Feature

Dit zijn de 500 grootste bedrijven van Nederland

Elk jaar neemt EW alle grote Nederlandse bedrijven onder de loep. Wat laat de nieuwste Top 500 zien over de economie?
13 november 2025Leestijd: 5 minuten

Bedrijven groeien, krimpen of verdwijnen door faillissementen. Zoals eind vorig jaar het ‘oude’ Blokker. Ook fusies, overnames en verplaatsing van hoofdkantoren hebben invloed.

Dit jaar leiden al die ontwikkelingen tot liefst 49 nieuwkomers in de lijst, onder meer bedrijven die de voorbije jaren hard groeiden onder de hoede van investeringsmaatschappijen.

Wat blijft, is dat de 500 grootste bedrijven van Nederland een flinke stempel drukken op de economie. De totale netto-omzet komt in de Top 500 van dit jaar uit op 1.450 miljard euro. Dat is overigens wel iets minder dan een jaar eerder. Toen boekten de 500 grootste bedrijven gezamenlijk zo’n 1.500 miljard euro aan netto-omzet.

Deze daling heeft een oorzaak: lagere energieprijzen. Veel bedrijven in olie en gas – of daaraan gerelateerde sectoren – zagen een terugval in omzet. Voorbeeld is oliehandelaar Vitol, de nummer 1.

Winst stijgt ondanks lagere omzet in de Top 500

Het verval bij dat bedrijf had forse invloed op de totale EW Top 500-omzet. Laat je de lijstaanvoerder buiten beschouwing, dan steeg de totale omzet wel. Individueel noteerden 313 van de 500 bedrijven meer omzet dan in het voorgaande jaar.

De opgetelde nettowinsten ­lieten een groei zien – van 51,8 miljard euro in de vorige editie naar ruim 60 miljard euro dit jaar. Het aantal medewerkers bleef redelijk stabiel op 2,5 miljoen.

In tegenstelling tot de algehele dynamiek in de lijst, blijft de kopgroep stabiel. Verzekeraar Achmea wist de top-10 binnen te dringen ten koste van uitzendbedrijf Randstad, dat naar plek 11 zakte. Verder wisselden binnen de top-10 alleen NN Group (nu op 8) en ASML (op 9) van plek.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

 

Financiële sector blijft motor van winstgroei in Nederland

Wel valt op dat het aandeel van de top-10 in de totale omzet in de loop der jaren is gedaald. Dit jaar was dat aandeel 49 procent, tegen 51,5 procent vorig jaar. Vijf jaar terug – toen Shell en Unilever nog een hoofdkantoor in Nederland hadden – was de top-10 goed voor 59 procent.

Ook verzekeraar Aegon (23) is geen onderdeel meer van die top. Het bedrijf verkocht de Nederlandse activiteiten en overweegt verhuizing naar de Verenigde Staten, waar het vooral actief is.

Ook zonder Aegon blijft de sector financiële dienstverlening prominent aanwezig, met liefst acht bedrijven in de top-20. Daaronder grootbanken als ING en Rabobank en de verzekeraars annex vermogensbeheerders NN Group en a.s.r.

Mede door hogere rentestanden groeide bij veel bedrijven in deze sector zowel de omzet als het resultaat. Financiële dienstverlening is in totaal goed voor 19 procent van de totale omzet en voor liefst 38 procent van de winst.

Landbouw en familiebedrijven vormen de ruggengraat van de economie

Naast de financiële dienstverlening eisen ook de sectoren landbouw en voedselverwerkende industrie, en groothandel een prominente rol op in de lijst. Met respectievelijk 77 en 67 bedrijven in de Top 500 zijn ze zelfs hofleveranciers. De sectoren kennen overigens enige overlap, want meerdere groothandelaren zijn actief in producten als voeding, bloemen en planten.

De EW Top 500 is een duidelijke weerspiegeling van de economische structuur van Nederland. Een dienstverlenend land met veel internationale handel en een bijzondere rol in de (weder)export van landbouwproducten.

Ook duidelijk: familiebedrijven zijn essentieel. Als het gaat om het eigendom van de bedrijven zijn families de grootste groep (189) in de Top 500. Veel van deze bedrijven hebben meerdere generaties aan het roer gehad. Kenmerkend zijn hun stabiliteit en winstgevendheid: ruim negen van de tien familiebedrijven noteerden een positief resultaat.

Zo komt de lijst tot stand

EW’s Top 500 bedrijven rangschikt de grootste bedrijven van Nederland naar netto-omzet. De lijst is gebaseerd op de omzetten over 2024, of – als die niet bekend waren op het moment dat de lijst werd samengesteld – op die uit 2023. Belangrijke gebeurtenissen in 2025 – denk aan fusies of overnames door bedrijven – zijn niet meegenomen. 

 

EW maakt bij het samenstellen van de Top 500 gebruik van cijfers uit database Company.info, die op haar beurt veel gegevens uit de Kamer van Koophandel gebruikt.

 

Verder zijn jaarrekeningen geraadpleegd en gegevens opgevraagd bij de bedrijven zelf. De informatie voor deze Top 500 is tot medio juli 2025 verzameld.Om in de lijst te komen, moet het hoofdkantoor van een bedrijf in Nederland zijn gevestigd. 

 

Een bedrijf mag zijn statutaire zetel naar het buitenland verplaatsen (zoals Aegon deed naar Bermuda) of elders belastingplichtig zijn (zoals Vitol, in Luxemburg), maar niet beide. Bedrijven die in het buitenland zijn opgericht, kunnen Nederlands worden als zij hun hoofdkantoor daadwerkelijk hier vestigen. Onder meer INGKA Holding (IKEA) deed dat.

 

Wie zich hier enkel ‘op papier’ vestigt, zoals autobouwer Stellantis, wordt niet opgenomen in de lijst. In de lijst staan Nederlandse bedrijven. Een bedrijf mag wel in handen zijn van een buitenlandse investeringsmaatschappij, maar niet van een buitenlandse branchegenoot, omdat wordt aangenomen dat het dan niet zelfstandig opereert.

 

Zo staat het Amsterdamse Booking.com niet in de lijst, omdat het in handen is van een Amerikaanse branchegenoot.

 

EW rekent tot de netto-omzet alle inkomsten die voortvloeien uit de hoofdactiviteit van het bedrijf. Bij verzekeraars zijn dat bruto premie-inkomsten plus beleggingswinsten, omdat beleggen onderdeel is van hun bedrijfsmodel.Bij banken gaat het om bruto rente-inkomsten en provisies.

 

EW vermeldt de nettowinst, dus na het betalen van winstbelasting. Omzet en winst worden vergeleken met die van een jaar eerder, om de daling of stijging weer te geven.In de lijst wordt ook het soort eigenaar vermeld. EW onderscheidt daarbij enkele categorieën.

 

Elk bedrijf waarvan aandelen verhandelbaar zijn op een openbare beurs, geldt als beursgenoteerd bedrijf (b). Coöperaties (c) hebben geen aandeelhouders, maar leden. Bij directeur-grootaandeelhouders (d) gaat het om directeuren die daarnaast minstens de helft van de aandelen hebben (dga’s).

 

Familiebedrijven (f) zijn bedrijven die voor minstens de helft in handen zijn van één of meerdere families.Andere bedrijven zijn in handen van één of meer investeringsmaatschappijen (i). Als de overheid de aandelen in handen heeft, gaat het om staats­bedrijven (s).

 

Daarnaast is er de categorie overig (o), voor bijvoorbeeld stichtingen, bedrijven in handen van het personeel (zoals Vitol en alle accountants- en ­advocatenkantoren in de lijst) en bedrijven waarvan de eigen­doms­situatie onbekend is.Soms is er overlap.

 

Bijvoorbeeld bij VTTI Holdings (op plek 275). In dat bedrijf hebben zowel investeerders als een ‘gewone’ onderneming een belang. Dan geldt: de partij met de meerderheid wordt als eigenaar gezien. In dit geval dus de investeerders.