in de jury?
De Elsevier Weekblad/Johan de Witt-scriptieprijsvraag is bedoeld voor geschiedenisscripties die betrekking hebben op de Republiek der Nederlanden in de 17e eeuw. De jury bestond uit dr. P. Brandon (VU, Amsterdam), dr. G. de Bruin (UU, Utrecht), dr. M.A. Ebben (RUL, Leiden), prof. dr. L.E. Jensen (RU, Nijmegen), dr. J. Koopmans (RUG, Groningen), dr. A. Nobel (UvA, Amsterdam) en mevr. dr. I. Huysman, voorzitter (Huygens ING-KNAW). Secretaris is dr. L. de Jonge (WU, Wageningen).