De Hoge Raad zadelt het kabinet op met een onduidelijke box 3-uitspaak. Waar het lastig wordt, ontwijkt de Hoge Raad behendig de knagende vragen, schrijft Jeroen van Wensen.
De Hoge Raad heeft de vermogenstaks met de merkwaardige heffing over fictieve beleggingsrendementen afgeschoten. Dat valt op zich toe te juichen, want beleggers waren anders naar de Europese rechter gestapt. Dan zou box 3 nog jaren zijn omgeven met juridische onzekerheid.
Aan de andere kant had de Hoge Raad ook nog even kunnen wachten. Het kabinet wilde per 2027 al overgaan op een box 3-stelsel dat uitgaat van een heffing op werkelijk behaalde rendementen. Nu moet deze belasting overhaast worden ingevoerd, wat ook weer juridische onzekerheid oplevert. En intussen krijgt de Belastingdienst een ingewikkelde ‘hersteloperatie’ voor de kiezen.
In 2021 werden hogere fictieve rendementen voor beleggers in de wet opgenomen, nadat de Hoge Raad eerder dat jaar had bevolen het fictieve rendement voor spaarders te verlagen. Nu zegt de Hoge Raad dat het kabinet het arrest uit 2021 niet goed heeft begrepen. Daardoor valt dit fictieve rendement voor beleggers te hoog uit – het ligt op ongeveer 6 procent.
Door de uitspraak van de Hoge Raad krijgen beleggers geld terug voor de jaren sinds 2021 waarin hun werkelijke rendement onder 6 procent lag. Lag dit werkelijke rendement in enig jaar hoger, dan geldt maximaal de wettelijke 6 procent.
Test voor kabinet
Van de ongeveer 2,6 miljoen belastingplichtigen met box 3-vermogen, hebben er 1 miljoen uitsluitend spaargeld. De andere 1,6 miljoen hebben ook aandelen, obligaties, vakantiehuizen, verhuurde huizen, leningen verstrekt aan hun kinderen, enzovoorts. Dit betekent dat mogelijk 1,6 miljoen aangiftes moeten worden herzien. Voor de jaren 2021, 2022 en 2023. Een hels karwei, waarvan de massaliteit nauwelijks valt te overschatten.
Het stelt ook het vertrouwen op de proef dat het nieuwe kabinet zegt te stellen in de burger. Neem het vakantiehuis. Om daar het werkelijke rendement van te bepalen, moet een huiseigenaar de ontvangen huur opgeven. De fiscus kan lastig achterhalen hoe hoog de huurinkomsten waren.
Dus zal de verhuurder dat zelf moeten invullen bij de aangifte. Er bestaat kans op een foutje. En het is een reële mogelijkheid dat iemand een paar weken aan huurinkomsten niet opgeeft. Dat scheelt al gauw 36 procent belasting (het tarief in box 3). Het wordt een test voor het nieuwe kabinet: hoe streng moet de Belastingdienst controleren?
Kabinet in kwetsbare positie box 3
Wat de Hoge Raad valt aan te wrijven, is dat die halfslachtig werk heeft geleverd. De hoogste rechters hebben het nieuwe kabinet in een kwetsbare juridische positie geduwd.
In de uitspraak staat weliswaar omschreven waaruit werkelijk rendement bestaat: onder meer rente, dividend, waardestijgingen van aandelen en vastgoed. Maar waar het lastig wordt, ontwijkt de Hoge Raad behendig de knagende vragen. Want neem nogmaals een vakantiehuis: wanneer iemand een ton steekt in de verbetering ervan, is de waardestijging die dat oplevert dan belast of onbelast?
Het arrest geeft over deze en vergelijkbare kwesties geen uitsluitsel. Terwijl zulke zaken met ongeveer 600.000 huizen in box 3 schering en inslag zijn. Het levert voer op voor juristen en hoofdpijn voor het nieuwe kabinet.
Want hoe meer de uitspraak wordt geïnterpreteerd in het voordeel van beleggers, hoe hoger de toch al enorme compensatie van naar schatting 4 miljard euro uitpakt. Legt het kabinet de uitspraak in het nadeel van beleggers uit, dan is de kans groot dat die opnieuw naar de rechter stappen. En dan mag de Hoge Raad over een paar jaar uitleggen wat hij eigenlijk bedoelde in juni 2024. Net zoals de Hoge Raad in juni 2024 heeft uitgelegd wat hij eigenlijk bedoelde in 2021.