Geweld broeit voortdurend onder de oppervlakte in ‘Wie storm zaait’.
Soms heeft een roman zo’n stuwende kracht, dat je hem niet kunt neerleggen totdat de laatste pagina is gelezen. Wie storm zaait, de nieuwe woedende roman van T.C. Boyle, is er zo een.
Dat meeslepende komt niet per se door de hoofdpersonages. De twintiger Adam en de veertiger Sara zijn wat vreemde, ontspoorde Amerikanen die vastbesloten zijn om zich niets aan de overheid gelegen te laten liggen.
Het ligt ook niet aan de mooie taal. Boyle lijkt weinig zin te hebben in stilistische hoogstandjes. ‘Late zwarte duisternis, de kikkers doen kikkerdingen bij de kreek en de krekel idem in het hoge gras, geen ander geluid dat het gefluister van zijn laarzen,’ schrijft hij gehaast, alsof de duivel hem op de hielen zit.
Radicaal
Wat Wie storm zaait zo verslavend maakt, zijn de onverwachte wendingen én de drang naar onafhankelijkheid
die uit het verhaal spreekt. Dit is een gepassioneerde roman tegen de weekheid van het moderne Amerika, tegen ontbossing, tegen overheidsbemoeienis.
Geweld broeit steeds onder de oppervlakte. Dat is al merkbaar in het begin, als bij Adams vader Sten – oud-schooldirecteur en Vietnamveteraan – de stoppen doorslaan tijdens een tripje in Costa Rica. Sten laat een beroving van een toeristengroep aldaar niet over zijn kant gaan en keelt woedend een van de aanvallers, een kind nog.
Eenmaal thuis is Sten even de held, maar dan kantelt het verhaal radicaal. Deze roman is woest, rauw en gewelddadig, maar stemt ook tot nadenken.
Elsevier nummer 33, 15 augustus 2015