De overgang van thuis naar het verpleeghuis levert hoofdbrekens op voor ouderen en hun naasten. Hoe zit dat, en wie kan hulp bieden?
De organisatie van de ouderenzorg is een woud van regels, waarin ouders en hun kinderen nogal eens verdwalen. Atie Schipaanboord (62) van ouderenbond ANBO heeft het in de praktijk zien gebeuren dat naasten daardoor afzien van het aanvragen van een plek in een verpleeghuis. ‘Die vinden het te duur en te ingewikkeld, wat ertoe kan leiden dat mensen niet de zorg krijgen die ze nodig hebben,’ zegt Schipaanboord.
Veel hobbels bij de overstap
Het stemt overeen met de bevindingen in het onderzoek Van thuis naar het verpleeghuis, dat in 2019 is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid. Een deel van dat onderzoek spitste zich toe op de problemen die optreden op het moment dat een cliënt op de wachtlijst voor het verpleeghuis komt te staan. Er zijn drie kwesties die ouders en hun naasten dan huiverig maken: minder zorg thuis, een wisseling van het verpleegteam, en een hogere eigen bijdrage in de zorgkosten.
In jargon heet dit de zorgval. Hoewel de scherpste randen er in de afgelopen jaren zijn afgehaald, bestaat de zorgval nog steeds. Hoe staat het ervoor met dit hardnekkige probleem?
Indicatie nodig voor verpleeghuis
‘Bij mensen met dementie bijvoorbeeld zie je dat het thuis op een gegeven moment niet meer gaat. Iemand kan eigenlijk niet meer alleen zijn en alledaagse handelingen lukken niet meer,’ zegt Angela Driessen (48), woordvoerder van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Dat is de overheidsinstelling die bepaalt of iemand in aanmerking komt voor een plek in het verpleeghuis en daarvoor zogeheten Wlz-indicaties afgeeft.
Die indicatie, waarbij Wlz staat voor de Wet langdurige zorg, komt in beeld wanneer iemand intensieve zorg nodig heeft en die zorg ook 24 uur per dag dichtbij moet zijn, legt Driessen uit.
Naar welk ziekenhuis voor de beste zorg? EW stelde een ranglijst over 2020 samen
Stel dat een cliënt naar het verpleeghuis moet en daarvoor op een wachtlijst komt te staan, dan kan alvast verpleegzorg ‘aan huis’ worden geleverd. Maar vaak maakt een cliënt al gebruik van thuiszorg, via de gemeente of de zorgverzekeraar. Wie thuiszorg krijgt van de gemeente, valt onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en betaalt een eigen bijdrage van maximaal 19 euro per maand.
Eigen bijdrage omhoog
Kort gezegd richt de gemeente zich op thuiszorg zonder medische handelingen, zoals huishoudelijke hulp. Komt er wel medische zorg om de hoek kijken, dan valt de thuiszorg in de regel onder de zorgverzekeraar en is de Zorgverzekeringswet (Zvw) van toepassing. De eigen bijdrage hiervoor is niet hoger dan het eigen risico dat voor de zorgverzekering geldt: maximaal 385 euro per jaar. Of hoger, als voor een hoger eigen risico is gekozen.
Maar vanaf het moment dat een cliënt een Wlz-indicatie heeft – en op de wachtlijst voor een verpleeghuis terechtkomt – valt de benodigde thuiszorg niet meer onder de gemeente of zorgverzekeraar. De cliënt verhuist naar de Wet langdurige zorg, en een regionaal zorgkantoor is dan verantwoordelijk voor de zorg aan huis.
De eigen bijdrage die de cliënt dan moet gaan betalen, is afhankelijk van het inkomen en kan vele malen hoger uitvallen. De bijdragen lopen op van minimaal 24 euro per maand, naar een maximum van 753 euro per maand (bij een inkomen van 120.000 euro per jaar).
Eigenlijk telt vooral het inkomen, vermogen pas vanaf een miljoen
Vermogen telt in mindere mate mee. Een alleenstaande met een AOW-uitkering en 200.000 euro spaargeld, betaalt de minimale bijdrage. Hij of zij bereikt pas met 2,5 miljoen euro spaargeld de maximale bijdrage. Alleen spaargeld en beleggingen tellen mee, het eigen huis blijft buiten beschouwing.
De eigen bijdrage die tijdens de wachttijd geldt, is de afgelopen jaren verlaagd. ‘De angst voor de hoogte van de eigen bijdrage is daardoor niet altijd reëel,’ zegt Kelsey Benning (29) van kennisorganisatie Vilans. Zij werkte in 2019 mee aan het onderzoek naar de zorgval.
Dat onderzoek heeft mede geleid tot verbeteringen. Zo kon het gebeuren dat een cliënt volgens de gemeente 30 uur zorg per week nodig had, maar het zorgkantoor uitkwam op 25 uur per week. Door recente overheidsmaatregelen komt een versobering alleen in uitzonderlijke gevallen nog voor, zegt Driessen van het CIZ.
Andere verpleegkundige op de stoep
Daarnaast gebeurde het voorheen ook vaak dat het zorgkantoor andere zorgaanbieders onder contract had staan dan de gemeente of de zorgverzekeraar. De cliënt kreeg dan opeens een andere wijkverpleegkundige over de vloer. Ook dit is tegengegaan met recente overheidsmaatregelen.
De zorgval bestaat nog steeds, maar zou er niet meer toe hoeven te leiden dat ouderen (en hun naasten) afzien van het aanvragen van een plaats in het verpleeghuis. Op www.langdurigezorg.nl staat informatie over de overstap van thuis naar het verpleeghuis, en waar ouderen en hun naasten (gratis) ondersteuning kunnen krijgen.