De Europese Unie wil een economische inhaalslag maken. Die is dringend nodig, in een geopolitiek instabiel tijdperk. Maar dat betekent waarschijnlijk wel dat meer macht naar Brussel en de grotere lidstaten gaat.
De Europese Unie is geen militaire, geen politieke, maar wel een economische macht. De 450 miljoen inwoners vertegenwoordigen met iets meer dan 5 procent van de wereldbevolking 19 procent van het totale bruto binnenlands product (bbp) van de wereld.
Dat klinkt beter dan het is. Twintig jaar geleden was de EU nog goed voor 26 procent. De EU-bevolking krimpt en vergrijst. Economisch is er wel groei, maar minder dan in de Verenigde Staten en China. Dertig jaar geleden waren de Amerikaanse economie en die van de EU even groot, maar sinds 1993 steeg het bbp van de Amerikanen met 60 procent en dat van de EU met 30.
Cruciaal punt
Enrico Letta, oud-premier van Italië, kreeg van Spanje en België, achtereenvolgende voorzitters van de Europese Raad, de opdracht om uit te zoeken hoe de economie van de EU beter kan functioneren. Zeker in deze tijden van grote geopolitieke onzekerheid moet de economische macht niet verder achterop raken.
Vorige week verscheen zijn langverwachte rapport. Letta schrijft: ‘De EU staat op een cruciaal punt, geconfronteerd met veelzijdige economische bedreigingen die vragen om een strategische en samenhangende reactie.’
Hij keek vooral naar de interne markt van de Unie, met zijn vier vrijheden uit het Verdrag van Maastricht (1992): vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. Alleen door modernisering van die markt kan de EU weer aanhaken bij de koplopers, meent hij.
Europese kapitaalmarkt
Dat betekent bijvoorbeeld een andere kijk op mededinging. De EU heeft altijd willen voorkomen dat fusies en overnames grote jongens zo groot maakten, dat ze monopolist zouden worden. Maar alleen ‘Europese kampioenen’ kunnen op wereldschaal concurreren, iets wat nu onmogelijk is.
In zijn rapport, getiteld ‘Veel meer dan een markt’, noemt Letta de treinen als voorbeeld. Een interne markt voor hogesnelheidslijnen is er niet. De Eurostar die Amsterdam, Brussel en Parijs verbindt, is de enige verbinding die landsgrenzen passeert. Letta ziet 27 marktjes met eigen regels, kenmerken en bedrijven.
Hij wil de interne markt niet alleen harmoniseren, maar ook uitbreiden met sectoren die er nog buiten vallen: financiële diensten, telecom en energie. Schaalvergroting is noodzakelijk voor investeringen in 5G en 6G. Concentratie is ook essentieel in de energiesector, anders is omschakelen naar groene energie onmogelijk.
Daarnaast pleit hij voor een Europese kapitaalmarkt. Er staat 33 biljoen euro aan spaargeld bij Europese banken. Deze rijkdom komt niet ten goede aan de strategische behoeften van de EU, schrijft Letta. ‘Een zorgwekkende trend is de verschuiving van Europese middelen naar Amerikaanse vermogensbeheerders.’
Bureaula als grootste vijand
Een ‘Spaar- en Beleggingsunie’ moet particuliere spaargelden binnen Europa houden en het aantrekkelijker maken om te investeren in het continent. Dat betekent wel harmonisering van nationale faillissementswetgeving en winstbelasting én Europees toezicht op zo’n kapitaalmarkt.
De aanbevelingen zijn logisch. Maar nationale bevoegdheden moeten dan wel worden overgedragen aan de EU. Europese kampioenen zijn altijd voordelig voor landen met grote industrieën. Ook klinkt bij Letta de roep om staatssteun, die Brussel zou moeten herverdelen. Dat is niet per se een vooruitgang.
De EU staat voor een duivels dilemma. Geopolitieke versterking betekent veel meer macht voor Brussel én de grote naties. Toen Letta op 18 april zijn rapport presenteerde, begonnen Ierland en Luxemburg ook meteen te sputteren.
‘Mijn grootste vijand is de bureaula,’ zei Letta. Maar de huiver is wel begrijpelijk.