Marieke ten Katen merkt dat automobilisten met een tweedehandsje vaak op een denigrerende behandeling kunnen rekenen in het verkeer.
Uiterlijk doet ertoe in het verkeer. Althans, dat is mijn indruk sinds ik me alweer bijna twee jaar geregeld op ’s lands wegen begeef. Kort na het uitbreken van de coronacrisis, in april 2020, schafte ik een tweedehandsauto aan, omdat ik niet onnodig de schaarse plekken in het openbaar vervoer wilde bezetten en toch het drukke Amsterdam (destijds mijn woonplaats) wilde kunnen ontvluchten. Mijn eisen voor de auto waren niet al te hoog: maximaal 1.000 euro aanschafprijs, niet al te veel kilometers op de teller en als ik er een jaar leuk mee kon blijven rijden, was ik al gelukkig.
Abonnee worden?Dagelijks op de hoogte blijven van de laatste actualiteiten, achtergronden en commentaren van onze redactie? Bekijk ons aanbod en krijg onbeperkt toegang tot alle digitale artikelen en edities van EW.
Het werd een Citroën Saxo uit 2001. Nog geen 90.000 kilometer op de teller, de afgelopen jaren redelijk onderhouden en misschien dan wel niet een auto die snelheid uitstraalt, maar wel een die toch aardig bleek mee te komen bij het verkeerslicht – het was niet voor niks een sportuitvoering. Toch begon het me gaandeweg op te vallen hoe vaak ik werd belaagd door seinende auto’s die me van de linkerbaan van de snelweg probeerden te jagen en door bumperklevende auto’s die duidelijk maakten dat ik te langzaam optrok. Toppunt waren twee mannen in een bestelbusje die op de snelweg lachend naar mijn motorkap wezen, alsof ik zelf nog niet had gezien dat de lak daar flink was afgebladderd.
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen