Kranten en weekbladen worstelen met dalende oplages, maar toch is er reden tot optimisme over de journalistiek. Als Amerika een voorbode is, gaat de journalistiek een mooie tijd tegemoet.
Het zijn cruciale weken voor De Correspondent. Op 30 september eindigt het eerste jaar van de betaalde journalistieke website, en daarmee eindigen automatisch alle abonnementen die het initiatief verzamelde via crowdfunding. Het wordt spannend of de leden nog een jaar geld over hebben voor de (veelal lange) artikelen van de kleine redactie.
Wat de uitkomst voor De Correspondent ook wordt, het aanvankelijke succes van de site – en veel andere journalistieke initiatieven wereldwijd – is aanleiding voor optimisme. Ja, omzetten en oplages dalen nog steeds behoorlijk snel bij traditionele kranten- en weekbladuitgeverijen. De digitale inkomsten wegen nog niet op tegen de dalende inkomsten van print. Het is de laatste jaren daarom in de mode om erg somber te zijn over de journalistiek.
Her en der wordt zelfs om subsidie gevraagd om kranten en bladen in stand te houden. Maar die opvatting gaat totaal voorbij aan de nieuwe werkelijkheid.
Hoopvol
Het barst de laatste tijd van de succesverhalen in de journalistiek. De Amerikaanse nieuwswebsite Buzzfeed sleepte in augustus een investering binnen waarmee hij op bijna 650 miljoen euro werd gewaardeerd. Vorig jaar al kreeg concurrent Vice Media een investering van mediamagnaat Rupert Murdoch waarmee de waarde boven de 1 miljard euro uitkwam.
In de Verenigde Staten stappen veel technologieondernemers juist nu in de journalistiek. Een van hen is Marc Andreessen, die het onlangs had over ‘een nieuwe Gouden Eeuw voor de journalistiek’. Dat klinkt toch hoopvol uit de mond van iemand die als een van de eersten investeerde in succesbedrijven als Facebook, Twitter, Groupon en Airbnb.
Veel van de nieuwe successites verdienen hun geld met advertenties of met zogeheten gesponsorde inhoud: stukken gemaakt in opdracht van een adverteerder. Maar wat ook in opmars is: mensen lijken na jaren van gratis informatieconsumptie op internet bereid te betalen. Dat doen ze voor muziek en films via apps van Spotify en Netflix, en voor journalistieke producties ook steeds meer.
In Nederland is eerder dit jaar met succes de onlinekiosk Blendle gelanceerd, die zo’n 80.000 gebruikers heeft. Die betalen daar per artikel een paar dubbeltjes. De Correspondent heeft 30.000 leden die 60 euro per jaar betalen. NRC Handelsblad claimt enig succes met de betaalde app NRC Reader, al geeft het daarvan geen cijfers.
Klassieke media zijn minder succesvol met het invoeren van online-betaalmuren: alleen bij wereldmerken als The New York Times of nichemedia als Het Financieele Dagblad werkt dat.
Destructieve reflex
De bedrijven die het lastig hebben, zijn de uitgevers die aanvankelijk te lang vasthielden aan het comfortabele oude verdienmodel met abonnementen. Ze vertoonden daarmee de klassieke destructieve reflex bij marktleiders die worden geconfronteerd met een nieuwe technologie: zich te lang vastklampen aan de status- quo. Zo gingen fotorolletjesmaker Kodak en mobieltjesfabrikant Nokia ook ten onder.
Bij kranten en tijdschriften verandert er de laatste tijd veel in het denken. Ook zij maken de switch naar digitaal, vaak noodgedwongen en met vallen en opstaan. Of ze daarmee op tijd zijn om het te redden, zal snel genoeg blijken.
Duidelijk is inmiddels: online-succes bereik je niet door een inefficiënte organisatie koste wat het kost in stand te houden, maar door die organisatie aan te passen aan de nieuwe tijd. Daar werken waarschijnlijk minder mensen, en dat is erg vervelend voor degenen die daardoor hun baan verliezen. Maar voor de journalistiek hoeft dat niet erg te zijn.
Digitale distributie is veel efficiënter en goedkoper, dus is er simpelweg minder omzet nodig om journalistiek te bedrijven. Er kan relatief meer geld naar het ‘echte’ product, en er hoeft minder naar overhead.
Kwaliteit
Critici wijzen op het gebrek aan kwaliteit van de online-publicaties. Wie op Buzzfeed komt, ziet inderdaad veel lijstjes met onderwerpen als ‘De 50 meest iconische momenten van Beyoncé’. Maar Buzzfeed heeft sinds vorig jaar tientallen journalisten in dienst voor ‘serieuze’ nieuwsartikelen. In een afgelopen mei uitgelekt intern rapport van The New York Times werd Buzzfeed daarom al een van de belangrijkste concurrenten genoemd.
Vice gooide eerder deze maand hoge ogen met een online-documentaire over de Islamitische Staat vanuit Syrië. Dat had nog geen traditioneel medium aangedurfd. Die hebben al lang geen monopolie meer op kwaliteit, en bij online-media lijkt de investeringsbereidheid in goede journalisten vaak hoger.
Als inefficiënties in een bedrijfstak verdwijnen en oude manieren van werken overbodig worden, is dat niet per se reden tot bezorgdheid. Integendeel: de Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter had daarvoor een mooie term: creatieve destructie. Natuurlijk, er worden zaken overbodig als er een nieuwe technologie wordt geïntroduceerd, en natuurlijk is dat soms even pijnlijk.
Maar Schumpeter zag dat als de enige werkelijke bron van groei, ontwikkeling en welvaart. Waarom zou dat in de journalistiek anders zijn?