Vijfhonderdduizend werknemers verdienen maandelijks niet meer dan het minimumloon. Bij een voltijdsbaan komt dat voor iemand van 21 jaar of ouder neer op 1.653,60 euro bruto, exclusief vakantiegeld. Bij een 40-urige werkweek is dat 9,54 euro bruto per uur. In Europees perspectief best hoog. Alleen in Duitsland en Luxemburg verdient de minimumloner namelijk meer. En voor wie het binnenlands perspectief kiest: in de afgelopen tien jaar zagen de minimumloners hun koopkracht het meest stijgen van alle werknemers.
Maar de vakbonden vinden het minimumloon desondanks te laag. Zij pleiten voor een minimumloon van 14 euro per uur. En niet zonder reden. Wie de voor dit soort vergelijkingen relevante Kaitz-index erbij pakt, ziet het Nederlandse minimumloon juist onder aan de Europese ranglijst bungelen – met de Kaitz-index wordt het minimumloon afgezet tegen het doorsnee-loon.
Vijftien dollar per uur in de Verenigde Staten
Bovendien, zo zeggen de bonden, kunnen veel werknemers niet rondkomen. Kijk maar naar de huur- en zorgtoeslagen, die dienen als broodnodige inkomensaanvulling in veel huishoudens. En wie vreest voor te hoge loonkosten, kan terecht in de Verenigde Staten. Daar heeft een aantal staten en steden een minimumloon van 15 dollar per uur ingevoerd. Met als verrassend resultaat dat de werkgelegenheid niet is afgenomen. De hogere kosten vormen voor werkgevers geen reden om personeel op straat te zetten.
Toch overtuigen deze argumenten D66-minister Wouter Koolmees van Sociale zaken vooralsnog niet. Uit Amerika komen namelijk ook andere berichten: terwijl in een aantal staten de werkloosheid niet veranderde, steeg deze op andere plekken na een verhoging van het minimumloon juist wel.
En belangrijker: de AOW- en de bijstandsuitkering zijn gekoppeld aan het minimumloon. Stijgen de lonen, dan stijgen de uitkeringslasten. En daarmee komt de minister uit op de hamvraag: wie gaat dat betalen?