Godfried Bomans: uitvinder van houdbare humor

Evangelie was voor Bomans de mooiste mythe. Foto: KIPPA/ANP

Critici namen hem kwalijk dat hij zijn tijd ‘verdeed’ aan het maken van grappen en grollen, in plaats van eindelijk eens een ‘echte roman’ te schrijven. Maar vijftig jaar na zijn dood krijgt Godfried Bomans alsnog gelijk, schrijft Roelof Bouwman.

Roelof Bouwman (1965) is historicus en journalist. Hij schrijft wekelijks over politiek, geschiedenis en media.

In 1932 schreef de destijds vermaarde karikaturist en kunstcriticus Cornelis Veth (1880-1962) een boek met de titel De humor in de Nederlandsche litteratuur. Hij had het er aanvankelijk niet makkelijk mee, getuige zijn voorwoord:

‘Vrienden, met wie ik over het onderwerp van dit boekje sprak, hebben mij eenigszins verbaasd aangekeken en gemeend, dat er weinig humor in de moderne Nederlandsche letterkunde te vinden was. Een van hen ging zelfs zoo ver van te zeggen, dat het denkbeeld om zulk een onderwerp te behandelen, niet van humor ontbloot was.’

Veth liet zich door zijn vrienden echter niet van de wijs brengen. Was dat verstandig? Negentig jaar na verschijning laat zich vaststellen dat De humor in de Nederlandsche litteratuur een allesbehalve komisch boek is.

Humor in de Nederlandse letteren is schaars

Niet dat Veth het niet probeert. Hij prijst zelfs Louis Couperus, omdat die hier en daar geestig zou zijn geweest. Wat te denken van Couperus’ schets Ter Uwer Verjaring (1913), over zijn vijftigste geboortedag: ‘Ik schijn verleden Dinsdag, 10 Juni, vijftig jaar te zijn geworden. De verjaardag poogde al jaren het slachtoffer zoo min mogelijk onuitstaanbaar te zijn.’ ‘Voortreffelijk,’ oordeelt Veth, want ‘vol van weemoed en van scherts beide’.

Gelukkig maakt Veth in zijn boek ook een paar opmerkingen die beslist het overdenken waard zijn. Bijvoorbeeld wanneer hij schrijft dat de humor van populaire negentiende-eeuwse auteurs als Jacob van Lennep (bekend van onder meer De lotgevallen van Ferdinand Huyk), Mark Prager Lindo (Brieven en uitboezemingen van den Ouden Heer Smits) en Klikspaan (Studententypen) verjaard lijkt te zijn: ‘Al die zoogenaamde humoristische verhalen en verzen uit dien tijd zeggen ons niets meer. Er is overal te veel opzet.’

Hetzelfde geldt inmiddels voor de door Veth nog zo geprezen geestigheid van Louis Couperus. Zou het dan misschien zo zijn dat humor in de Nederlandse letteren niet alleen schaars is, maar ook nog eens zeer beperkt houdbaar?

Collega-schrijvers bekritiseerden Bomans onterecht

Op 22 december is het vijftig jaar geleden dat Godfried Bomans overleed. De auteur van onder meer Pieter Bas (1936), Erik of het klein insectenboek (1941), de tekststrip Pa Pinkelman (1945-1952) en talloze columns en andere bijdragen voor onder meer de Volkskrant en Elseviers Weekblad (van 1945 tot 1949 maakte Bomans tevens deel uit van de redactie) genoot bij het grote publiek een immense populariteit. Hij verkocht bij leven meer dan 2,2 miljoen boeken.

Veel collega-schrijvers namen het Bomans kwalijk dat hij zijn tijd ‘verdeed’ aan het maken van grappen en grollen, in plaats van eindelijk eens een ‘echte roman’ te schrijven. Ook de literaire kritiek was Bomans niet welgezind: zijn werk zou te oppervlakkig zijn en zijn personages meer typetjes dan karakters. Nooit won Bomans een belangrijke literaire prijs.

Het dubbeldikke kerstnummer van EW , vol diepgaande en verrassende interviews, achtergrondverhalen en reconstructies, ligt nu in de winkel!

Via onze webshop is het kerstnummer te bestellen (gratis verzending)

Maar toch. Voor een schrijver die nu al een halve eeuw niet meer onder ons is en die ook nog eens was gespecialiseerd in het doorgaans zeer bederfelijke genre van vermakelijk proza, doet Bomans het nog altijd uitstekend.

Bomans’ humor is wel degelijk tijdloos

In 2004 eindigde Bomans als nummer 48 in de verkiezing van de Grootste Nederlander. Erik of het klein insectenboek was in 2013 themaboek van het jaarlijkse evenement Nederland Leest. Een luxe, gebonden versie van het boek drong door tot de Bestseller 60 van de CPNB.

Dat gebeurde in 2019 ook met De Brandmeester, een Bomans-bloemlezing die verscheen in de prestigieuze dundrukreeks van uitgeverij Van Oorschot. Van Genieten in het gekkenhuis, een bundel met de beste Bomans-stukken uit Elsevier, verscheen tezelfdertijd een feestelijke achtste druk.

Hoeveel schrijvers van Bomans’ generatie kunnen nog op zoveel belangstelling rekenen? Sommige humor is wel degelijk tijdloos, het bewijs lijkt geleverd.